ECLI:NL:RBDHA:2022:3017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5928
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen functietoewijzing bij Defensie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een adjudant onderofficier, tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Defensie om hem de functie van junior stafofficier niet toe te wijzen. Eiser had gesolliciteerd naar deze functie, waarvoor de rang van tweede luitenant is vereist. De Staatssecretaris verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, waarna eiser beroep instelde. De zitting vond plaats via een beeldverbinding op 30 maart 2022.

Eiser betoogde dat hij als enige kandidaat niet had mogen worden afgewezen op basis van andere kennis- en ervaringseisen dan die in de vacature waren vermeld. Hij stelde dat hij voldeed aan de vereiste startervaring en dat hem ten onrechte de mogelijkheid was onthouden om zich verder te kwalificeren tijdens het uitoefenen van de functie. De Staatssecretaris daarentegen stelde dat hij de vrijheid heeft om te bepalen wie de meest geschikte kandidaat is, mits hij binnen de redelijke grenzen en regelgeving blijft. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had onderbouwd dat eiser niet voldeed aan de gewenste kennis- en ervaringseisen voor de functie.

De rechtbank benadrukte dat het aan de Staatssecretaris is om te bepalen hoe een functie wordt uitgeoefend en dat de rechter dit terughoudend moet toetsen. De rechtbank volgde het betoog van de Staatssecretaris dat het feit dat er één sollicitant is die voldoet aan de vereiste eisen, niet betekent dat de functie ook aan die kandidaat moet worden toegewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5928

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de Staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: majoor mr. drs. M.M.G. Keunen).

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de functie van junior stafofficier bij de afdeling Kennis en Innovatie voor Opleiden en Trainen van het Land Warfare Centre (hierna: de functie) niet aan eiser toegewezen.
Bij besluit van 4 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden via een beeldverbinding op 30 maart 2022. Daaraan namen deel eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft de rang van adjudant onderofficier en heeft als enige kandidaat gesolliciteerd naar de functie. Aan deze functie is de rang van tweede luitenant verbonden. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder de functie aan eiser mocht onthouden.
Wat vinden eiser en verweerder?
2. Eiser stelt dat hij als enige kandidaat niet had mogen worden afgewezen op grond van andere kennis- en ervaringseisen dan in de vacature zijn omschreven. Hij is ten onrechte op andere, gewenste, kennis- en ervaringseisen afgewezen.
Eiser bezit wel de vereiste startervaring. Hem is ten onrechte de mogelijkheid onthouden om zich tijdens het uitoefenen van de functie verder te kwalificeren.
Eiser wordt ten onrechte belemmerd in zijn verdere militaire ontwikkeling en loopbaan.
3. Verweerder vindt dat het aan hem is om te bepalen wie de meest geschikte kandidaat is, als hij maar blijft binnen de grenzen van het redelijke en de regelgeving. Eiser voldoet niet aan de gewenste kennis- en ervaringseisen voor het Expertise Opleidingscentrum Defensie (EOCD) van leerlijn 1 en 2 (opleiden en begeleiden). Er zijn bij het sollicitatiegesprek geen factoren naar voren gekomen die dat compenseren. Het is uitgangspunt bij Defensie dat de benodigde en gewenste kennis en ervaring reeds bij aanvang van de functie aanwezig moeten zijn.
Bij de ervaringseisen in vacature staat dat de voorkeur uitgaat naar een kandidaat die ervaring heeft als supervisor, omdat deze ruime ervaring heeft in opleiden en begeleiden. Eventueel zou een mentor met ruime ervaring ook geschikt kunnen zijn. Daarom is ervaring als supervisor als voorkeur vermeld en niet als vereiste. Verder gaat het om een breed omschreven, generieke, functieomschrijving om te kunnen anticiperen op ontwikkelingen van de functie in de toekomst. De door eiser opgedane ervaring in leerlijn 3 (ontwerpen en ontwikkelen van opleidingen en trainingen) compenseren zijn tekortkomingen met betrekking tot gewenste ervaring in leerlijnen 1 en 2 niet.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] dat verweerder een grote mate van beslissingsruimte toekomt bij het toewijzen van een functie. Het is aan verweerder om te bepalen hoe een functie wordt uitgeoefend en aan welke functie-eisen moet worden voldaan. De rechter moet dit terughoudend toetsen.
4.2.
De rechtbank volgt het betoog van verweerder dat als er één sollicitant is die voldoet aan de vereiste kennis- en ervaringseisen, dit niet betekent dat de geambieerde functie ook aan die kandidaat moet worden toegewezen. Verweerder mag ook selecteren op bij het sollicitatiegesprek besproken gewenste kennis- en ervaringseisen. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat eiser niet voldoet aan de gewenste kennis- en ervaringseisen voor het Expertise Opleidingscentrum Defensie (EOCD) van leerlijn 1 en 2 (opleiden en begeleiden). Zijn ervaring daarin voor de geambieerde functie heeft hij opgedaan binnen de Lichamelijke Oefening en Sportorganisatie. De door eiser opgedane ervaring in leerlijn 3 (ontwerpen en ontwikkelen van opleidingen en trainingen) compenseert dat onvoldoende omdat de inhoudelijke werkzaamheden sterk uiteenlopen.
Verder heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de gewenste recente kennis- er ervaring in de vacaturetekst wel naar voren komt met de vermelding dat de voorkeur uitgaat naar een kandidaat die ervaring heeft als supervisor en dat dit voorafgaande aan de sollicitatie met eiser is besproken.
Verweerder mag ook als uitgangspunt hanteren dat de gewenste kennis- en ervaring al bij de aanvang van de functie aanwezig moet zijn. Verweerder is niet verplicht eiser in de gelegenheid te stellen zich tijdens de uitoefening van de functie te kwalificeren voor de functie.
Aan het niet toewijzen van de functie aan eiser, die sinds 1982 militair is, is inherent dat eiser tot op zekere hoogte wordt belemmerd in zijn verdere militaire ontwikkeling en carrière, zeker als het gaat om verticale ontwikkeling. Dat wil echter niet zeggen dat verweerder de functie aan eiser moet toewijzen. Verweerder mocht daarbij betrekken dat voor de meeste onderofficieren de rang van adjudant-onderofficier de eindrang is en dat een horizontale verdere ontwikkeling en carrière voor eiser tot de mogelijkheden behoort.
4.3.
Het beroep is ongegrond
4.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.onder meer de uitspraak van de CRvB van 29 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:220.