In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers [eisende partij sub 1 c.s.] en [eisende partij sub 3 c.s.] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] met betrekking tot een dakterras dat door gedaagde is aangelegd. De eisers stellen dat het dakterras in strijd is met artikel 5:50 lid 1 BW, omdat het dakterras binnen twee meter van de erfgrens van de naburige erven is gelegen en daardoor leidt tot onrechtmatige inkijk in hun tuinen. De rechtbank heeft op 29 maart 2022 mondeling uitspraak gedaan en geoordeeld dat het dakterras inderdaad in strijd is met de wet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het oude balkon van gedaagde meer dan twintig jaar aanwezig was, waardoor de vordering van eisers voor dat deel verjaard is. Echter, de uitbreiding van het dakterras is niet verjaard en de rechtbank heeft gedaagde veroordeeld om het dakterras terug te brengen naar de afmetingen van het oude balkon. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verleende omgevingsvergunning gedaagde niet vrijwaart van civielrechtelijke aanspraken van derden. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van eisers begroot op € 2.342,39 en gedaagde veroordeeld in deze kosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Hartendorp en is openbaar uitgesproken op 8 april 2022.