ECLI:NL:RBDHA:2022:3335

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
AWB 19/3033 en AWB 19/3034
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over asielaanvragen van Oekraïense eisers in het licht van de veiligheidssituatie in Oekraïne

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 maart 2022, worden de asielaanvragen van een Oekraïens gezin beoordeeld. De rechtbank behandelt de aanvragen van de eisers, die Oekraïense nationaliteit hebben, en die asiel hebben aangevraagd na hun vlucht uit Oekraïne. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen afgewezen, stellende dat het asielrelaas van de eisers ongeloofwaardig is. De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van de eisers geloofwaardig zijn, maar dat de problemen die zij hebben ondervonden niet als geloofwaardig worden beschouwd. De rechtbank wijst erop dat Oekraïne tot voor kort als een veilig land van herkomst werd aangemerkt, maar dat recente ontwikkelingen deze aanname onder druk zetten. De rechtbank geeft de staatssecretaris de gelegenheid om de bestreden besluiten nader te motiveren, gezien de gewijzigde situatie in Oekraïne. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op de beroepen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen in het licht van actuele veiligheidsomstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/3033 en AWB 19/3034

tussenuitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 28 maart 2022 in de zaken tussen

[eiser] , eiser, en

[eiseres], eiseres,
mede namens hun minderjarige kinderen:
[kind 1]en
[kind 2],
samen: eisers (gemachtigde: mr. A.M.J.M. Louwerse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. E. Söylemez).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 6 december 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder bepaald dat eisers Nederland onmiddellijk moeten verlaten en tegen hen een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaar.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Bij uitspraak van 15 januari 2018 [1] heeft deze rechtbank en zittingsplaats de beroepen ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 15 april 2019 [2] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het hoger beroep van eisers gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaken teruggewezen naar de rechtbank.
Op 4 juli 2019 heeft een enkelvoudige kamer de beroepen van eisers op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. van der Zijde. Na afloop van de zitting zijn de zaken voor verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer.
Eisers hebben op 29 augustus 2019, 11 oktober 2019, 11 februari 2020 en 8 juni 2020 nadere stukken overgelegd. Verweerder heeft op 30 maart 2020 een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten overgelegd van 27 december 2020.
Verweerder heeft op 10 augustus 2020 een verweerschrift overgelegd. Eisers hebben hierop op 11 augustus 2020 gereageerd.
Op 12 augustus 2020 heeft de meervoudige kamer de beroepen opnieuw op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Söylemez.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie over te leggen. Verweerder heeft deze informatie op 28 september 2020 overgelegd. Eisers hebben hierop gereageerd op 10 november 2020. Daarna heeft verweerder op 3 januari 2021 en hebben eisers op 1 februari 2021 nog een nadere reactie ingediend.
Partijen hebben desgevraagd aangegeven geen nadere zitting te wensen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eisers hebben de Oekraïense nationaliteit. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] , eiseres op [geboortedatum 2] . Eiser en eiseres zijn met elkaar gehuwd en hebben twee kinderen. [kind 1] is geboren op [geboortedatum 3] en [kind 2] is geboren op [geboortedatum 4] .
2.1
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij na een ongeval als reservist bij de 79ste brigade in [datum 1] is toegetreden tot militaire eenheid [#] van de Oekraïense contraspionagedienst (SBU). In de goederenhaven van [haven] , waar hij te werk was gesteld, is hij illegale wapenhandel op het spoor gekomen waarover hij heeft gerapporteerd. Eiser is op [datum 2] door degenen tegen wie zijn rapport was gericht aangehouden en naar de gevangenis gestuurd omdat hij eind 2015 zonder toestemming met zijn gezin naar Polen was gereisd. Eiser is op [datum 3] vrijgekomen, heeft op diezelfde dag Oekraïne verlaten en is naar Rusland gebracht, waar hij een tijdelijke verblijfsvergunning heeft geprobeerd te krijgen. Dit is niet gelukt, omdat hij geen antecedentenverklaring kon krijgen. Eiser is vervolgens door leden van de Russische inlichtingendienst (FSB) gevraagd om voor hen te gaan werken. Eiser heeft dit geweigerd. Samen met zijn echtgenote en beide kinderen heeft eiser op 23 februari 2016 [plaats 1] verlaten en is via Moskou en Polen naar Nederland gereisd.
2.2
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij zelf geen problemen heeft gehad die aanleiding gaven om Oekraïne te verlaten. Zij baseert haar aanvraag op die van haar echtgenoot. Nadat haar echtgenoot op [datum 2] naar zijn werk was gegaan, is eiseres gebeld door iemand waarvan zij wist dat die met haar echtgenoot heeft samengewerkt en die haar verzocht om zich gereed te maken voor vertrek. Nog diezelfde dag is zij met haar beide kinderen met een minibusje opgehaald en via [plaats 2] met nog twee andere gezinnen naar [plaats 1] in Rusland gebracht. Daar zag zij op 9 januari 2016 haar echtgenoot terug. Nadat haar echtgenoot vergeefs een tijdelijke verblijfsvergunning had proberen te krijgen, heeft eiseres zelf zo’n vergunning aangevraagd. Haar aanvraag is ook afgewezen omdat ook zij niet de benodigde antecedentenverklaring kon overleggen.
3. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit, herkomst en het huwelijk van eisers geloofwaardig. De problemen die eisers hebben ondervonden vanwege de werkzaamheden van eiser voor de inlichtingendienst heeft verweer niet geloofwaardig geacht. Daarbij heeft verweerder eisers niet gevolgd in hun verklaringen over eisers dienstneming bij de speciale eenheid, de terugkeer van eisers vanuit Polen en hun verblijf in Oekraïne, de aanhouding en detentie van eiser aldaar naar aanleiding van zijn rapportage over de door hem geconstateerde misstanden met betrekking tot wapenhandel, het vertrek van eisers naar en hun verblijf in [plaats 1] en hun aanvraag aldaar om een verblijfsvergunning en de afwijzing daarvan. Eisers komen daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van de artikelen 31 en 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw omdat verweerder Oekraïne heeft aangewezen als veilig land van herkomst. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat Oekraïne in hun specifieke omstandigheden toch niet veilig is.
4. Voor zover eisers hebben aangevoerd dat verweerder hun asielrelaas ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht, overweegt de rechtbank als volgt. Niet in geschil is dat eisers uitgebreid en doorgaans ook consistent hebben verklaard en dat verweerder hen derhalve ook niet heeft tegengeworpen dat zij tegenstrijdige verklaringen zouden hebben afgelegd. Zoals verweerder echter terecht heeft gesteld, betekent dit niet dat hun verklaringen reeds daarom geloofwaardig moeten worden geacht. Op basis van de door verweerder verrichte integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, waarbij verweerder ook de door eisers overgelegde documenten heeft betrokken, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eisers dusdanig bevreemdingwekkend zijn dat deze niet geloofwaardig zijn. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eisers verklaringen over zijn indiensttreding bij eenheid [#] van de SBU, een speciale militaire eenheid van de SBU, onvoldoende zijn. Eiser heeft niet goed kunnen verklaren waarom hij relatief makkelijk bij de SBU in dienst kon treden, terwijl hij niet meer geschikt was voor de actieve dienst en heeft daarnaast wisselende verklaringen afgelegd over wat hij heeft moeten doen met betrekking tot opleiding en training om in dienst te kunnen treden bij de SBU. Het door eiser overgelegde militaire boekje is weliswaar ‘waarschijnlijk echt’ bevonden, maar op de pagina’s die eisers relaas moeten onderbouwen heeft verweerder inconsistenties geconstateerd in de (ontbrekende) stempels. Eiser heeft dit niet weerlegd, zodat aan dit boekje niet de waarde kan worden gehecht die eiser wenst. Daarnaast weet eiser niet de naam van de officier waaraan hij zijn bevindingen over de misstanden met betrekking tot wapenhandel in de haven heeft gerapporteerd. Verweerder heeft dat bevreemdend kunnen achten nu dit het startpunt van eisers gestelde problemen is. Tot slot heeft verweerder ook eisers verklaringen over zijn ontsnapping en zijn vlucht naar Rusland niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft eiser kunnen tegenwerpen dat zijn verklaringen over zijn ontsnapping uit de gevangenis en het feit dat hij vervolgens naar Rusland is gegaan, het land waartegen hij had gestreden in het leger en dat hij niet vertrouwde, onwaarschijnlijk overkomen. Ook wekt het bevreemding dat eiser heeft verklaard dat hij de grens met Rusland eenvoudig heeft kunnen oversteken en het zogeheten ATO-gebied heeft kunnen passeren. Ten aanzien van eiseres heeft verweerder voorts niet aannemelijk kunnen achten dat zij, samen met haar minderjarige kinderen, op basis van een telefonisch verzoek van iemand waarvan zij alleen wist dat hij met haar man werkte, is vertrokken met een minibusje zonder te weten waar zij naartoe gebracht zouden worden. Ook heeft verweerder ongeloofwaardig kunnen achten dat zij toen ook het binnenlandse paspoort van haar man heeft afgegeven aan de chauffeur van dit busje. De beroepsgronden gericht tegen de geloofwaardigheidsbeoordeling slagen niet.
4. Eisers hebben voorts naar aanleiding van de conclusies van Bureau Documenten over het overgelegde document met nummer 408 een beroep gedaan op het arrest ZZ van het Hof van Justitie van 4 juni 2013. [3] Volgens eisers kan verweerder de stellingen van Bureau Documenten niet blijven tegenwerpen zonder inzicht te geven in wat er inhoudelijk zou mankeren aan de opmaak en afgifte van het document. Het op deze manier tegenwerpen van geheime informatie is in strijd met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Door zo te handelen is het voor eisers niet mogelijk om te bepalen op welk vlak zij een contra-expert moeten inschakelen.
4.1
De rechtbank overweegt dat in de vertaling van document 408 staat dat de Oekraïense Veiligheidsdienst een opsporingsbericht heeft uitgevaardigd voor eiser, omdat hij zich zou onttrekken aan het onderzoek van het parket. Bureau Documenten heeft op 21 april 2017 geconcludeerd dat het document niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie. “
Middels voortschrijdend inzicht is bij nader vergelijkend onderzoek gebleken dat het document voor wat betreft de opmaak en afgifte afwijkt van bij Bureau Documenten intern bekende informatie”, aldus Bureau Documenten.
4.2
Los van de vraag of verweerder zich kan beroepen op de conclusies van Bureau Documenten, heeft verweerder zich ook uitgelaten over de inhoud van het document. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank al dat dit document eisers relaas niet kan onderbouwen. Zelfs als wordt uitgegaan van de juistheid van de inhoud, volgt hieruit enkel dat eiser zich aan een strafrechtelijk onderzoek zou onttrekken. Uit het document blijkt niet waarop dat onderzoek ziet en of dit past in eisers asielrelaas. Gelet op het oordeel van de rechtbank over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eisers, ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder te verzoeken nader inzicht te geven in de beoordeling van document 408. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Gelet op het voorgaande kan wat partijen naar voren hebben gebracht naar aanleiding van het onderzoek door het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) onbesproken blijven.
6. Oekraïne was aangewezen als veilig land van herkomst, met uitzondering van de gebieden die niet onder de effectieve controle stonden van de centrale autoriteiten. Zoals uit de overwegingen hiervoor volgt, heeft verweerder in het asielrelaas van eisers niet ten onrechte geen reden gezien om Oekraïne voor eisers niet veilig te achten. Gelet op de recente ontwikkelingen kan echter niet meer worden uitgegaan van het algemene uitgangspunt dat Oekraïne een veilig land van herkomst is. Daarom bevatten de bestreden besluiten een motiveringsgebrek en verweerder dient de besluiten op dit punt aanvullend te motiveren of te wijzigen.
6.1
De rechtbank doet daarom een tussenuitspraak om verweerder in de gelegenheid te stellen die aanvullende motivering te geven of de bestreden besluiten te wijzigen. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
6.2
Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van deze gelegenheid. Als hij dat doet, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken daarop te reageren. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de termijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op de beroepen.
6.3
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op de beroepen. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de bestreden besluiten nader te motiveren of te wijzigen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de bestreden besluiten nader te motiveren of te wijzigen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, voorzitter, en mr. W.B. Klaus en
mr. S. Mac Donald, rechters, in aanwezigheid van mr. M. Schaap-Huijsmans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2022.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Voetnoten

1.Zaaknummers: NL17.14331 en NL17.14333.
3.ECLI:EU:C:2013:363.