ECLI:NL:RBDHA:2022:3080
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering toevoeging rechtsbijstand in familierechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een toevoeging voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Eiser, die betrokken is bij een procedure tegen Jeugdbescherming West, had verzocht om een toevoeging om inzage te krijgen in het dossier van zijn dochter. De Raad voor Rechtsbijstand had de aanvraag afgewezen, omdat de advocaat van eiser niet was ingeschreven met de vereiste specialisatie in het personen- en familierecht. Eiser stelde dat de afwijzing in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, en dat de familierechtelijke achtergrond van de zaak irrelevant was voor het bepalen van het rechtsbelang.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de toevoeging terecht was, omdat de zaakcode P043 van toepassing was, die vereist dat de rechtsbijstandverlener met een aanvullende specialisatie is ingeschreven. De rechtbank oordeelde dat de oorsprong van het geschil lag in de ondertoezichtstelling van de dochter van eiser, en dat de advocaat niet voldeed aan de inschrijvingsvoorwaarden. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en benadrukt dat de inschrijvingsvoorwaarden algemeen verbindende voorschriften zijn waaraan de Raad voor Rechtsbijstand is gebonden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.