ECLI:NL:RBDHA:2022:3069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
SGR 21/1736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de rechtsgeldigheid van een waarschuwing inzake woonoverlast en de ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen drs. [eiser] e.a. en de burgemeester van Rijswijk. Eiser had een waarschuwing ontvangen van de burgemeester met betrekking tot woonoverlast, welke hij betwistte. De burgemeester verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze waarschuwing niet-ontvankelijk, wat eiser niet accepteerde en hiertegen beroep instelde. De rechtbank behandelde de zaak op 9 maart 2022, waarbij eiser en zijn echtgenote aanwezig waren, bijgestaan door hun gemachtigde, en de burgemeester vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank overwoog dat een waarschuwing in beginsel geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser stelde dat de waarschuwing wel als een besluit moet worden beschouwd, omdat deze een voorwaarde vormt voor het opleggen van een bestuurlijke sanctie bij een volgende overtreding. De rechtbank concludeerde echter dat de waarschuwing niet op een wettelijk voorschrift was gebaseerd, maar op een beleidsregel, en dat er geen sprake was van een situatie waarin de waarschuwing als een besluit moest worden gelijkgesteld.

De rechtbank oordeelde dat de waarschuwing geen besluit is en dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Eiser werd in zijn argumenten niet gevolgd, en de rechtbank benadrukte dat de waarschuwing inmiddels was uitgewerkt en geen verdere gevolgen had. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1736

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2022 in de zaak tussen

drs. [eiser] e.a., uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I. de Vink),
en

de burgemeester van Rijswijk, verweerder

(gemachtigde: mr. M.L. Vroom).

Procesverloop

Op 16 juli 2020 heeft verweerder eiser een waarschuwing gegeven met betrekking tot woonoverlast.
Bij besluit van 8 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de waarschuwing niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2022 via een beeld- en telefonische verbinding op zitting behandeld. Eiser en zijn echtgenote zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is met zijn buren verwikkeld in een conflict. Verweerder heeft eiser bij brief van 16 juli 2020 een waarschuwing gegeven met betrekking tot overlast die eiser voor zijn buren zou veroorzaken.
2. Verweerder heeft eisers bezwaar tegen de waarschuwing niet-ontvankelijk verklaard omdat de waarschuwing geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb [1] is.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert, kort samengevat, aan dat de waarschuwing wel een besluit is, dan wel met een besluit moet worden gelijkgesteld. Het betreft een op een wettelijk voorschrift gebaseerde waarschuwing en geldt als voorwaarde om bij een volgende overtreding een bestuurlijke sanctie of maatregel te kunnen opleggen. Eiser verwijst daarbij naar de conclusie van 24 januari 2018 van Advocaat-Generaal R.G.J.M. Widdershoven [2] en een uitspraak van de hoogste bestuursrechter. [3] De waarschuwing vindt eiser onrechtmatig. Verweerder heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de beschuldigingen van eisers buren en heeft niet alle betrokken belangen afgewogen. Op de specifieke argumenten van eiser gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de waarschuwing een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
5. De rechtbank overweegt dat een waarschuwing in beginsel geen besluit is. [4] Dit kan anders zijn als het gaat om een op een wettelijk voorschrift gebaseerde waarschuwing die een voorwaarde is voor het toepassen van een sanctiebevoegdheid. [5] Anders dan eiser stelt is de waarschuwing niet gebaseerd op een wettelijk voorschrift, maar op een beleidsregel [6] . Dat in de toelichting op de beleidsregel wordt verwezen naar 151d van de Gemeentewet (Gw), betekent niet dat de waarschuwing daarom zijn grondslag in een wettelijk voorschrift vindt. Artikel 151d van de Gw geeft een verordende bevoegdheid om handhavend tegen woonoverlast op te treden. Artikel 151d van de Gw biedt geen op zichzelf staande grond om een waarschuwing te geven. Dat is bepaald in de beleidsregel. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de beleidsregel ten tijde van de waarschuwing nog niet op de juiste wijze bekend was gemaakt. De waarschuwing kan daarom eveneens als informele waarschuwing aangemerkt worden.
5.1.
Er zijn situaties waarin op beleidsregels gebaseerde waarschuwingen of informele waarschuwingen voor de rechtsbescherming met een besluit moeten worden gelijkgesteld. Die situaties doen zich voor als de alternatieve route om een rechterlijk oordeel over die waarschuwingen te krijgen onevenredig bezwarend of afwezig is. [7] Geen van die situaties doet zich in deze zaak voor. Het betoog dat aan de waarschuwing geen termijn is gebonden en de waarschuwing daarom voor onbepaalde tijd negatieve gevolgen kan hebben, volgt de rechtbank niet. In de waarschuwing staat immers dat verweerder erop aandringt dat de overlast per direct wordt beëindigd en beëindigd blijft, anders zal verweerder een gedragswijzing opleggen. Er is dan ook geen sprake van een voortdurende termijn van de waarschuwing, waardoor eiser in de rechterlijke procedure tegen de op te leggen bestuurlijke sanctie de rechtmatigheid van de waarschuwing bewijsrechtelijk niet meer effectief kan bestrijden. Bij het niet direct beëindigen van de overlast zal verweerder immers tot een maatregel overgaan. Dat eiser in zijn verdediging wordt geschaad omdat verweerder het dossier van de overlast niet heeft overgelegd, doet voor de vraag of het de waarschuwing met een besluit gelijk moet worden gesteld niet ter zake.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de waarschuwing geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb, noch daarmee gelijk kan worden gesteld. Verweerder heeft het bezwaar van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5.3.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiser zich in een vervelende situatie bevindt met de buren, kom de rechtbank dus niet aan de inhoud toe. Bovendien heeft verweerder ter zitting meegedeeld dat de waarschuwing is uitgewerkt en verder geen gevolgen heeft.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 25 november
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:323 en de uitspraak van de Afdeling van 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2816.
5.Idem.
6.Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Rijswijk houdende regels omtrent woonoverlast.
7.“- Als de termijn gedurende welke de waarschuwing negatieve gevolgen kan hebben zodanig lang is dat belanghebbende, gelet op de aan de orde zijnde overtreding, in de rechterlijke procedure tegen de op te leggen bestuurlijke sanctie de rechtmatigheid van de waarschuwing bewijsrechtelijk niet meer effectief kan bestrijden. Daarom en om reden van rechtszekerheid moet voor deze waarschuwingen een maximale termijn van (als regel) twee jaar gelden (punt 5.4).