ECLI:NL:RBDHA:2022:2822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
SGR 20/8000
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlies van Nederlanderschap en aanvraag Nederlands paspoort in het licht van het Europees evenredigheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, geboren in Turkije, en de minister van Buitenlandse Zaken. De eiser had een aanvraag voor een Nederlands paspoort ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat hij zijn Nederlanderschap had verloren. Dit verlies vond plaats op 19 augustus 2019, toen de eiser zijn hoofdverblijf in Turkije vestigde en daarmee niet meer voldeed aan de voorwaarden voor het behoud van het Nederlanderschap. De rechtbank heeft de aanvraag van de eiser beoordeeld in het licht van het arrest Tjebbes van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat een evenredigheidstoets vereist in dergelijke gevallen. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om de gevolgen van het verlies van zijn Nederlanderschap kenbaar te maken, en dat de minister een deugdelijke evenredigheidsbeoordeling had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat het door de minister gehanteerde toetsingskader niet te strikt was en dat de beroepsgrond van de eiser niet kon worden gevolgd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8000

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (Turkije), eiser

(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. L.H.T. Geuzendam).

Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een Nederlands paspoort niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 26 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2022. Verschenen zijn de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedag] 1968 in Turkije en heeft de Turkse nationaliteit. Op [datum] 1991 is hij in het huwelijk getreden met een Nederlandse vrouw, waardoor eiser het Nederlanderschap bij Koninklijk Besluit van 24 januari 1996 verkreeg. Vanaf dat moment had eiser zowel de Turkse als de Nederlandse nationaliteit. Op 26 januari 2006 is voor het laatst een Nederlands paspoort aan eiser verstrekt, geldig tot 26 januari 2011. Op 19 augustus 2009 heeft eiser zich gevestigd in Turkije. Sindsdien heeft eiser onafgebroken hoofdverblijf in Turkije gehad, waardoor hij het Nederlanderschap heeft verloren met ingang van 19 augustus 2019. Verweerder heeft daarom de aanvraag van 29 augustus 2019 van eiser voor een Nederlands paspoort niet in behandeling genomen.
1.2.
Aan de hand van het arrest Tjebbes [1] , heeft de hoogste bestuursrechter [2] op 12 februari 2020 uitspraak gedaan [3] . Volgens deze uitspraak moet een evenredigheidstoets plaatsvinden uit het oogpunt van het recht van de Europese Unie (hierna: het Unierecht), in omstandigheden zoals die van eiser.
1.3.
Eiser heeft van de mogelijkheid om vanuit het oogpunt genoemd bij 1.2. de gevolgen van het verlies van zijn Nederlanderschap kenbaar te maken geen gebruik gemaakt. Verweerder heeft daarop het verlies niet onevenredig geoordeeld. Vervolgens is het bestreden besluit genomen.
Wat zijn de regels?
2. De regels staan in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Volgens artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van die wet gaat het Nederlanderschap voor een meerderjarige verloren indien hij tevens een vreemde nationaliteit bezit en tijdens zijn meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het bezit van beide nationaliteiten zijn hoofdverblijf heeft buiten Nederland.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt dat het door verweerder gehanteerde toetsingskader te strikt is. Het beleid van verweerder is kennelijk onredelijk en in strijd met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel en de jurisprudentie van het EHRM [4] . Eiser verwijst hiervoor naar het arrest Usmanov v. Russia [5] . Verweerder heeft geen deugdelijke individuele evenredigheids- en proportionaliteitstoets gemaakt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat volgens vaste rechtspraak de RWN limitatief bepaalt in welke gevallen het Nederlanderschap wordt verkregen, dan wel verloren. Dit betekent dat het Nederlanderschap niet kan worden verkregen en ook niet kan worden behouden door de werking van een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel.
5. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder een deugdelijke Unierechtelijke evenredigheidsbeoordeling heeft gemaakt. Verweerder stelt terecht dat de evenredigheid moet worden beoordeeld naar het moment van het van rechtswege verliezen van het Nederlanderschap, en daarmee van het Unieburgerschap, met dien verstande dat niet alleen de gevolgen van het verlies van het Nederlanderschap die zich reeds op dat moment hadden gemanifesteerd dienen te worden betrokken, maar ook de gevolgen die op dat moment redelijkerwijs voorzienbaar waren. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij ten tijde van het verlies van zijn Nederlanderschap (19 augustus 2019) substantieel gebruik maakte van het recht van vrij verkeer en verblijf in de Europese Unie. De beroepsgrond van eiser dat het gehanteerde toetsingskader te strikt is, volgt de rechtbank niet.
6. De verwijzing naar het arrest Usmanov verandert deze beoordeling niet. Het EHRM stelde daar een inbreuk vast omdat het verlies van klagers Russische staatsburgerschap, waardoor hij geen geldige verblijfsstatus in Rusland meer had en ook geen identiteitspapieren (in de Russische situatie waarin klager zich voortdurend moest legitimeren) zeer zwaar weegt en het intrekken ervan niet in verhouding staat (excessief formalistisch is) met de kennelijke (mogelijk puur administratieve) fout van de klager. Daardoor was er te weinig bescherming tegen willekeur. Een dergelijke situatie is in dit geval niet aan de orde, nu het hier gaat om verlies van het Nederlanderschap van rechtswege en in het arrest Usmanov om herroeping dan wel intrekking van het Russische staatsburgerschap. Het betoog ter zitting dat de echtgenote en kinderen van eiser wel tijdig een nieuw paspoort konden aanvragen en dat hebben gekregen en door praktische problemen eiser daarin niet tijdig is geslaagd, kan niet leiden tot een ander oordeel. Eiser heeft dit standpunt namelijk op geen enkele wijze onderbouwd. Daarnaast gaat het in dit geval om de situatie van eiser en niet om zijn echtgenote of kinderen.
7. Ook het standpunt van de gemachtigde van eiser ter zitting dat per 1 april 2022 een wetswijziging ingaat waarbij een termijn van dertien jaar gaat gelden, kan eiser niet baten. Eiser kan namelijk geen beroep doen op toekomstige wetgeving. Bovendien gaat de wetswijziging niet met terugwerkende kracht gelden.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Tijsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven
.

Voetnoten

1.Arrest Tjebbes van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:189.
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
4.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
5.Arrest van 22 december 2020 van het EHRM, zaaknummer 43936/18.