ECLI:NL:RBDHA:2022:2978
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verbod tenuitvoerlegging Marokkaans alimentatievonnis in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die beiden de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit bezitten. De man vorderde een verbod op de tenuitvoerlegging van een in Marokko gewezen vonnis, waarin hij was veroordeeld tot betaling van kinderalimentatie. De man stelde dat de vrouw onrechtmatig handelde door in Marokko te procederen, terwijl de Nederlandse rechter zich al had uitgesproken over de alimentatieverplichting. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw niet onrechtmatig handelde, omdat de Marokkaanse rechter bevoegd was om het vonnis te geven en de man niet had aangetoond dat de vrouw misbruik maakte van recht. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een verbod op de tenuitvoerlegging in Marokko rechtvaardigden. De vordering van de man werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder van de partijen zijn eigen kosten droeg.