Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder de aan eiser voor zijn café verleende exploitatievergunning, drank- en horecavergunning en aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten (hierna samengevat als horeca-vergunning) op goede gronden heeft ingetrokken. Volgens verweerder is dit het geval omdat eiser als ondernemer in enig opzicht van slecht levensgedrag is, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Drank- en Horecawet (DHW) en artikel 2:28, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV).
Wat stellen partijen in beroep?
2. Eiser bestrijdt dat hij (in enig opzicht) van slecht levensgedrag is. Eiser heeft geen ernstige strafbare feiten begaan, maar alleen geluidsnormen overschreden. In een café met live muziek is dat niet helemaal te voorkomen. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Door klachten van de bovenbuurman (derde-partij) die wist dat hij boven het café van eiser ging wonen is verweerder handhavend gaan optreden. De intrekking van zijn horeca-vergunning is niet evenredig, omdat eiser daardoor jaren geen horecaonderneming meer mag exploiteren. Inmiddels heeft hij zijn café beëindigd.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij naar aanleiding van een door de bovenbuurman ingediend handhavingsverzoek een besluit moest nemen. De buurman stelt geluidshinder en overlast te ondervinden. Verweerder heeft ook meerdere keren overschrijdingen van de toegestane geluidsnormen geconstateerd. Het gaat om een pakket van overtredingen van toepasselijke voorschriften door eiser in de afgelopen vijf jaar. Hierdoor heeft verweerder, ook onafhankelijk van de gestelde hinder van de bovenbuurman, geen vertrouwen meer in eiser als exploitant van het café. Eiser kan worden aangemerkt als in enig opzicht van slecht levensgedrag. Het gevolg is dat de horeca-vergunning wordt ingetrokken. Ruimte voor een belangenafweging is er niet.
4. De bovenbuurman stelt dat hij overlast heeft ervaren van eiser en heeft daarom het handhavingsverzoek ingediend vanwege slecht levensgedrag. Hij vindt dat verweerder de horeca-vergunning van eiser terecht heeft ingetrokken.
5. Artikel 8, eerst lid, aanhef en onder b, van de DHW bepaalt dat leidinggevenden van het horecabedrijf niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn.
Artikel 31, aanhef en onder b, van de DHW bepaalt dat wanneer een leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is, de drank- en horecavergunning wordt ingetrokken.
Artikel 2:28, vijfde lid, aanhef en onder b, van de APV bepaalt dat de exploitatievergunning wordt ingetrokken indien de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
6. Verweerder heeft beoordelingsruimte met betrekking tot de vraag of sprake is van slecht levensgedrag. Nu er bij of krachtens de DHW geen nadere omschrijving is gegeven van de eis dat de ondernemer niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is, zijn er volgens vaste rechtspraak geen beperkingen gesteld aan de feiten en omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag mogen worden betrokken.
7. De bepalingen uit de relevante wet- en regelgeving zijn dwingend geformuleerd. Dit betekent dat indien verweerder concludeert dat de houder van een horeca-vergunning in enig opzicht van slecht levensgedrag is, verweerder de vergunning op deze grond moet intrekken. Een gevolg hiervan – zoals verweerder ter zitting ook heeft toegelicht – is dat de betrokken ondernemer, geen horeca-inrichting mag exploiteren voor een periode van vijf tot tien jaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8. De rechtbank stelt vast dat er in deze zaak sprake is van een pakket aan overtredingen, die hoofdzakelijk verband houden met overschrijding van geluidsnormen.
Daarbij is eiser tweemaal veroordeeld door de economische politierechter.
9. Verweerder wordt gevolgd in zijn standpunt dat hij beoordelingsruimte heeft bij het bepalen van de vraag of sprake is van slecht levensgedrag en dat op zich alle feiten en omstandigheden kunnen worden meegenomen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat nu het een belastend besluit betreft met ingrijpende gevolgen het daarbij van belang is dat duidelijk en voorzienbaar is dat betreffende gedragingen hiertoe aanleiding kunnen geven.
10. De hoogste bestuursrechter heeft hierover het volgende overwogen. ‘Omdat de eis over het levensgedrag in de door de burgemeester toegepaste bepalingen niet nader is toegelicht of uitgewerkt, vallen, gelet op het bepaalde in artikel 10 van de Dienstenrichtlijn en op de rechtszekerheid, onder die eis uitsluitend de gedragingen waarvan het voor een ieder evident is dat daarmee niet aan de eis is voldaan.’
11. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard van de gedragingen die hier aan de orde zijn niet kan worden geoordeeld dat het voor ieder evident is dat daarmee sprake is van slecht levensgedrag.
Het betreft met name overtredingen van geluidsnormen vanwege live muziek in het café. Weliswaar is eiser twee keer veroordeeld door de economische politierechter en is sprake van economische delicten, maar ook deze houden verband met live muziek. De overige feiten die aan het besluit ten grondslag zijn gelegd betreffen constateringen op verschillende momenten, zoals dat eiser in het café heeft geslapen en dat het terras om 00.55 uur nog in gebruik was. Dat eiser ook boetes heeft gekregen en dwangsommen heeft verbeurd is verder onvoldoende om het voor ieder evident te achten.
Dit geldt temeer nu de aard van deze gedragingen wezenlijk anders is dan van gedragingen met betrekking tot bijvoorbeeld geweld, wapens en drugs in een café, waarbij eerder voor ieder evident is dat daarmee sprake kan zijn van slecht levensgedrag.
12. Weliswaar kan verweerder worden toegegeven dat er sprake is van een pakket van overtredingen gedurende langere tijd, maar nu verweerder niet aan eiser heeft meegedeeld dat hem slecht levensgedrag zou worden tegengeworpen bij voortduring van deze gedragingen kan niet worden geoordeeld dat het voor eiser duidelijk en voorzienbaar was dat met de hoeveelheid van overtredingen wel sprake zou zijn van slecht levensgedrag.
13. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de gevolgen van bepaling tot slecht levensgedrag zeer ingrijpend zijn. Immers wordt de horeca-vergunning dan dwingendrechtelijk ingetrokken en kan eiser de komende vijf tot tien jaar niet meer voor een horeca-vergunning in aanmerking komen.
14. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder slecht levensgedrag niet aan eiser heeft kunnen tegenwerpen. Als gevolg daarvan heeft verweerder de drank- en horecavergunning, de exploitatievergunning en de aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten voor het café van eiser niet op goede gronden ingetrokken.
15. Het beroep is dan ook gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de beginselen van rechtszekerheid, zorgvuldigheid en evenredigheid.
16. Omdat het gebrek waardoor het bestreden besluit wordt vernietigd ook aan het primaire besluit kleeft en dit gebrek niet meer kan worden hersteld, ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Daarbij is betrokken dat het café inmiddels door eiser is beëindigd.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.