ECLI:NL:RBDHA:2022:2922

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
AWB 21/1822
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een Algerijnse eiser met een gezin in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Algerijnse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn partner en kinderen in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen op basis van het niet voldoen aan het middelen- en inburgeringsvereiste. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser stelde beroep in en voerde aan dat de afwijzing in strijd was met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. Hij betoogde dat de belangen van zijn kinderen onvoldoende waren meegewogen en dat hij zorg- en opvoedtaken verrichtte.

Tijdens de zitting op 24 februari 2022 werd het beroep behandeld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de belangenafweging op juiste wijze had uitgevoerd en dat er geen objectieve belemmeringen waren om het gezinsleven in Algerije uit te oefenen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd was met het EVRM, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verrichtte. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1822

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [referente] (hierna: referente) afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 18 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 24 februari 2022 is het beroep op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook referente is verschenen. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1969 en heeft de Algerijnse nationaliteit. Eiser is op 20 februari 1992 ongewenst verklaard. Eiser en referente hebben sinds 2010 een relatie en zijn in 2012 en 2013 ouders geworden van twee dochters. Sinds 2017 verblijft eiser in Algerije. Hun dochters verblijven bij referente. Eiser heeft om afgifte van een mvv gevraagd, zodat hij bij referente en zijn dochters kan verblijven. Verweerder heeft de aanvraag voor een mvv afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan het middelen- en inburgeringsvereiste en hij hiervan niet kan worden vrijgesteld. In bezwaar is de afwijzing gehandhaafd.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser voert, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 14 augustus 2018, [1] aan dat de weigering om hem vrij te stellen van het mvv-vereiste in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). Eiser wijst erop dat de jaarlijkse bezoeken van zijn dochters aan Algerije onvoldoende zijn om te concluderen dat zij zich daar eenvoudig zullen kunnen aanpassen. Ook voert eiser aan dat hij voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez. [2] Volgens eiser is er sprake van zorg- en opvoedtaken en van een afhankelijkheidsverhouding tussen hem en zijn dochters. Verweerder heeft de overgelegde bewijsmiddelen niet op de juiste wijze beoordeeld en de belangen van zijn dochters onvoldoende in de besluitvorming betrokken. In dit verband verwijst eiser naar een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 25 november 2019. [3] Tot slot stelt eiser ten onrechte niet te zijn gehoord.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. In beroep is niet in geschil dat eiser niet voldoet aan het middelen- en inburgeringsvereiste. De vraag die voorligt is of eiser vrijgesteld kan worden van het mvv-vereiste, omdat hij rechten zou kunnen ontlenen aan artikel 8 van het EVRM en het arrest Chavez-Vilchez. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.

8 EVRM

4. Door eiser wordt niet betwist dat de beslissing om hem geen mvv te verlenen geen inmenging in het recht op uitoefening van het familie- of gezinsleven oplevert. Eiser bestrijdt wel het standpunt van verweerder dat de belangenafweging niet tot een positieve verplichting leidt om hem verblijf in Nederland toe te staan.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder alle door eiser aangevoerde feiten en omstandigheden kenbaar en op de juiste wijze in de belangenafweging betrokken en heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. Zo heeft verweerder kunnen meewegen dat er geen objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven in Algerije uit te oefenen. Daarbij is van belang dat de kinderen jong zijn en door hun jaarlijkse bezoeken enigszins bekend zijn met de taal en cultuur van Algerije, zodat zij zich nog relatief gemakkelijk zullen kunnen aanpassen aan de Algerijnse samenleving. De rechtbank ziet in wat eiser stelt geen grond voor het oordeel dat de weigering hem een mvv te verlenen strijd met artikel 8 van het EVRM oplevert. Het beroep op de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 14 augustus 2018 leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat eiser niet heeft toegelicht waarom er sprake zou zijn van een vergelijkbare situatie.
Chavez-Vilchez
6. Om in aanmerking te kunnen komen voor het verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez dient volgens het beleid [4] van verweerder onder andere sprake te zijn van daadwerkelijke zorgtaken ten behoeve van het Nederlandse minderjarige kind en een zodanige afhankelijkheidsverhouding tussen het kind en de vreemdeling dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Europese Unie te verlaten als aan de vreemdeling een verblijfsrecht wordt geweigerd.
7. Eiser heeft ter onderbouwing van de zorg- en opvoedtaken verschillende bewijsstukken overgelegd, zoals foto’s, informatie over de uitkering van referente, het gezinsplan van het Centrum voor Jeugd en Gezin en verklaringen van leerkrachten. Verweerder heeft deze stukken bij de beoordeling betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat uit deze stukken valt af te leiden dat eiser vanuit het buitenland tot op zekere hoogte betrokken is bij de zorg en opvoeding van zijn dochters, maar dat hieruit niet volgt dat hij meer dan de marginale zorg- en opvoedtaken verricht. Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen, ligt het zwaartepunt in de zorg- en opvoedtaken bij referente. Dat referente hierbij hulp krijgt van het Centrum voor Jeugd en Gezin, maakt dit niet anders. Ook de omstandigheid dat zijn dochters hem missen en het moeilijk vinden om van hem afscheid te nemen na de vakanties, hoe invoelbaar ook, maakt niet dat sprake is van meer dan de marginale zorgtaken. Dat eiser niet vrijwillig in Algerije verblijft laat onverlet dat hij dient aan te tonen dat hij op meer dan marginale wijze zorg- en opvoedtaken verricht. Daarin is hij niet geslaagd. Het beroep op de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 25 november 2019 leidt niet tot een ander oordeel, nu eiser niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak van toepassing zou zijn op zijn persoonlijke situatie.
8. Het beroep op het arrest Chavez-Vilzez slaagt gelet hierop al niet. De vraag of sprake is van een afhankelijkheidsverhouding tussen eiser en zijn dochters hoeft om die reden dan ook niet te worden besproken.
Hoorplicht
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de motivering van het primaire besluit, wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd en op wat hiervoor is overwogen, van het horen heeft mogen afzien, omdat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat wat in bezwaar is aangevoerd niet tot een andersluidend besluit kon leiden. Verweerder mocht daarom met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen afzien en het bezwaar kennelijk ongegrond verklaren.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

4.B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire.