1.3.Eiser heeft van de mogelijkheid om vanuit het oogpunt genoemd bij 1.2. de gevolgen van het verlies van zijn Nederlanderschap kenbaar te maken geen gebruik gemaakt. Verweerder heeft daarop het verlies niet onevenredig geoordeeld. Vervolgens is het bestreden besluit genomen.
2. De regels staan in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Volgens artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van die wet gaat het Nederlanderschap voor een meerderjarige verloren indien hij tevens een vreemde nationaliteit bezit en tijdens zijn meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het bezit van beide nationaliteiten zijn hoofdverblijf heeft buiten Nederland.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt dat het door verweerder gehanteerde toetsingskader te strikt is. Het beleid van verweerder is kennelijk onredelijk en in strijd met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel en de jurisprudentie van het EHRM. Eiser verwijst hiervoor naar het arrest Usmanov v. Russia. Verweerder heeft geen deugdelijke individuele evenredigheids- en proportionaliteitstoets gemaakt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat volgens vaste rechtspraak de RWN limitatief bepaalt in welke gevallen het Nederlanderschap wordt verkregen, dan wel verloren. Dit betekent dat het Nederlanderschap niet kan worden verkregen en ook niet kan worden behouden door de werking van een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel.
5. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder een deugdelijke Unierechtelijke evenredigheidsbeoordeling heeft gemaakt. Verweerder stelt terecht dat de evenredigheid moet worden beoordeeld naar het moment van het van rechtswege verliezen van het Nederlanderschap, en daarmee van het Unieburgerschap, met dien verstande dat niet alleen de gevolgen van het verlies van het Nederlanderschap die zich reeds op dat moment hadden gemanifesteerd dienen te worden betrokken, maar ook de gevolgen die op dat moment redelijkerwijs voorzienbaar waren. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij ten tijde van het verlies van zijn Nederlanderschap (19 augustus 2019) substantieel gebruik maakte van het recht van vrij verkeer en verblijf in de Europese Unie. De beroepsgrond van eiser dat het gehanteerde toetsingskader te strikt is, volgt de rechtbank niet.
6. De verwijzing naar het arrest Usmanov verandert deze beoordeling niet. Het EHRM stelde daar een inbreuk vast omdat het verlies van klagers Russische staatsburgerschap, waardoor hij geen geldige verblijfsstatus in Rusland meer had en ook geen identiteitspapieren (in de Russische situatie waarin klager zich voortdurend moest legitimeren) zeer zwaar weegt en het intrekken ervan niet in verhouding staat (excessief formalistisch is) met de kennelijke (mogelijk puur administratieve) fout van de klager. Daardoor was er te weinig bescherming tegen willekeur. Een dergelijke situatie is in dit geval niet aan de orde, nu het hier gaat om verlies van het Nederlanderschap van rechtswege en in het arrest Usmanov om herroeping dan wel intrekking van het Russische staatsburgerschap. Het betoog ter zitting dat de echtgenote en kinderen van eiser wel tijdig een nieuw paspoort konden aanvragen en dat hebben gekregen en door praktische problemen eiser daarin niet tijdig is geslaagd, kan niet leiden tot een ander oordeel. Eiser heeft dit standpunt namelijk op geen enkele wijze onderbouwd. Daarnaast gaat het in dit geval om de situatie van eiser en niet om zijn echtgenote of kinderen.
7. Ook het standpunt van de gemachtigde van eiser ter zitting dat per 1 april 2022 een wetswijziging ingaat waarbij een termijn van dertien jaar gaat gelden, kan eiser niet baten. Eiser kan namelijk geen beroep doen op toekomstige wetgeving. Bovendien gaat de wetswijziging niet met terugwerkende kracht gelden.
8. Het beroep is ongegrond.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden.