ECLI:NL:RBDHA:2022:3241

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
FT RK 22/108
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot faillietverklaring op basis van summierlijk vorderingsrecht en steunvorderingen

In deze zaak hebben verzoekers op 11 februari 2022 een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van verweerder. De rechtbank heeft het verzoek op 8 april 2022 afgewezen. Verzoekers stelden dat zij een vordering uit hoofde van een geldleningsovereenkomst op verweerder hebben, met een resterende hoofdsom van € 39.000,-. Daarnaast werd een steunvordering ingediend, waarbij werd gesteld dat de dochter van verzoekers, tevens ex-echtgenote van verweerder, een regresvordering heeft op verweerder. Verweerder erkende de vordering tot een bedrag van € 34.750,-, maar betwistte de steunvorderingen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in raadkamer op 22 maart en 5 april 2022, waarbij beide partijen zijn gehoord.

De rechtbank oordeelde dat voor een faillietverklaring summierlijk moet blijken van de faillissementstoestand, wat inhoudt dat er meerdere schuldeisers moeten zijn en dat de schuldenaar niet meer betaalt. De rechtbank concludeerde dat, hoewel verzoekers summierlijk hun vorderingsrecht konden aantonen, de steunvorderingen niet summierlijk konden worden vastgesteld. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er geen voldoende bewijs was voor de steunvorderingen, en heeft daarom het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter R. Cats, in samenwerking met griffier C.R. Cortenbach-van der Lek.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/625007 / FT RK 22/108
vonnis van 8 april 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
[verzoeker] en [verzoekster],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers,
advocaat: mr. G. Janssen,
tegen
[verweerder] (hierna: [verweerder]),
wonende te [woonplaats],
verweerder.
Waar deze zaak over gaat
Verzoekers hebben een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerder. Dit verzoek wordt door de rechtbank afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Verzoekers hebben op 11 februari 2022 een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van [verweerder] .
1.2.
Het verzoekschrift is op 22 maart en 5 april 2022 behandeld in raadkamer. Bij die gelegenheden zijn verschenen en gehoord:
- mr. Janssen, voornoemd,
- [verweerder], voornoemd.
1.3.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de volgende stukken:
- een ter zitting van 22 maart 2022 door mr. Janssen overgelegde akte met een drietal producties;
- een ter zitting van 5 april 2022 door [verweerder] overgelegde print screen van de Regionale Belasting Groep.
1.4.
De uitspraak is, bij vervroeging, bepaald op heden.

2.Standpunten van partijen

2.1.
Verzoekers stellen een vordering uit hoofde van een geldleningsovereenkomst op [verweerder] te hebben. De resterende hoofdsom bedraagt € 39.000,-, te vermeerderen met rente en de kosten van de faillissementsaanvraag. Als steunvordering hebben verzoekers gesteld dat hun dochter -tevens ex-echtgenote van [verweerder] - een regresvordering op [verweerder] heeft, omdat zij de totale vordering van de Rabobank ad € 48.000,- heeft betaald terwijl [verweerder] voor de helft van deze schuld aansprakelijk is. Deze aansprakelijkheid vloeit voort uit de omstandigheid dat de Rabobank dit krediet aan de vennootschap onder firma heeft verstrekt waarvan [verweerder] en zijn ex-echtgenote vennoten zijn geweest, en die [verweerder] als eenmanszaak heeft voortgezet. Als tweede steunvordering hebben verzoekers gesteld dat [verweerder] een vordering van de Regionale Belasting Groep (hierna: RGB) onbetaald laat.
2.2.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij erkent de vordering van verzoekers tot een bedrag van € 34.750,-, maar betwist dat sprake is van steunvorderingen. De gestelde regresvordering van zijn ex-echtgenote moet worden meegenomen in een aparte afzonderlijke procedure met betrekking tot de afwikkeling van de vennootschap onder firma (vof), waarbij volgens [verweerder] ook andere financiële verplichtingen over en weer moeten worden afgewikkeld. Wanneer die afwikkeling in volle omvang wordt bezien, is het in dat verband niet zijn ex-echtgenote die een vordering op hem heeft, maar heeft hij juist een vordering op haar. Ten aanzien van de gestelde steunvordering van de RGB heeft [verweerder] een print screen overgelegd, waaruit blijkt dat hij op 4 april 2022 geen openstaande schulden aan de RGB heeft.

3.De beoordeling

Bevoegdheid

3.1.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verweerder] in Nederland ligt.
Het beoordelingskader
3.2.
Voor een faillietverklaring is vereist dat summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen (de faillissementstoestand). Om deze toestand te kunnen aannemen, moet zijn voldaan aan twee voorwaarden; (1) er moet sprake zijn van meerdere schuldeisers (pluraliteit) en (2) de schuldenaar betaalt niet meer. Indien, zoals hier, het verzoek tot faillietverklaring door een schuldeiser wordt gedaan, is daarnaast nog vereist dat summierlijk van dat vorderingsrecht is gebleken. Er is sprake van ‘summierlijk blijken’ indien uit kort en eenvoudig onderzoek de faillissementstoestand en de vordering van de verzoeker blijken. Voor een uitgebreid onderzoek is in een faillissementsprocedure geen plaats.
Summierlijk blijken van het vorderingsrecht van verzoekers
3.2.1.
[verweerder] heeft op de zitting van 22 maart 2022 de vordering van verzoekers voor een bedrag van € 34.500,- erkend. De rechtbank is van oordeel dat hiermee summierlijk blijkt van het vorderingsrecht van verzoekers.
Pluraliteit
3.2.2.
[verweerder] heeft het bestaan van de gestelde steunvorderingen gemotiveerd betwist. De rechtbank komt niet onaannemelijk voor dat de gestelde (regres-)vordering van de ex-echtgenote van [verweerder] onderdeel uitmaakt van de afwikkeling van een vof tussen [verweerder] en zijn ex-echtgenote. Echter, niet is gebleken dat een volledige afwikkeling, dus een afwikkeling waar ook verdere vermogensbestanddelen van de vof worden betrokken, ook tot een vordering van de ex-echtgenote op [verweerder] zal leiden. De in dit verband gestelde steunvordering laat zich dan ook niet summierlijk vaststellen. Ten aanzien van de gestelde vordering van het RGB heeft [verweerder] een uitdraai van de website van het RBG overgelegd waarop de datum 4 april 2022 staat vermeld, alsmede: “Te betalen: € 0,00”. Van de zijde van verzoekers zijn geen stukken overgelegd waaruit kan blijken dat die uitdraai niet juist is en dat het RBG (nog) wel een vordering op [verweerder] heeft. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet summierlijk is gebleken van een steunvordering en zal daarom het verzoek afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot faillietverklaring van [verweerder], voornoemd, af.
Dit is de beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 april 2022.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij griffie van het gerechtshof in Den Haag.