ECLI:NL:RBDHA:2022:2921
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op grond van Chavez-Vilchez wegens onvoldoende bewijs van identiteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1990, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van zijn vermeende rol als verzorgende ouder van een Nederlands minderjarig kind, zoals bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez. De aanvraag werd echter afgewezen omdat de eiser zijn identiteit en nationaliteit niet ondubbelzinnig had aangetoond. De staatssecretaris had eerder, op 28 december 2020, de aanvraag afgewezen en het bezwaar van de eiser tegen deze afwijzing ongegrond verklaard op 4 maart 2021.
Tijdens de zitting op 24 februari 2022 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris niet verscheen. De rechtbank oordeelde dat de documenten die de eiser had overgelegd, waaronder een paspoort en een geboorteakte, niet voldoende bewijs boden voor zijn identiteit. Bureau Documenten had vastgesteld dat de geboorteakte hoogstwaarschijnlijk frauduleus was verkregen, wat de waarde van het paspoort in twijfel trok. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij de vader was van het kind en dat hij niet voldeed aan de vereisten voor het verkrijgen van een verblijfsrecht op basis van het arrest Chavez-Vilchez.
De rechtbank oordeelde verder dat de staatssecretaris niet verplicht was om de eiser te horen, omdat er geen reden was om aan te nemen dat de bezwaren van de eiser tot een ander besluit zouden leiden. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.