ECLI:NL:RBDHA:2022:3145

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
AWB - 19 _ 8075
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbesluit winningsvergunning aardwarmte Honselersdijk na tussenuitspraak

Op 6 april 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen Green Well Westland B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 6 januari 2022, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid gaf om een geconstateerd gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft op 4 februari 2022 een herstelbesluit genomen, waarbij het eerdere besluit van 15 november 2019 is herroepen en een winningsvergunning voor aardwarmte is verleend voor de duur van 35 jaar. Zowel eiseres als de derde-partij, Energie Transitie Partners B.V. (ETP), hebben geen bezwaren geuit tegen de vergunningstermijn van 35 jaar.

De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het in beroep bestreden besluit niet-ontvankelijk is, omdat verweerder het besluit heeft herroepen. Het beroep tegen het herstelbesluit is ongegrond, aangezien verweerder het gebrek heeft hersteld door de winningsduur te verlengen op basis van advies van TNO. De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten veroordeeld en het betaalde griffierecht aan eiseres toegewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/8075

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 april 2022 in de zaak tussen

Green Well Westland B.V., te Honselersdijk, eiseres

(gemachtigde: mr. J. Bouwman-Treffers),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. O.Y. Ifzaren).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
Energie Transitie Partners B.V., (ETP) te Alkmaar
(gemachtigde: mr. M. Plug).

Procesverloop

De rechtbank verwijst voor een weergave van het procesverloop naar de tussenuitspraak van 6 januari 2022.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat daarin is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak op 4 februari 2022 een herstelbesluit genomen en het bestreden besluit herroepen en een winningsvergunning voor aardwarmte verleend voor het gebied Honselersdijk voor de duur van 35 jaar.
Eiseres en ETP hebben hierop een schriftelijke zienswijze gegeven.
In de brief van 14 maart 2022 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft, dat het onderzoek wordt gesloten en dat binnen zes weken na de datum van verzending van die brief uitspraak zal worden gedaan.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij wat zij al in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. In dat kader overweegt de rechtbank dat het haar niet vrij staat om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder de duur waarvoor de winningsvergunning is verleend onvoldoende heeft onderbouwd. Verweerder is in de gelegenheid gesteld een nieuw besluit te nemen waarmee de winningsduur wordt verlengd of alsnog draagkrachtig te motiveren waarom voor een winningsduur van 30 jaar is gekozen.
3. Verweerder heeft na de tussenuitspraak op 4 februari 2022 een herstelbesluit genomen. In dit besluit heeft verweerder het bestreden besluit van 15 november 2019 herroepen, het bezwaar van eiseres voor zover het betrekking heeft op de vergunningsduur gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen voor zover een termijn van 30 jaar is vermeld en de winningsvergunning conform zijn gebruikelijke praktijk en naar aanleiding van advies van TNO verleend voor de duur van 35 jaar. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres voor het overige ongegrond verklaard en het primaire besluit wat betreft de omvang van het vergunde gebied gehandhaafd.
4. Nu verweerder het bestreden besluit van 15 november 2019 met het herstelbesluit heeft herroepen en een vervangend besluit op het bezwaar heeft genomen, heeft eiseres geen belang meer bij beoordeling van het besluit van 15 november 2019. Het beroep, voor zover gericht tegen dit besluit, zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank acht het beroep met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht mede gericht tegen het herstelbesluit van 4 februari 2022, nu dit besluit niet volledig aan het beroep van eiseres tegemoetkomt. Wat in de tussenuitspraak over de niet-slagende beroepsgronden van eiseres is overwogen, moet daarom geacht worden betrekking te hebben op het herstelbesluit.
5. Eiseres en ETP hebben geen bezwaren tegen de in het herstelbesluit opgenomen vergunningstermijn van 35 jaar geuit.
6. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder, door aan te sluiten bij het advies van TNO en de winningsduur te verlengen, het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek heeft hersteld. Mede onder verwijzing naar wat in de tussenuitspraak voor het overige is overwogen, is het beroep tegen het herstelbesluit daarom ongegrond.
7. Omdat verweerder is teruggekomen van het in beroep bestreden besluit van 15 november 2019, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
8. De rechtbank zal voorts bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 345,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 15 november 2019 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 4 februari 2022 ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Pereth, voorzitter, en mr. C.T. Aalbers en mr. A.C. de Winter, leden, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2022.
griffier
de voorzitter is buiten staat
deze uitspraak te ondertekenen
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.