ECLI:NL:RBDHA:2022:2946

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
9746773 \ EJ VERZ 22-72999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aanstelling gewaarborgde hulp in het kader van persoonsgebonden budget

In deze zaak heeft de beschermingsbewindvoerder een verzoek ingediend bij de kantonrechter om een gewaarborgde hulp aan te stellen voor de betrokkene in het kader van een persoonsgebonden budget (PGB). De kantonrechter heeft het verzoek op 31 maart 2022 afgewezen. De bewindvoerder stelde dat de zoon van de betrokkene bereid was om als gewaarborgde hulp op te treden, maar de kantonrechter oordeelde dat het aan de betrokkene zelf is om het verzoek tot toekenning van het PGB in te dienen, inclusief de voordracht van de gewaarborgde hulp. De kantonrechter wees erop dat het PGB niet tot het vermogen van de betrokkene behoort, maar wordt beheerd door de Sociale Verzekeringsbank. Hierdoor was het verzoek van de bewindvoerder niet toelaatbaar onder de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter benadrukte ook het belang van samenwerking tussen de beschermingsbewindvoerder en de gewaarborgde hulp om problemen met de administratie en verantwoording te voorkomen.

De beschikking is gegeven door mr. D. de Loor en uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beschikking kan, uitsluitend door tussenkomst van een advocaat, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats 's-Gravenhage
RW
Zaaknr.: 9746773 \ EJ VERZ 22-72999
BM [bm nummer]

Beschikking op een verzoek tot machtiging

van:

Stichting CAV,

gevestigd te 2701 AG Zoetermeer, Postbus 7276,
bewindvoerder over de goederen van:

[rechthebbende] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [plaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene.

Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoek van de bewindvoerder, met bijlagen, ontvangen op 14 maart 2022.

Beoordeling

De bewindvoerder verzoekt de kantonrechter om de gewaarborgde hulp toe te kennen aan de zoon van betrokkene.
Ter onderbouwing van dit verzoek stelt de bewindvoerder het volgende.
Betrokkene wil een persoonsgebonden budget (PGB). Daarvoor moet een gewaarborgde hulp worden aangesteld. De zoon van betrokkene heeft zich bereid verklaard om als gewaarborgde hulp aangesteld te worden. De bewindvoerder kan niet de gewaarborgde hulp worden van betrokkene. Het zorgkantoor CZ accepteert namelijk alleen natuurlijke personen als gewaarborgde hulp en geen rechtspersonen. Derhalve verzoekt de bewindvoerder de kantonrechter om de gewaarborgde hulp toe te kennen aan de zoon van betrokkene.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Bij beschikking van de kantonrechter van 25 augustus 2020 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden, met aanstelling van de bewindvoerder. Betrokkene is in staat geacht om zelf beslissingen te nemen.
Ten aanzien van betrokkene is geen mentorschap uitgesproken. Ook ten aanzien van haar zorg wordt aangenomen dat betrokkene zelf beslissingen kan nemen.
Onder gewaarborgde hulp wordt verstaan: door de verzekerde (betrokkene) ingeschakelde hulp van een derde die in staat voor de nakoming van de aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen (artikel 1.1 van de Regeling langdurige zorg). Het is aan de verzekerde om een gewaarborgde hulp voor te stellen aan het zorgkantoor (artikel 5.11, eerste lid, van de Regeling langdurige zorg). Indien er voor het zorgkantoor bezwaren zijn ten aanzien van de voorgestelde gewaarborgde hulp, kan het PGB worden geweigerd (artikel 5.11, tweede lid, van de Regeling langdurige zorg).
De kantonrechter gaat er op grond van het vorenstaande vanuit dat betrokkene zelf het verzoek tot toekenning van het PGB, met voordracht van de gewaarborgde hulp, kan doen. Het is vervolgens aan het zorgkantoor om de voorgestelde gewaarborgde hulp al dan niet te accepteren.
Indien betrokkene niet in staat zou zijn om zelf het verzoek te doen, dan is het niet aan de kantonrechter om hierover in het kader van het beschermingsbewind een beslissing te nemen. Het beschermingsbewind strekt zich uit over het vermogen van betrokkene. Het PGB behoort niet tot het vermogen van betrokkene, het wordt beheerd door de Sociale Verzekeringsbank. Het verzoek van de bewindvoerder betreft ook geen kwestie waarvoor op grond van de artikelen 1:438, 1:441 of 1:443 BW machtiging verzocht dient te worden aan de kantonrechter. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Vanzelfsprekend is het wel van belang dat de beschermingsbewindvoerder en de gewaarborgde hulp goed samenwerken en dat de beschermingsbewindvoerder maatregelen neemt als de gewaarborgde hulp zijn of haar taak niet naar behoren uitvoert. Voorkomen moet immers worden dat er een nieuwe schuld ontstaat, omdat PGB wordt teruggevorderd wegens slechte administratie en verantwoording door de gewaarborgde hulp.
De kantonrechter zal, gelet op het vorenstaande, het verzoek afwijzen.

Beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. de Loor, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2022.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep
worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking
(digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de
uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat
deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.