ECLI:NL:RBDHA:2022:3176

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
9352859 RL EXPL 21-12269
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkorting vordering door Media Markt in verband met coronamaatregelen

In deze zaak vordert de huurder, Media Markt, huurkorting vanwege een gedwongen sluiting van een winkel als gevolg van de coronamaatregelen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis overwogen dat Media Markt inzage moet geven in de omzetcijfers van de aan haar gelieerde webshop. De rechter oordeelt dat, gezien de groei van Media Markt als concern door de coronacrisis, het niet redelijk is om alleen naar het omzetverlies van de fysieke winkel in Den Haag te kijken bij de beoordeling van onvoorziene omstandigheden die een huurprijsvermindering rechtvaardigen. Media Markt heeft een huurovereenkomst met Nedvest voor een pand in Den Haag, waar zij een winkel exploiteert. Door de coronamaatregelen is de winkel van 15 december 2020 tot 28 april 2021 gesloten geweest. Media Markt heeft in deze periode een omzetdaling van gemiddeld 56,2% ervaren. De kantonrechter benadrukt dat bij de beoordeling van de huurprijsvermindering ook de online omzet van Media Markt betrokken moet worden, aangezien deze omzet is gegroeid tijdens de coronacrisis. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij Media Markt wordt verzocht om aanvullende omzetcijfers te overleggen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
RvV/CD
Zaak-/rolnummer: 9352859 RL EXPL 21-12269
10 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDIA MARKT SATURN HOLDING NEDERLAND B.V.,gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eisende partij,
gemachtigden: mrs. D.A.W. van Dijk en B.E.P. Klootwijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDVEST B.V.,
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Uithoorn,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. V.G.J. Boumans.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Media Markt’ en ‘Nedvest’.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 8 juli 2021;
  • de conclusie van antwoord;
  • de akte vermeerdering van eis, tevens akte houdende overlegging producties, van de zijde van Media Markt,
  • de akte houdende producties van de zijde van Nedvest;
  • de in het geding gebrachte producties.
1.2.
Op 26 januari 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens Media Markt zijn verschenen: [naam 1] ( [functie] ), [naam 2] ( [functie] ) en [naam 3] ( [functie] ), bijgestaan door mr. D.A.W. van Dijk en mr. B.E.P. Klootwijk. [naam 4] is namens Nedvest verschenen, bijgestaan door mr. M. Elshof en mr. V.G.J. Boumans. Door zowel Media Markt als Nedvest zijn ter zitting spreekaantekeningen overgelegd. Van het overige dat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht, heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Deze aantekeningen bevinden zich in het griffiedossier.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
Nedvest is eigenaar van het pand aan de [adres] te [plaats] . Ten aanzien van dit pand bestaat tussen Media Markt en Nedvest sinds 2000 een huurovereenkomst. Op basis van de tussen Media Markt en Nedvest gesloten huurovereenkomst is Media Markt op dit moment een bedrag van € 1.214.536,20 (exclusief BTW) per jaar aan huurpenningen verschuldigd aan Nedvest.
2.2.
Media Markt is de Nederlandse holdingmaatschappij van een internationale winkelketen gespecialiseerd in consumentenelektronica. Media Markt heeft 49 (fysieke) vestigingen en één webshop in Nederland. De 49 vestigingen en de webshop zijn ondergebracht in 50 afzonderlijke B.V.’s (waarvan Media Markt 100% aandeelhouder is). Eén van de vestigingen bevindt zich in het hiervoor genoemde pand in [plaats] . De exploitatie van de in dit pand gevestigde winkel wordt verricht door Media Markt Den Haag B.V. (hierna: Media Markt Den Haag).
2.3.
In verband met de uitbraak van het coronavirus zijn vanaf 15 maart 2020 diverse maatregelen genomen door de overheid. Eén van die maatregelen betrof het advies om zoveel mogelijk thuis te blijven en alleen naar de winkels te gaan als dit strikt noodzakelijk was.
2.4.
Na het afkondigen van de overheidsmaatregelen zijn partijen in gesprek gegaan over de betaling van de huurpenningen. Media Markt en Nedvest hebben vervolgens op 6 mei 2020 afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn neergelegd in de “Rider 3” (hierna: de allonge 2020). In de allonge 2020 is het volgende, voor zover op dit moment relevant, opgenomen:
“(…)
Article 1 – Lessee’s payment obligations
1.1. [
Nedvest] grants [Media Markt] - for the period from April 2020 to the end of September 2020 - postponement of the fulfilment of the latter's payment obligation, namely in respect of 50% of the rental amounts (incl. VAT). (…).
1.2.
The Parties will make arrangements during the month of September 2020 about the payment obligations referred to in Article 1. 1. for which payment postponement has been granted.
(…)
2.2.
The Parties are of the opinion and lay down that as far as the Parties can foresee as at the date of signing this agreement, the arrangement that has been made part of this Rider/agreement means that [Nedvest] has made sufficient allowance for [Media Markt] situation.”
2.5.
Vanaf april tot en met september 2020 heeft Media Markt 50% van de huur voldaan aan Nedvest. De huurpenningen over de periode vanaf oktober tot en met december 2020 heeft Media Markt volledig aan Nedvest voldaan.
2.6.
Op 14 december 2020 heeft de overheid een aantal nieuwe maatregelen getroffen om de (nieuwe) uitbraak van het coronavirus tegen te gaan, waaronder de sluiting van niet-essentiële winkels. Dit heeft ertoe geleid dat de vestiging van Media Markt Den Haag vanaf 15 december 2020 voor publiek gesloten bleef.
2.7.
Op of omstreeks 15 december 2020 heeft het moederbedrijf van Media Markt (Ceconomy) haar jaarverslag over het financiële boekjaar 2019/2020 gepubliceerd. Daarin is, voor zover relevant, het volgende te lezen:
“(…) we very successfully and quickly redirected our resources and activities from the stationary business to online retail.
(…)
Our action in the COVID-19 pandemic is reflected in our figures. Our business recovered gratifyingly quickly after the lockdown phase – so quickly that we grew considerably in the second half of our financial year compared with the previous year. In addition, we are seeing persistently strong demand in various product categories, such as home office equipment and home entertainment. We therefore built on the good development that we saw in the first five months of this financial year before coronavirus, and ultimately closed the financial year better than expected.
(…)
The positive sales trend was chiefly influenced by the growth in Spain, the Netherlands, Italy and Belgium. (…) The Netherlands benefited in particular from significant growth in the online business, which is partly attributable to a low basis for comparison.
(…)
In financial year 2019/2020, online sales increased significantly by 43.2 per cent to €4.2 billion. (…) Strong online momentum was also visible in countries that were not affected by temporary store closures in response to COVID-19.
(…)”
2.8.
Diezelfde dag is er op de website nu.nl een nieuwsbericht verschenen waarin te lezen is dat Ceconomy de verwachting heeft uitgesproken dat de brutowinst in het boekjaar 2020/2021 zal stijgen naar een bedrag tussen de 320 en 370 miljoen euro.
2.9.
Media Markt heeft Nedvest op 24 december 2020 te kennen gegeven dat zij genoodzaakt is om haar betalingsverplichtingen op te schorten omdat sprake is van een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.10.
In januari 2021 heeft Media Markt 50% van de verschuldigde huurpenningen voldaan aan Nedvest.
2.11.
Nedvest heeft in een e-mail van 26 januari 2021 aan Media Markt geschreven dat Media Markt verplicht is om de volledige huurpenningen aan Nedvest te betalen.
2.12.
Op 10 februari 2021 heeft Nedvest een factuur verzonden aan Media Markt. In deze factuur is door Nedvest een bedrag van € 364.860,92 (inclusief BTW) in rekening gebracht bij Media Markt. Dit bedrag ziet op het restant van de huur over de maanden april tot en met september 2020.
2.13.
In februari 2021 heeft Media Markt de volledige huurpenningen betaald aan Nedvest. In maart 2020 25% van de huurpenningen.
2.14.
In een brief van 21 maart 2021 heeft Nedvest Media Markt gesommeerd om volledig en onverkort aan haar betalingsverplichtingen te voldoen.
2.15.
In reactie op de hiervoor besproken brief van Nedvest, heeft Media Markt in een brief van 26 maart 2021 geschreven, dat zij hard getroffen wordt door de afgekondigde maatregelen en dat zij nadere betalingsafspraken met Nedvest wenst te maken. In dit verband heeft Media Markt voorgesteld om 50% van de verschuldigde huur aan Nedvest te betalen alsmede om Nedvest inzage te verschaffen in de omzetcijfers van van Media Markt Den Haag.
2.16.
Vanaf 28 april 2021 mocht de vestiging van Media Markt Den Haag weer open, zij het met inachtneming van bepaalde restricties, zoals het treffen van hygiënemaatregelen en het scheiden van verkeersstromen van publiek.
2.17.
Op 26 mei 2021 heeft Media Markt Nedvest inzage verschaft in omzetgegevens van Media Markt Den Haag over de periode vanaf januari 2019 tot en met april 2021. Media Markt heeft zich nadien jegens Nedvest op het standpunt gesteld dat zij over de periode vanaf maart 2020 tot en met april 2021 te maken heeft gehad met een gemiddelde omzetdaling van 27,6% en dat deze omzetdaling gemiddeld 59% bedroeg over de periode vanaf december 2020 tot en met april 2021.
2.18.
Nedvest heeft daarna aan Media Markt een huurkorting voorgesteld van één maand huur, mede omdat Media Markt volgens Nedvest geen inzage verschaft in haar omzetgegevens uit internetverkopen. Media Markt heeft vervolgens een tegenvoorstel gedaan. Nedvest heeft dit tegenvoorstel niet geaccepteerd.
2.19.
Op 18 juni 2021 heeft Media Markt een bedrag van € 648.736,50 aan opgeschorte huur betaald aan Nedvest.
2.20.
In een brief van 25 juni 2021 heeft Media Markt de huurovereenkomst opgezegd tegen 30 juni 2022.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
Media Markt vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. te verklaren voor recht dat in de onderhavige situatie als gevolg van de coronacrisis, sprake is van een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 lid 1 BW ten gevolge waarvan de tussen Media Markt en Nedvest bestaande huurovereenkomst tijdelijk dient te worden gewijzigd door middel van een vermindering van de overeengekomen huurprijs; en
II. over de periode waarin sprake was van voormelde onvoorziene omstandigheid, zijnde de periode vanaf maart 2020 tot en met december 2021, de huurprijs op basis van het ‘share the pain’-principe te verminderen conform de formule: (de huurprijs minus het gedeelte van de TVL dat aan de huur wordt toegerekend) x procentuele omzetdaling x 50%, derhalve met een bedrag van € 249.268,37 (excl. BTW); dan wel
III. over de periode waarin sprake was van voormelde onvoorziene omstandigheid, zijnde de maanden december 2020 tot en met april 2021 en de maand december 2021, de huurprijs op basis van het ‘share the pain’-principe te verminderen conform de formule: (de huurprijs minus het gedeelte van de TVL dat aan de huur wordt toegerekend) x procentuele omzetdaling x 50%, derhalve met een bedrag van € 169.588,70 (excl. BTW); dan wel
IV. over de periode waarin sprake was van voormelde onvoorziene omstandigheid, zijnde de maanden december 2020 tot en met april 2021 en de maand december 2021, of een door de kantonrechter te bepalen periode, de huurprijs te verminderen met een door de kantonrechter te bepalen bedrag, vast te stellen in percentages of bedragen, zodat de huurprijsvermindering in een redelijke verhouding staat tot het nadeel dat Media Markt Den Haag als gevolg van de coronacrisis gedurende deze periode lijdt;
subsidiair:
V. te verklaren voor recht dat in de onderhavige situatie als gevolg van de coronacrisis, een onverkort beroep van Nedvest op volledige betaling van de huurprijs c.q. het door Nedvest verlangen van onverkorte nakoming van de betalingsverplichting uit de huurovereenkomst in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW en de huurovereenkomst op grond van artikel 6:248 lid 1 BW dient te worden aangevuld c.q. gewijzigd door middel van een vermindering van de overeengekomen huurprijs; en
VI. over de periode waarin een onverkort beroep van Nedvest op volledige betaling van de huurprijs c.q. het door Nedvest verlangen van onverkorte nakoming van de betalingsverlichting uit de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zijnde de periode maart 2020 tot en met december 2021, de huurovereenkomst op grond van artikel 6:248 lid 1 BW te wijzigen door middel van een vermindering van de huurprijs conform de formule: (de huurprijs minus het gedeelte van de TVL dat aan de huur wordt toegerekend) x procentuele omzetdaling x 50%, derhalve met een bedrag van € 249.268,37 (excl. BTW); dan wel
VII. over de periode waarin een onverkort beroep van Nedvest op volledige betaling van de huurprijs c.q. het door Nedvest verlangen van onverkorte nakoming van de betalingsverlichting uit de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zijnde de periode vanaf december 2020 tot en met april 2021 en de maand december 2021, de huurovereenkomst op grond van artikel 6:248 lid 1 BW te wijzigen door middel van een vermindering van de huurprijs conform de formule: (de huurprijs minus het gedeelte van de TVL dat aan de huur wordt toegerekend) x procentuele omzetdaling x 50%, derhalve met een bedrag van € 169.588,70 (excl. BTW); dan wel
VIII. over de periode waarin een onverkort beroep van Nedvest op volledige betaling van de huurprijs c.q. het door Nedvest verlangen van onverkorte nakoming van de betalingsverlichting uit de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zijnde de maanden december 2020 tot en met april 2021, of een door de kantonrechter te bepalen periode, de huurovereenkomst te wijzigen door middel van een vermindering van de huurprijs met een door de kantonrechter te bepalen bedrag, vast te stellen in percentages of bedragen, zodat huurprijsvermindering in een redelijke verhouding staat tot het nadeel dat Media Markt Den Haag als gevolg van de coronacrisis gedurende deze periode lijdt;
zowel primair als subsidiair:
IX. Nedvest te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede in de nakosten.
3.2.
Aan deze vordering legt Media Markt het navolgende – samengevat – ten grondslag. Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst. In het pand dat Media Markt huurt van Nedvest, exploiteert Media Markt Den Haag een winkel waar – kort gezegd – consumentenelektronica wordt verkocht. In deze exploitatie is Media Markt Den Haag als gevolg van de maatregelen in het kader van de coronacrisis tussen maart 2020 en april 2021, alsmede in de maand december 2021, ernstig beperkt geraakt. Media Markt stelt zich primair op het standpunt dat de coronamaatregelen kwalificeren als onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW die van dien aard zijn dat Nedvest naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst mag verwachten en dat de huurovereenkomst als gevolg daarvan tijdelijk dient te worden gewijzigd. Media Markt, althans Media Markt Den Haag, heeft namelijk te kampen gehad met een sterk verminderde omzet. Over de periode gedurende de maanden tussen maart 2020 en april 2021 bedroeg deze omzetdaling gemiddeld 22,6%. In de maanden dat de winkel in Den Haag noodgedwongen dicht is geweest (december 2020 tot april 2021 en de maand december 2021), is deze omzetdaling gestegen tot gemiddeld 56,2% ten opzichte van dezelfde periode in 2019.
3.3.
Nedvest betwist niet dat partijen bij het aangaan van de huurovereenkomst niet hebben voorzien in de coronacrisis, in die zin dat partijen de coronacrisis hebben verdisconteerd in de huurovereenkomst. Nedvest betwist wel dat Media Markt een beroep toekomt op artikel 6:258 BW. In dit verband heeft Nedvest naar voren gebracht dat Media Markt niet te kampen heeft gehad met een omzetverlies die het gevolg is van de coronacrisis. Volgens Nedvest heeft Media Markt juist geprofiteerd van de coronacrisis door de toename van de internetomzet. Omdat Media Markt geen nadeel heeft ondervonden van de coronacrisis, is het volgens Nedvest naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat Nedvest de volledige huur verlangt. Nedvest is immers gehouden om de kosten in verband met haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen te blijven voldoen uit de huuropbrengsten en Nedvest heeft niet kunnen profiteren van de NOW of TVL. Voor zover een beroep op onvoorziene omstandigheden wel slaagt, meent Nedvest dat Media Markt over de periode vanaf maart tot en met september 2020 geen aanspraak meer kan maken op huurkorting. De gevolgen van de coronacrisis voor deze periode zijn namelijk verdisconteerd in de allonge 2020 doordat het Media Markt was toegestaan om 50% van de huur over deze periode op te schorten. Voor wat betreft de periode vanaf december 2020 tot en met april 2021 en de maand december 2021, geldt volgens Nedvest dat bij de berekening van het gestelde omzetverlies rekening dient te worden gehouden met (1) de internetomzet van Media Markt, (2) de door Media Markt genoten TVL en NOW en (3) de door Media Markt anderszins genoten subsidies van overheidswege en voordelen als gevolg van de coronacrisis.

4.Beoordeling

4.1.
Door Media Markt is ten aanzien van de huurbetalingsverplichting primair een beroep gedaan op het bestaan van onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW.
4.2.
In artikel 6:258 BW is bepaald dat de rechter op verzoek van een van de partijen de gevolgen van de overeenkomst kan wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk kan ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten en dat aan de wijziging of ontbinding terugwerkende kracht kan worden verleend.
4.3.
In lijn met het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1974), is de kantonrechter van oordeel dat als uitgangspunt kan worden aangenomen dat de coronapandemie en haar gevolgen (de coronacrisis) in de onderhavige zaak voor Media Markt een onvoorziene omstandigheid oplevert. Dat geldt evenwel alleen voor de periode na 1 december 2020 en niet voor de periode vanaf maart tot en met september 2020. Ten aanzien van die eerdere periode geldt dat partijen op 6 mei 2020 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten (de allonge 2020). In de allonge 2020 is expliciet benoemd dat Nedvest voldoende rekening heeft gehouden met de situatie – lees: de gevolgen van de coronacrisis – van Media Markt door het Media Markt toe te staan om over de periode van maart tot en met september 2020 een deel van de huurbetalingen op te schorten. Omdat al rekening is gehouden met de gevolgen van de coronacrisis over de periode maart tot en met september 2020, komt Media Markt over die periode geen huurprijsvermindering toe als gevolg van onvoorziene omstandigheden.
4.4.
De vervolgvraag die beantwoord dient te worden, is of de gevolgen van de coronacrisis – het gedwongen moeten sluiten van de winkel in Den Haag in de maanden december 2020 tot en met april 2021 en de maand december 2021 – voor Media Markt van dien aard zijn (geweest) dat Nedvest naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst – voor wat betreft de huurbetalingsverplichting –mag verwachten. De kern van het geschil is daarbij gelegen in de vraag of de omzet die Media Markt (als concern) online heeft gegenereerd, althans heeft laten genereren door een dochtervennootschap, moet worden betrokken bij de omzet die Media Markt Den Haag (niet) heeft gegenereerd.
4.5.
De Hoge Raad heeft in het eerder genoemde arrest van 24 december 2021 een model gegeven voor de berekening van de huurprijsvermindering. Hierbij is overwogen dat bij de berekening van de huurprijsvermindering onder meer rekening dient te worden gehouden met de procentuele omzetvermindering. Onbeantwoord blijft echter de vraag met welke omzet hierbij rekening dient te worden gehouden en welke uitgangspunten daarbij hebben te gelden; het gegeven model geeft alleen antwoord op de vraag hoe ‘de procentuele omzetvermindering’ feitelijk gezien moet worden vastgesteld. In de conclusie die de Procureur-Generaal (mr. M.H. Wissink) voorafgaand aan het arrest heeft geschreven (ECLI:NL:PHR:2021:902), zijn daarentegen wel een aantal uitgangspunten geformuleerd voor de beantwoording van de vraag met welke omzet rekening dient te worden gehouden. Eén van de uitgangspunten die door hem zijn geformuleerd, is dat het omzetverlies dient te worden bepaald voor het huurobject waarop de overeenkomst betrekking heeft. Het gaat daarbij niet om de omzet die de huurder met andere activiteiten heeft behaald of de omzet die door aan de huurder gelieerde vennootschappen is behaald. Een afwijking van dit uitgangspunt zal volgens de Procureur-Generaal dienen te worden gemotiveerd (zie rov. 5.19.1).
4.6.
Als de kantonrechter het geformuleerde uitgangspunt van de Procureur-Generaal volgt, dan leidt dit ertoe – zoals Media Markt stelt – dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van onvoorziene omstandigheden die een huurprijsvermindering rechtvaardigen, slechts moet worden gekeken naar het omzetverlies dat Media Markt Den Haag heeft geleden en niet naar de omzet die Media Markt elders – online of in andere winkels – heeft gerealiseerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is een dergelijke benadering in dit geval echter te beperkt en dient in de onderhavige zaak van dit uitgangspunt te worden afgeweken. De kantonrechter overweegt in dit verband als volgt.
4.7.
Media Markt heeft een overzicht in het geding gebracht waarop volgens haar de door Media Markt Den Haag gerealiseerde omzet over de periode januari 2019 tot en met december 2021 is opgenomen. Als de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de door Media Markt overgelegde omzetcijfers van Media Markt Den Haag, dan kan daaruit worden afgeleid dat Media Markt Den Haag over de periode vanaf december 2020 tot en met april 2021 en de maand december 2021 ten opzichte van dezelfde maanden in 2019 te kampen heeft gehad met een gemiddelde omzetdaling van 56,23%. Bij de door Media Markt overgelegde omzetcijfers is rekening gehouden met (i) alle verkopen die fysiek in de winkel in Den Haag hebben plaatsgevonden en (ii) de internetverkopen die hebben plaatsgevonden vanuit de winkel in Den Haag. Bij die internetverkopen gaat het dan (a) om bestellingen die op internet zijn geplaatst en in de winkel in Den Haag zijn opgehaald, (b) om bestellingen die op internet zijn geplaatst en vanuit de winkelvoorraad van de winkel in Den Haag zijn opgehaald en naar klanten in heel Nederland zijn gebracht en (c) om bestellingen die in de winkel in Den Haag zijn gedaan en zijn geleverd vanuit het magazijn dat toebehoort aan de webshop van Media Markt (en die door een andere dochtervennootschap wordt geëxploiteerd). Met de omzet die behaald is uit bestellingen die op internet zijn geplaatst en die vanuit het magazijn van de webshop (van de dochtervennootschap van) Media Markt naar klanten zijn verzonden, is door Media Markt geen rekening gehouden bij het (gestelde) omzetverlies van Media Markt Den Haag.
4.8.
Uit het door Nedvest overgelegde jaarverslag van Ceconomy (het moederbedrijf van Media Markt), waarvan de juistheid niet door Media Markt is weersproken, volgt daarnaast dat Ceconomy het financiële boekjaar 2019/2020 beter heeft afgesloten dan zij op voorhand – en dus vóór de uitbraak van het coronavirus – had verwacht. Deze positieve resultaten zijn volgens het jaarverslag het gevolg van de (omzet)groei in Spanje, Italië, België en Nederland. Daarbij heeft met name Nederland – lees: Media Markt – geprofiteerd van een ‘
significant growth in the online business’.Onduidelijk is op welke significante groei van de onlineverkoop in het jaarverslag concreet gedoeld wordt. Dit volgt namelijk niet uit het jaarverslag van Ceconomy. Media Markt heeft ook geen inzage verschaft in de omzetcijfers van haar dochtervennootschap die de webshop exploiteert. Uit de gepubliceerde (Nederlandse) jaarrekening van Media Markt (en die is overgelegd door Nedvest) volgt wel dat de netto-omzet van Media Markt in het jaar 2020 met ongeveer 49 miljoen euro is gestegen ten opzichte van 2019. Of deze stijging ook in 2021 is doorgezet, is niet bekend. Van deze periode zijn namelijk geen omzetcijfers overgelegd. Aannemelijk is echter wel dat Media Markt in het jaar 2021 te maken heeft gehad met een hogere of in ieder geval gelijkblijvende netto-omzet. Uit een door Nedvest overgelegd nieuwsbericht van nu.nl, waarvan de juistheid evenmin door Media Markt is weersproken, volgt namelijk dat Ceconomy eind 2020 de verwachting heeft uitgesproken dat haar winst in het boekjaar 2020/2021 flink zal stijgen.
4.9.
Tegenover het gestelde omzetverlies dat Media Markt Den Haag over de periode vanaf december 2020 tot en met april 2021 en de maand december 2021 heeft gemaakt, staat dus een groei (van de netto-omzet van 49 miljoen euro) die Media Markt als concern heeft gemaakt in het jaar 2020 en die hoogstwaarschijnlijk het gevolg is geweest van een significante groei in de onlineverkoop. Dat een flink deel van deze omzetgroei op het gevolg is van de coronacrisis acht de kantonrechter zeer wel denkbaar. Uit het eerder genoemde jaarverslag van Ceconomy (dat is gepubliceerd op 15 december 2020) kan namelijk ook worden afgeleid dat zij een
aanhoudendesterke vraag ziet in verschillende productcategorieën zoals ‘home office-apparatuur’ en ‘home entertainment’. De aanhoudende vraag naar home office-apparatuur is waarschijnlijk het gevolg van het feit dat een groot deel van de werkzame beroepsbevolking door de afgekondigde coronamaatregelen sinds maart 2020 thuis werkt, althans thuis heeft gewerkt. De aanhoudende vraag naar home-entertainment producten is, daarnaast, vermoedelijk het gevolg van het feit dat mensen tijdens de coronacrisis meer tijd thuis moesten doorbrengen omdat de bioscopen en andere culturele instellingen grotendeels gesloten zijn geweest en (winterse) vakanties niet konden plaatsvinden door negatieve reisadviezen van de overheid.
4.10.
Gelet op de omstandigheid dat Media Markt (als concern) een groei heeft doorgemaakt die (mede) het gevolg is geweest van de coronacrisis, acht de kantonrechter het niet redelijk dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van onvoorziene omstandigheden – lees: de coronapandemie en haar gevolgen – die een huurprijsvermindering rechtvaardigen, slechts zou worden gekeken naar het omzetverlies dat Media Markt Den Haag heeft geleden. Zou namelijk alleen het omzetverlies van Media Markt Den Haag worden betrokken bij deze vraag, dan kan dat in de onderhavige situatie tot een onevenredige uitkomst leiden. Media Markt heeft als concern dan geprofiteerd van de coronapandemie en haar gevolgen doordat de omzet is toegenomen – onder meer door een aanhoudende sterke vraag naar ‘home office-apparatuur’ en ‘home entertainment’ – en geniet daar bovenop een (financieel) voordeel in de vorm van een huurprijsvermindering omdat de omzet niet is behaald in haar winkel in Den Haag (maar vermoedelijk online). Dit terwijl Nedvest (als vastgoedondernemer) haar activiteiten niet (online) heeft kunnen voortzetten en niet heeft kunnen profiteren van de voordelen waar Media Markt (kennelijk) wel van heeft kunnen profiteren.
4.11.
Het voorgaande betekent dat bij de vraag of sprake is van een omzetverlies over de periode december 2020 tot en met april 2021 en de maand december 2021 ook de omzet die Media Markt elders binnen het concern heeft gerealiseerd, dient te worden betrokken. Meer in het bijzonder gaat het dan om (een deel van) de omzet die Media Markt met haar webshop heeft gerealiseerd, althans heeft laten realiseren door de B.V. die de webshop exploiteert, nu het doen van een online aankoop voor een groot deel van het winkelend publiek de enige mogelijkheid is geweest omdat alle fysieke winkels van Media Markt vanaf 15 december 2020 tot 28 april 2021 en in december 2021 gesloten zijn geweest.
4.12.
Niet alle omzet die online is behaald, kan echter (theoretisch gezien) worden toegerekend aan de winkel in Den Haag, althans de klanten die Media Markt Den Haag normaal gesproken voorziet van elektronicaproducten (en toebehoren). Een klant die in bijvoorbeeld Limburg of Groningen woont en die tijdens de coronacrisis een bestelling online heeft geplaatst, was normaal gesproken – de coronacrisis weggedacht – vermoedelijk niet naar de winkel in Den Haag afgereisd om zijn elektronicaproduct te kopen (uitzonderingen daargelaten), maar naar een winkel bij hem of haar in de buurt. Voor een evenwichtige uitkomst op de vraag of, en zo ja, welk omzetverlies Media Markt (in Den Haag) heeft geleden, dient Media Markt daarom eerst inzichtelijk te maken welk aandeel (percentage) de winkel in Den Haag in het jaar 2019 (het jaar vóórafgaand aan de uitbraak van het coronavirus) had in de totale omzet van Media Markt. Daarvoor zijn (1) de omzetcijfers nodig van Media Markt over het jaar 2019 en (2) de omzetcijfers van Media Markt Den Haag over het jaar 2019. Als bekend is welk aandeel Media Markt Den Haag heeft in de totale omzet van Media Markt, dient (3) inzichtelijk te worden gemaakt wat het (theoretische) aandeel is geweest in de omzet die Media Markt heeft behaald door de aankopen die online zijn gedaan door de klanten die Media Markt Den Haag normaal gesproken voorziet van elektronicaproducten in de periode waarover Media Markt huurprijsvermindering vordert. De omzetcijfers die Media Markt op dit moment in de procedure heeft gebracht, zijn daarvoor te beperkt. Media Markt heeft bij de overgelegde omzetcijfers weliswaar rekening gehouden met onlineverkoop, maar die onlineverkoop houdt geen rekening met een online aankoop die een klant (in – vermoedelijk – Den Haag en omstreken) heeft gedaan en die vanuit het magazijn van de webshop aan de klant is verzonden. Naast de omzetcijfers die Media Markt Den Haag met de online-activiteiten heeft gerealiseerd, dient Media Markt daarom ook inzage te verschaffen in de omzetcijfers van de webshop over 2019 en de periode waarover zij huurprijsvermindering vordert (december 2020 tot en met april 2021 en de maand december 2021).
4.13.
Media Markt wordt verzocht om zich in een akte uit te laten over de gevraagde omzetcijfers. Daartoe zal de zaak verwezen worden naar de eerstvolgende rol. Nadat Media Markt een akte heeft genomen, mag Nedvest daar in een antwoordakte op reageren.
4.14.
Nadat partijen over en weer hebben gereageerd over hetgeen hiervoor is overwogen, zullen partijen worden geïnformeerd over het verdere verloop van de procedure. In afwachting van het een en ander zal iedere beslissing worden aangehouden.

5.Beslissing

De kantonrechter:
- verwijst de zaak naar de rol van donderdag 7 april 2022 voor het nemen van een akte door Media Markt over hetgeen is vermeld in rechtsoverweging 4.12., waarna Nedvest op de rol van vier weken daarna een antwoordakte mag nemen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2022.