ECLI:NL:RBDHA:2022:2980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
C/09/624438 / KG ZA 22-86
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot toelating in aanbestedingsprocedure voor drijvende brugsystemen

In deze zaak heeft CEFA S.A.S. een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het ministerie van Defensie, omdat zij was uitgesloten van de gunningsfase van een aanbestedingsprocedure voor de levering van drijvende brugsystemen. CEFA stelde dat haar referenties ten onrechte buiten beschouwing waren gelaten door de Defensie Materieel Organisatie (DMO). De rechtbank heeft op 1 april 2022 geoordeeld dat CEFA niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar referenties voldeden aan de gestelde eisen in de Selectieleidraad. De rechtbank benadrukte dat de aanbestedingsprocedure moet voldoen aan de beginselen van transparantie en gelijke behandeling, en dat de voorwaarden voor deelname aan de aanbesteding vooraf duidelijk moeten zijn. CEFA had vijf referenties ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze referenties niet voldeden aan de eisen voor de uitvoering van een Mid Life Update (MLU) of Upgrade van een MOTS-systeem. De rechtbank wees de vorderingen van CEFA af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke criteria in aanbestedingsprocedures en de noodzaak voor inschrijvers om aan te tonen dat zij aan deze criteria voldoen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/624438 / KG ZA 22-86
Vonnis in kort geding van 1 april 2022
in de zaak van
CEFA S.A.S.te Soultz-sous-Forêts, Frankrijk,
eiseres,
advocaat mr. M. Verberkmoes-Cota te Den Haag,
tegen:
STAAT DER NEDERLANDEN (het ministerie van Defensie)te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mr. D. Wolters Rückert en mr. J. Bakker te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘CEFA’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 februari 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord, met productie;
- de akte aanvullende productie van CEFA, met producties;
- de pleitnota van CEFA.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 14 maart 2022. Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
In november 2021 heeft Defensie Materieel Organisatie (Defense Materiel Organisation, hierna: DMO) namens de Staat de aankondiging gedaan voor de Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure voor de opdracht ‘Project: Replacement Floating Bridging Capacity’ (hierna: de Opdracht). Op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet op Defensie- en Veiligheidsgebied (ADV) van toepassing.
2.2.
De Opdracht ziet op de levering van drie drijvende brugsystemen en het verrichten van onderhoud aan deze systemen gedurende een periode van minimaal vijftien jaar. Een brugsysteem bestaat uit pontons (drijvende brugdelen), aandrijfeenheden om de pontons te positioneren in het water (bestaande uit (duw)boten of in de pontons ingebouwde motoren) en platformen waar de pontons en aandrijfeenheden kunnen worden op- en afgezet.
2.3.
Drijvende brugsystemen hebben een lange levensduur. In verband met die lange levensduur wordt aan deze systemen grootschalig en/of grondig onderhoud uitgevoerd, al dan niet in de vorm van een zogenoemde Mid Life Update (MLU)/Upgrade.
2.4.
De Opdracht is omschreven in de (in het Engels) European Tender Selection Guide van 10 november 2021 (hierna: de Selectieleidraad). De aanbestedingsprocedure bestaat uit een selectiefase, waarin geïnteresseerde ondernemingen een aanvraag tot deelname kunnen doen, en een gunningsfase, waarin de geschikt bevonden gegadigden een inschrijving kunnen doen.
2.5.
In 2.5.2. van de Selectieleidraad staat met betrekking tot de geschiktheidseisen het volgende vermeld:

2.5.2 Technical en Professional Ability
References
You must demonstrate that you possess the following (core) competency to be able to perform this Contract:
- Experience with the production and delivery of and/or implementation of a Mid Life Update
(MLU)/Upgrade to a Military Off The Shelf (MOTS) floating bridge systems which together have a length of at least 200 meters.
MOTS refers to a system for military purposes, specially developed or modified/customized based on an existing MOTS system to respond to specific technical and functional military
requirements, that has already been produced and delivered to a Ministry of Defence.
Compliance with the above (core) competency must be demonstrated with the submission of reference contract(s). You must have one or more reference contract(s) for this competency.
Conditions for providing a reference:
a. If a contract that has not yet been completed (in full) is used, only the actual result of the contract may be specified; a forecast of the expected result will not suffice.
b. The reference contract may not be older than five years calculated from the closing date for submission of the Request for Participation (selection stage).
c. (…)
Reference contracts that do not satisfy the above (core) competency and conditions are invalid and will not be included in the assessment.
The Candidate must complete and submit the Reference Contracts Model (Annex 2) for each reference. By providing a reference, the Candidate grants the Contracting Authority permission to verify the reference(s).
If the Contracting Authority is unable to verify the reference (for example, because it is unable to contact the referee and the Candidate cannot prove the performance and completion of the reference contract through other documents), the reference provided will not be included in the assessment.
2.6.
In 2.6 van de Selectieleidraad staat met betrekking tot de uitsluiting van inschrijvingen het volgende vermeld:

You will also be rejected for participation in the tendering procedure if you do not meet one or more of the eligibility requirements. In that case, your Request for Participation will be set aside and not evaluated any further.
Failure to provide all the documentary evidence requested in order to determine whether the Candidate meets the eligibility requirements, or failure to do so in a timely manner, may also lead to exclusion and/or rejection of the Candidate. (…)
2.7.
In 3.2 van de Selectieleidraad staat vermeld dat alle inschrijvers gelijktijdig worden geïnformeerd over de selectiebeslissing.
2.8.
Op 10 december 2021 heeft CEFA haar verzoek tot deelname aan de aanbesteding ingediend. Bij haar verzoek heeft zij de volgende vijf referenties gevoegd:
2.1
een overeenkomst van 29 juni 2020 betreffende de productie en levering van een drijvende brug van 128 meter, in opdracht van het ministerie van Defensie van Bangladesh;
2.2
een overeenkomst van 5 juli 2011 betreffende het onderhoud van door CEFA geleverde EFA-voertuigen (zelfrijdende en zelf ontplooiende drijvende brugdelen) aan de Verenigde Arabische Emiraten (VAE);
2.3
een overeenkomst betreffende het onderhoud van 39 door CEFA aan Frankrijk geleverde EFA-bruggen;
2.4
een raamovereenkomst van 30 december 2016 met het Franse ministerie van Defensie met betrekking tot het onderhoud aan acht Bridge Erection Boats (hierna: BEB);
2.5
een overeenkomst met Bpifrance Financement op grond waarvan Bpifrance een lening heeft verstrekt ten behoeve van de ontwikkeling en productie van een drijvende brug van 60 meter (inclusief een boot), die vervolgens voor testdoeleinden tijdelijk is geleverd aan het Franse ministerie van Defensie.
2.9.
Op 21 december 2021 heeft DMO CEFA met betrekking tot de referenties 2.2 en 2.3 aanvullende vragen gesteld. Deze vragen heeft CEFA op 10 januari 2022 beantwoord en zij heeft daarbij aanvullende documenten, waaronder Purchase Orders aangeleverd.
2.10.
Bij brief van 18 januari 2022 heeft de DMO aan CEFA meegedeeld dat zij is afgewezen voor de gunningsfase, omdat haar referenties niet voldoen aan de daaraan gestelde eisen. In deze brief licht DMO deze beslissing toe als volgt:
  • Reference contract 2.1 does not comply with the condition if a contract that has not yet been completed (in full) is used, only the actual result of the contract at the moment of the closing date for submission of the Request for Participation (selection stage) may be specified; a forecast of the expected result will not suffice (shipment of complete set is foreseen at the end of February, 2022). Therefore the claimed (core) competency of this reference contract cannot be taken into consideration.
  • Despite the explicit request to substantiate the Upgrade with evidence by means of the relevant Purchase Orders, insufficient evidence for reference contract 2.2 is provided to demonstrate this Upgrade. Based on the provided evidence, the DMO does not consider Purchase Order No. 2 and 3 as an implementation of a Mid Life Update (MLU)/Upgrade to floating bridge system, but a delivery of spare parts for the EFA units as stated in the subject of these orders, also taking into account the short delivery time (18 days) and huge number of line items of the delivery concerned. Also, for the delivery of the two ramps, there is no question of the production and delivery of a MOTS floating bridge system in the context of the required (core) competency, however, a delivery of spare parts for the EFA units. Therefore both claimed (core) competencies of this reference contract cannot be taken into consideration.
  • Based on the provided evidence by CEFA for reference contract 2.3, the DMO does not consider the three Purchase Orders as an implementation of a Mid Life Update (MLU)/Upgrade to floating bridge system, but the logistic support of the EFA units, also taking into account the line items' description on page 2 of these orders. Therefore the claimed (core) competency cannot be taken into consideration.
  • Besides, the condition is not met that the contract related to the Upgrade of your Bridge Erection Boat (BEB) may not be older than five years calculated from the closing date for submission of the Request for Participation (selection stage), and the relevant reference contract 2.4 is considered as the logistic support for the BEB's, also the claimed competence for the 8 BEB's cannot be considered by the DMO in the context of the required length of floating bridge system(s) to fulfil the eligibility requirements regarding technical and professional ability.
  • The reference contract 2.5 does not comply with the MOTS definition for floating bridge systems as the system has not been delivered to a Ministry of Defence yet. Therefore the claimed (core) competency of this reference contract cannot be taken into consideration.
2.11.
Bij brief van 24 februari 2022 heeft de Direction générale de l’armement (hierna: DGA, het de Franse tegenhanger van DMO) het volgende verklaard:

CEFA a notamment livre à l’armée française l’Engin de Franchissement de l’Avant (EFA) et la Vedette F2 et continue d'en assurer la maintenance, le traitement des obsolescences et les améliorations permettant ainsi de les maintenir en parfaites conditions opérationnelles et d'en prolonger la durée de vie.

3.Het geschil

3.1.
CEFA vordert, zakelijk weergegeven:
primair:
I. de Staat te gebieden de uitsluiting van CEFA van de aanbestedingsprocedure in te trekken;
II. de Staat te veroordelen om CEFA toe te laten tot de aanbestedingsprocedure;
III. de Staat te verbieden de aanbesteding voort te zetten voordat CEFA weer is toegelaten tot de aanbestedingsprocedure;
subsidiair:
IV. de Staat te veroordelen om de aanmelding van CEFA opnieuw te laten beoordelen conform het bepaalde in het Selectiedocument;
V. de Staat te verbieden de aanbesteding voort te zetten totdat die beoordeling heeft plaatsgevonden en totdat CEFA, voor zover die nog altijd niet zou worden toegelaten tot de aanbestedingsprocedure, een nadere termijn is gesteld waarbinnen CEFA de hernieuwde beoordeling zo nodig aan de rechter kan voorleggen;
primair en subsidiair op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt CEFA het volgende ten grondslag.
DMO heeft de referenties van CEFA ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Uit de ingediende referenties volgt dat CEFA, een vooraanstaand bedrijf, voldoet aan de kerncompetenties. Daarnaast is de beslissing van DMO buitenproportioneel en onzorgvuldig. De redenen om CEFA uit te sluiten zijn gebaseerd op details en flauwigheden. Aangezien DMO niet over alle ongeldig bevonden referenties vragen heeft gesteld, heeft zij CEFA de kans ontnomen om deze referenties nader toe te lichten. DMO heeft zich tijdens de selectiefase gericht op uitsluiting van CEFA en zij heeft CEFA niet op dezelfde wijze behandeld als de andere kandidaten.
3.3.
De Staat concludeert tot afwijzing van het gevorderde en voert daartoe gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Tussen partijen is in geschil of CEFA ten onrechte is uitgesloten van de gunningsfase. Hiertoe is van belang of DMO op goede gronden heeft geoordeeld dat de door CEFA ingediende referenties buiten beschouwing moeten worden gelaten en haar aanvraag tot deelname ongeldig heeft verklaard.
4.2.
Bij de beoordeling staat voorop dat de aan het aanbestedingsrecht ten grondslag liggende beginselen van transparantie en gelijke behandeling vereisen dat de voorwaarden inzake de deelneming aan een opdracht tevoren duidelijk moeten zijn; voor betrokkenen moeten (procedurele) verplichtingen en eisen duidelijk zijn, en zij moeten er zeker van kunnen zijn dat deze verplichtingen voor alle (potentiële) deelnemers gelden, zodat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen. Hierbij dient de aanbestedende dienst nauwgezet de door haar vastgestelde criteria in acht te nemen (zie onder meer HvJ 29 april 2004, ECLI:EU:C:2004:236 (Succhi di Frutta).
4.3.
Het antwoord op de vraag of de door CEFA ingediende referenties voldoen aan de gestelde eisen moet worden bepaald aan de hand van hetgeen een redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijver geacht moet worden uit de Selectieleidraad te hebben begrepen. Op grond van het transparantiebeginsel moet bij de uitleg van de bepalingen in de Selectieleidraad de zogenoemde CAO-norm worden toegepast. Dit betekent dat deze bepalingen naar objectieve maatstaven dienen te worden uitgelegd en dat de bewoordingen van die bepalingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de aanbestedingstukken, van doorslaggevende betekenis zijn.
4.4.
Op grond van 2.5.2 van de Selectieleidraad dienden inschrijvers bij hun aanvraag referenties in te dienen om duidelijk te maken dat zij voldeden aan de geschiktheidseisen/(kern)competenties. Met deze referenties moest worden aangetoond dat de inschrijver ervaring had met de productie en/of het onderhoud van drijvende brugsystemen, waarbij aan de volgende eisen moest zijn voldaan:
  • ervaring met de productie en levering en/of implementatie van een Mid Life Update/Upgrade van een MOTS,
  • dat is geleverd aan een ministerie van Defensie;
  • met een lengte van tezamen ten minste 200 meter;
  • in een of meer overeenkomsten niet die op het moment van de uiterste datum voor het indienen van een aanvraag niet ouder waren dan vijf jaar;
  • waarbij van niet (geheel) uitgevoerde contracten het behaalde resultaat (
4.5.
Bij de uitleg van deze eisen komt betekenis toe aan de vermelding dat het moet gaan om een bestaand systeem (
of the shelf) en dat DMO contact op wenst te nemen met de contractspartij/opdrachtgever van de referentie met daarbij de mededeling dat referenties waarvan de inschrijver de uitvoering en voltooiing (
performance and completion) niet kan bewijzen, buiten beschouwing worden gelaten. Hieruit volgt dat de referenties betrekking moeten hebben op een in de afgelopen vijf jaar geleverd, werkend, systeem, dan wel op bestaand systeem, waaraan in de afgelopen vijf jaar een update (Mid Life Update (MLU)/Upgrade) is uitgevoerd.
4.6.
Op zichzelf is juist dat het begrip Mid Life Update (MLU)/Upgrade in de Selectieleidraad niet is gedefinieerd. Daar staat tegenover dat CEFA heeft gesteld dat onder een MLU in het algemeen wordt volstaan “het grondig onderhouden van een systeem of product om de bruikbaarheid daarvan weer op niveau te brengen en ervoor te zorgen dat de onderhoudskosten aanvaardbaar blijven”. Verder heeft CEFA gesteld dat het in Nederland gebruikelijk is om een MLU uit te voeren als het systeem/product op de helft van zijn levensduur is, waarbij de geschatte levensduur 30 jaar bedraagt. DMO heeft deze uitleg onderschreven. Gelet op deze overeenstemming neemt de voorzieningenrechter tot uitgangspunt dat de gevraagde implementatie van een Mid Life Update (MLU)/Upgrade niet ziet op regulier onderhoud, maar op het hiervoor bedoelde grondige onderhoud..
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft CEFA niet aannemelijk gemaakt dat haar referenties ten onrechte buiten beschouwing zijn gelaten. De voorzieningenrechter licht dit als volgt toe.
4.8.
Met betrekking tot referentie 2.1 staat vast dat het betreffende brugsysteem op dit moment (en dus ook op het moment van inschrijving) niet is geleverd aan het ministerie van Defensie van Bangladesh. Daarmee voldoet deze referentie niet aan de eis dat het systeem moet zijn geleverd. CEFA heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat deze opdracht toch als geleverd (in de zin van: ter plaatse afgeleverd) kan worden beschouwd. Het feit dat het systeem door de opdrachtgever is getest en dat het (ten tijde van de mondelinge behandeling) klaarstond voor verscheping is daarvoor onvoldoende. In dit verband heeft DMO overigens onweersproken gesteld dat het op de dag van aanmelding nog niet voor levering gereed was. Hierbij is niet van belang of het tijdstip van levering zou zijn uitgesteld vanwege de coronacrisis. Bij het indienen van haar aanvraag wist CEFA dat het systeem nog niet geleverd was. Indien zij van mening was dat deze opdracht toch mee zou mogen tellen bij de referenties en/of dat deze voorwaarde voor haar onevenredig nadelig was, dan had zij daarover vooraf vragen moeten stellen die mogelijk reden hadden kunnen vormen voor DMO om deze eis aan te passen; zij heeft dat nagelaten. Nu het een niet-geleverd systeem betrof, kon DMO op grond van de Selectieleidraad niet anders dan deze referentie buiten beschouwing laten. Het bezwaar tegen deze eis, nu in dit kort geding, komt te laat. De Selectieleidraad biedt ook geen ruimte om deze referentieopdracht deels mee te tellen. In de bepaling met betrekking tot het gedeeltelijk meetellen van referenties is immers bepaald dat het resultaat van een overeenkomst (
the actual result) mag worden gespecificeerd, maar dat een voorstelling van een verwacht resultaat niet volstaat. Niet valt in te zien wat het
actual resultzou moeten zijn van deze referentie.
4.9.
Referentie 2.2. ziet op een (raam)overeenkomst met het ministerie van Defensie van de VAE, afgesloten in 2018. Deze raamovereenkomst heeft betrekking op onderhoud aan in 2011 en 2012 geleverde EFA’s (amfibische brugdelen). Naar aanleiding van de vragen van DMO heeft CEFA drie
Purchase Ordersaangeleverd die verband houden met deze raamovereenkomst. DMO heeft deze referentie buiten beschouwing gelaten omdat uit de referentie en de gegeven toelichting niet viel af te leiden dat onder deze overeenkomst een Mid Life Update (MLU)/Upgrade is uitgevoerd. DMO heeft ter toelichting gesteld dat zij uit de stukken heeft afgeleid dat het ging om de levering van (reserve)onderdelen en dat dat niet te beschouwen is als het uitvoeren (implementeren) van een Mid Life Update (MLU)/Upgrade. Deze leveringen – waarbij niet staat vermeld of en door wie onderhoud is verricht – zijn naar voorlopig oordeel niet aan te merken als grondig onderhoud van een systeem om de bruikbaarheid daarvan weer op niveau te brengen en ervoor te zorgen dat de onderhoudskosten aanvaardbaar blijven. Hoewel dat wel op haar weg lag, heeft CEFA niet aannemelijk gemaakt dat uit de ingediende stukken wel kan worden afgeleid dat zij grondig onderhoud heeft uitgevoerd. De omstandigheid dat de betreffende opdracht een waarde van 16 miljoen euro vertegenwoordigde – hetgeen volgens DMO overigens niet was af te leiden uit de ingediende stukken – is daarvoor onvoldoende. Met betrekking tot de in dit kort geding overgelegde stukken heeft DMO onweersproken gesteld dat deze geen betrekking hadden op de ingediende referentie en/of buiten de referentieperiode vielen.
4.10.
Referentie 2.3 betreft een onderhoudsovereenkomst met het Franse ministerie van Defensie. Dit betreft onderhoud aan tussen 1993 en 1999 door CEFA geleverde brugdelen. Naar aanleiding van vragen van DMO heeft CEFA drie
Purchase Ordersaangeleverd. DMO heeft gemotiveerd gesteld dat deze Purchase Orders geen betrekking hebben op groot onderhoud. CEFA heeft vervolgens weliswaar gesteld dat het niet anders kan dat zij aan deze oudere brugdelen grondig onderhoud heeft uitgevoerd, maar zij heeft niet toegelicht op welke wijze dit uit de overgelegde
Purchase Orderskan worden afgeleid. De verklaring van DGA, die pas in dit kort geding is overgelegd, maakt dat niet anders. Ook met betrekking tot deze referentie geldt dat de aard en omvang niet zonder meer kan worden afgeleid uit de waarde van opdrachten.
4.11.
Referentie 2.4 betreft een onderhoudsovereenkomst met betrekking tot acht BEB’s, duwboten die pontons positioneren in het water. DMO heeft deze referentie buiten beschouwing gelaten (onder meer) omdat het onderhoud volgens haar geen MLU betrof en omdat het gestelde onderhoud aan duwboten niet kan meetellen voor de technische bekwaamheid met betrekking tot (hele) brugsystemen. CEFA heeft zich op het standpunt gesteld dat duwboten een wezenlijk onderdeel uitmaken van het brugsysteem en dat in de Selectieleidraad het uitvoeren van een MLU aan een deel van een brugsysteem niet is uitgesloten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit bezwaar onterecht. Aangezien de Opdracht betrekking heeft op de productie en levering van een heel brugsysteem, mocht een oplettende en normaal geïnformeerde gegadigde er niet zonder meer van uitgaan dat ook (grondig) onderhoud met betrekking tot een deel van een brugsysteem zou mogen meetellen. Indien CEFA meende dat dit wel het geval zou moeten zijn, dan had zij daarover vooraf vragen moeten stellen, hetgeen zij heeft nagelaten. Op grond hiervan is de voorzieningenrechter van oordeel dat DMO deze referentie op terecht buiten beschouwing heeft gelaten.
4.12.
Referentie 2.5 betreft een innovatief systeem dat niet commercieel is geleverd. Daarmee voldoet deze referentie niet aan de eis dat het systeem moet zijn geleverd aan een ministerie van Defensie. De stelling dat het systeem tijdelijk, voor testdoeleinden, aan het Franse ministerie van Defensie is geleverd maakt dat niet anders. Zoals hiervoor in 4.5 is overwogen volgt uit paragraaf 2.5.2 van de Selectieleidraad dat de referenties moesten zien op een bestaand, werkend systeem. CEFA mocht er dus niet zonder meer van uitgaan dat dit innovatieve systeem zou mogen meetellen. Indien CEFA desalniettemin meende dat deze referentie bij uitstek geschikt was om haar specialistische kennis en ervaring aan te tonen, dan had zij ook hierover vooraf vragen moeten stellen. Op grond van de geformuleerde ervaringseisen heeft DMO deze referentie terecht buiten beschouwing gelaten.
4.13.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de opgegeven referenties niet aan de gestelde eisen voldoen. DMO heeft deze daarom op goede gronden buiten beschouwing gelaten. DMO kan daarom niet worden verplicht om CEFA alsnog toe te laten tot de gunningsfase en/of om haar aanmelding opnieuw te beoordelen.
Dit betekent dat de vorderingen van CEFA worden afgewezen.
4.14.
CEFA heeft gesteld dat DMO onzorgvuldig heeft gehandeld en dat DMO haar geen eerlijke kans heeft geboden. Nog daargelaten dat CEFA aan deze stelling geen vordering heeft verbonden, zijn deze bezwaren naar het oordeel van de voorzieningenrechter onterecht. Zo heeft CEFA niet onderbouwd waarom zij meende dat zij de kans zou moeten krijgen om haar referenties nader toe te lichten. De stelling dat op de dag van de bekendmaking van de selectiebeslissing de referenties van een van de gegadigden nog in onderzoek waren, betekent niet dat DMO heeft gehandeld in strijd met de Selectieleidraad en/of het beginsel van gelijke behandeling. DMO heeft immers conform de Selectieleidraad de selectiebeslissing aan alle gegadigden op dezelfde dag meegedeeld. Verder is niet aannemelijk geworden dat nader onderzoek naar en/of nader debat over de door CEFA ingediende referenties ertoe zou leiden dat deze alsnog aan de gestelde eisen voldoen.
4.15.
De slotsom is dat de vorderingen van CEFA worden afgewezen. Zij wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van dit geding, zoals gevorderd uitvoerbaar bij voorraad en te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt CEFA om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan de Staat te betalen, tot dusver aan de zijde van de Staat begroot op € 1.692,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht;
5.3.
bepaalt dat CEFA bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022.
WJ