ECLI:NL:RBDHA:2022:2921

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
AWB 21/1732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op grond van Chavez-Vilchez wegens onvoldoende bewijs van identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1990, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van zijn vermeende rol als verzorgende ouder van een Nederlands minderjarig kind, zoals bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez. De aanvraag werd echter afgewezen omdat de eiser zijn identiteit en nationaliteit niet ondubbelzinnig had aangetoond. De staatssecretaris had eerder, op 28 december 2020, de aanvraag afgewezen en het bezwaar van de eiser tegen deze afwijzing ongegrond verklaard op 4 maart 2021.

Tijdens de zitting op 24 februari 2022 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris niet verscheen. De rechtbank oordeelde dat de documenten die de eiser had overgelegd, waaronder een paspoort en een geboorteakte, niet voldoende bewijs boden voor zijn identiteit. Bureau Documenten had vastgesteld dat de geboorteakte hoogstwaarschijnlijk frauduleus was verkregen, wat de waarde van het paspoort in twijfel trok. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij de vader was van het kind en dat hij niet voldeed aan de vereisten voor het verkrijgen van een verblijfsrecht op basis van het arrest Chavez-Vilchez.

De rechtbank oordeelde verder dat de staatssecretaris niet verplicht was om de eiser te horen, omdat er geen reden was om aan te nemen dat de bezwaren van de eiser tot een ander besluit zouden leiden. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1732

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER [1] afgewezen.
Bij besluit van 4 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaande mededeling, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1990 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Eiser heeft een aanvraag ingediend waarmee hij verblijf beoogt als verzorgende ouder bij een Nederlands minderjarig kind als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez. [2] Hij stelt de biologische vader te zijn van [kind] (het kind).
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser zijn identiteit en nationaliteit niet (ondubbelzinnig) heeft aangetoond en hierdoor ook niet heeft aangetoond dat hij de vader is van het kind. [3] Volgens verweerder is het overgelegde paspoort weliswaar echt bevonden maar is de identiteit hiermee niet aangetoond. Verweerder beroept zich hierbij op de bevindingen van Bureau Documenten (Bdoc), waaruit blijkt dat het document waarmee het paspoort is verkregen, de geboorteakte, hoogstwaarschijnlijk frauduleus is verkregen door eiser. Hierdoor is het paspoort ook hoogstwaarschijnlijk frauduleus verkregen, zodat aan het paspoort geen waarde kan worden gehecht. Eiser heeft geen andere documenten overgelegd waarmee hij zijn identiteit heeft aangetoond. Daarom kan niet worden vastgesteld of eiser een geslaagd beroep kan doen op het arrest Chavez-Vilchez.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte geen waarde heeft gehecht aan het echt bevonden paspoort. De verklaring van Bdoc over de echtheid van de geboorteakte is onvoldoende inzichtelijk en concludent. Verweerder had zich niet op deze verklaring mogen baseren. In geval van twijfel over de echtheid van de geboorteakte had verweerder onderzoek moeten verrichten bij de autoriteiten van het land van herkomst. In de informatie over de afgifte van identiteitsdocumenten, zoals opgenomen in het algemeen ambtsbericht inzake Nigeria, had verweerder aanleiding moeten zien om hem te horen en vragen te stellen over de wijze waarop de geboorteakte is verkregen. Dat de geboorteakte echt is, volgt uit de verklaring van de Nigeriaanse autoriteiten van 1 februari 2021.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Eiser doet een beroep op het arrest Chavez-Vilchez. Om in aanmerking te kunnen komen voor een zogenaamde Chavez-verblijfsrecht ligt het op de weg van eiser om onder meer zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Dit volgt uit het arrest Oulane van het Hof van 7 februari 2005. [4] Een lidstaat moet in zaken als de onderhavige immers kunnen vaststellen of de vreemdeling een derdelander is die al dan niet een verblijfsrecht in een ander lidstaat heeft. De vaststelling hiervan is mede van belang voor de beantwoording van de vraag of het ontzeggen van het recht om in een lidstaat te verblijven ertoe zal leiden dat de minderjarige Unieburger zal worden verplicht het grondgebied van de Unie te verlaten. Verweerder heeft beleid ontwikkeld voor de uitvoering van voornoemde arresten. [5] Volgens dit beleid moet de vreemdeling zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk maken door het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding of een geldige identiteitskaart. [6] Als de vreemdeling hieraan niet kan voldoen, moet hij zijn identiteit en nationaliteit ondubbelzinnig aantonen met andere middelen of verklaringen.
4.1
Eiser heeft ter staving van zijn identiteit en nationaliteit een paspoort, een geboorteakte en een leeftijdsverklaring overgelegd. Bdoc heeft deze documenten op echtheid onderzocht. Uit de verklaring van onderzoek volgt dat de overgelegde geboorteakte hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is afgegeven en dat de legalisatie van de geboorteakte hoogstwaarschijnlijk frauduleus is verkregen. Daarom kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. Het paspoort is echt. Volgens Bdoc kan echter niet worden vastgesteld of het paspoort bevoegd is opgemaakt en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie dan wel of de inhoud ervan juist is. Indien het paspoort is verkregen op basis van de geboorteakte, is het paspoort hoogstwaarschijnlijk frauduleus verkregen. Eiser heeft verklaard dat dit laatste het geval is.
4.2.
Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [7] is een onderzoeksverslag van het Bdoc een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. Verweerder moet zich, als hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, gelet op artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Als dat het geval is, kan de desbetreffende belanghebbende de uitkomst van het advies slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van onderzoek van Bdoc naar inhoud voldoende inzichtelijk en concludent is. Daaruit volgt dat de geboorteakte hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven, omdat de opmaak en afgifte afwijkt van het beschikbare referentie- en vergelijkingsmateriaalinzichtelijk. De vergewisplicht strekt niet zo ver dat in de verklaring van onderzoek dient te worden opgenomen op welk punt het document afwijkt en welk referentiemateriaal is gebruikt. Het gaat hier immers om vertrouwelijke informatie waarbij het verder inzichtelijk maken zou betekenen dat de details van het onderzoek openbaar moeten worden gemaakt waarmee vervalsers vervolgens hun voordeel kunnen doen. Eiser heeft geen concreet aanknopingspunt naar voren gebracht om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de verklaring van onderzoek. Gelet op het voorgaande kon verweerder de verklaring van onderzoek daarom aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen en op grond daarvan mogen concluderen dat aan het paspoort en de geboorteakte geen waarde kan worden gehecht. Reeds hierom slaagt het betoog van eiser dat verweerder nader onderzoek naar de echtheid van de geboorteakte had moeten doen dan ook niet.
4.4.
Voor zover eiser met de in beroep overgelegde verklaring van de National Population Commission heeft beoogd een contra-expertise te overleggen, merkt de rechtbank het volgende op. Ter zitting heeft eiser de beroepsgrond dat deze verklaring in onderhavige procedure moet worden meegewogen ingetrokken, omdat deze verklaring ook bij een andere (recentere) lopende procedure is overgelegd en in die procedure zal worden beoordeeld. De rechtbank zal deze verklaring dan ook buiten beschouwing laten.
4.5.
De rechtbank oordeelt verder dat eiser ook met de overgelegde verklaring van zijn gestelde broer, zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft hierover mogen meewegen dat deze verklaring niet uit objectieve bron afkomstig is en bovendien niet af doet aan de uitkomsten van het onderzoek van Bdoc.
4.6.
Voor zover eiser heeft betoogd dat hij, ondanks het onderzoeksresultaat ten aanzien van de geboorteakte, zijn identiteit en nationaliteit heeft aangetoond, omdat hij een echt bevonden paspoort heeft overgelegd, slaagt deze stelling. Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 29 september 2021 [8] volgt dat verweerder geen waarde hoeft te hechten aan een paspoort indien dit paspoort is verkregen op basis van een vals bevonden document.
4.7.
Nu eiser zijn gestelde identiteit en nationaliteit niet ondubbelzinnig heeft aangetoond, heeft hij evenmin aannemelijk gemaakt dat hij in aanmerking komt voor een zogenaamde Chavez-verblijfsrecht. Gelet hierop heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen.
4.8.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder, gelet op de motivering van het primaire besluit, wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd en op wat hiervoor is overwogen, van het horen heeft mogen afzien, omdat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat wat in bezwaar is aangevoerd niet tot een andersluidend besluit kon leiden. Verweerder mocht daarom met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen afzien en het bezwaar kennelijk ongegrond verklaren.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
5.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie het arrest van het Hof van Justitie EU (het Hof) van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
3.Zie paragraaf B10/2.2. onder a in samenhang met paragraaf B10/2.2. onder b van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
5.Zie paragraaf B10/2.2 van de Vc.
6.Op grond van artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2488.
8.ECL:NL:RVS:2021:2159.