Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het incident tot tussenkomst, althans voeging
3.De feiten
per jaar. De werkelijke kosten, managementvergoeding, korting t.a.v. schade, percentage van de meeropbrengst bij verkoop van de dienstauto, etc. dient de inschrijver aan te geven op het Prijzenblad, zie bijlage 5.
“Op de eerste plaats heeft de Aanbestedende dienst ervaringscijfers. Er wordt ook met de markt gebenchmarkt. Ten slotte wordt in geval van twijfel een accountant ingeschakeld.”.
4.Het geschil
primairde Staat te gebieden om de mededeling van de gunningsbeslissing van 7 januari 2022 in te trekken en om de opdracht op basis van de huidige aanbestedingsprocedure te gunnen aan Athlon, voor zover de Staat de opdracht nog wenst te gunnen;
subsidiairde Staat te gebieden om de mededeling van de gunningsbeslissing van 7 januari 2022 in te trekken, om door een onafhankelijke kostendeskundige te laten beoordelen of het door LeasePlan ingediende Prijzenblad voldoet aan de Leidraad en de Toelichting en om een nieuwe gunningsbeslissing mee te delen;
meer subsidiairde Staat te gebieden om de mededeling van de gunningsbeslissing van 7 januari 2022 in te trekken en om de aanbesteding opnieuw te houden, voor zover de Staat de opdracht nog wenst te gunnen en
uiterst subsidiairvoor zover Athlon in hoger beroep wil gaan tegen dit vonnis, de Staat te verbieden om over te gaan tot gunning van de opdracht aan LeasePlan, tot dat het Gerechtshof Den Haag in (turbo) spoedappel heeft beslist, een en ander met veroordeling van de Staat in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
primairop het standpunt gesteld dat de inschrijving van LeasePlan moet worden uitgesloten van deelname en dat de opdracht aan Athlon moet worden gegund. Volgens Athlon heeft LeasePlan voor wat betreft de handling-/overheadkosten irreëel laag, althans manipulatief, althans in strijd met de aanbestedingsstukken ingeschreven.
Subsidiairheeft Athlon betoogd dat zij voldoende twijfel heeft gezaaid met betrekking tot de inschrijving van LeasePlan, zodat de Staat gehouden is die inschrijving nader te onderzoeken.
Meer subsidiairstelt Athlon dat niet valt uit te sluiten dat zal blijken dat de aanbestedingsstukken voor meerderlei uitleg vatbaar zijn en dat het verschil tussen de handling-/overheadkosten van Athlon en die van LeasePlan daardoor verklaard kan worden, zodat er een heraanbesteding moet plaatsvinden. Ten slotte is Athlon
uiterst subsidiairvan mening dat, voor het geval haar primaire en (meer) subsidiaire vorderingen worden afgewezen, haar belang bij adequate rechtsbescherming moet prevaleren boven het belang van de Staat om tot definitieve gunning van de opdracht aan LeasePlan over te gaan, zodat de Staat de uitkomst van een door Athlon aanhangig te maken (turbo) spoedappel zal moeten afwachten.