ECLI:NL:RBDHA:2022:2818

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5045
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van beroep inzake WIA-uitkering na deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staat der Nederlanden, Ministerie van Financiën, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de arbeidsongeschiktheid van een belanghebbende. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De zaak betreft een WIA-uitkering waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van belanghebbende ter discussie stond. In het primaire besluit van 28 augustus 2019 werd vastgesteld dat de belanghebbende vanaf 22 augustus 2019 meer arbeidsgeschikt was dan voorheen, met een arbeidsongeschiktheid van 77,24%. Dit werd later aangepast naar 78,16% in het bestreden besluit van 9 april 2020, na een herbeoordeling door de verzekeringsarts.

De rechtbank benoemde psychiater M. van Beem als deskundige om de gezondheidssituatie van de belanghebbende te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat de belanghebbende niet volledig arbeidsongeschikt was op de datum in geding, maar dat er wel beperkingen waren die in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) waren vastgelegd. De rechtbank oordeelde dat de deskundige zorgvuldig had gewerkt en dat zijn rapport voldoende overtuigend was. De rechtbank volgde het advies van de deskundige en concludeerde dat de verzekeringsarts de beperkingen correct had vastgesteld.

De rechtbank oordeelde verder dat de geselecteerde functies die de belanghebbende nog kon vervullen, adequaat waren en dat de onderbouwing van de verzekeringsarts voldoende was. De rechtbank vond geen aanleiding om van de conclusies van de deskundige af te wijken en verklaarde het beroep ongegrond, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5045

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2022 in de zaak tussen

de Staat der Nederlanden, Ministerie van Financiën, te Den Haag, eiser

(gemachtigde: mr. M.A.T. Salden en arts-gemachtigde: G.M. Main-Hoogenveen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij] , te [woonplaats]

(gemachtigde: mr. J.A.H. van Marwijk).

Procesverloop

In het besluit van 28 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat [derde-partij] (belanghebbende) vanaf 22 augustus 2019 meer arbeidsgeschikt is dan voorheen, maar dat de loongerelateerde WGA-uitkering tot en met
7 januari 2020 niet wordt veranderd. De mate van arbeidsongeschiktheid bedraagt 77,24%.
In het besluit van 9 april 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is gewijzigd naar 78,16%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft psychiater M. van Beem als deskundige (de deskundige) benoemd voor het instellen van een onderzoek naar de gezondheidssituatie van belanghebbende. Op advies van de deskundige is een aanvullend specialistisch onderzoek autisme spectrum stoornis verricht door M.C. Hack, klinisch neuropsycholoog. Zij en de deskundige hebben op
9 december 2021 apart een rapport uitgebracht.
Alleen verweerder heeft inhoudelijk op het rapport van de deskundige gereageerd.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Geen toestemming medische gegevens
1. Belanghebbende heeft geen toestemming verleend voor het toezenden aan eiser van stukken die medische gegevens bevatten. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van belanghebbende daarom slechts in algemene zin benoemen.
Wat vooraf ging aan deze procedure
2.1
Op 10 oktober 2016 is belanghebbende uitgevallen voor zijn werk bij eiser als accountant in opleiding voor 38,62 uur per week met psychische klachten. Na het einde van de wachttijd heeft verweerder aan belanghebbende per 8 oktober 2018 een WIA-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet indienen van gronden.
2.2
Op verzoek van eiser is bij de belanghebbende een medische herbeoordeling verricht, waarna verweerder het primaire besluit heeft genomen. In dit besluit staat vermeld dat belanghebbende vanaf 22 augustus 2019 meer arbeidsgeschikt is dan voorheen, namelijk 77,24%. Belanghebbende krijgt een loongerelateerde WGA-uitkering tot en met 7 januari 2020. Vanaf 8 januari 2020 krijgt belanghebbende een WGA-vervolguitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Aan het primaire besluit liggen de rapporten van de verzekeringsarts van 21 augustus 2019 en van de arbeidsdeskundige van 22 augustus 2019 ten grondslag.
2.3
Tegen het primaire besluit heeft eiser bezwaar gemaakt, waarna onderzoeken zijn uitgevoerd door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b. De verzekeringsarts b&b is tot de conclusie gekomen dat de door de eerste verzekeringsarts opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aanpassing behoeft. De verzekeringsarts b&b vindt betrokkene op een aantal onderdelen beperkter. De arbeidsdeskundige b&b heeft op basis van de aangepaste FML van 23 maart 2020 beoordeeld of de door de eerste arbeidsdeskundige geselecteerde functies nog passend zijn voor belanghebbende. Twee functies zijn komen te vervallen. De conclusie van dit onderzoek is dat belanghebbende per 22 augustus 2019, 78,16% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid blijft 65 tot 80%. Verweerder heeft daarom in het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd.
Standpunt van eiser en verweerder
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij vindt dat de verzekeringsarts de beperkingen van belanghebbende niet correct heeft vastgesteld. Er is sprake van een discrepantie tussen het standpunt van de verzekeringsarts en de oordelen van de behandelaars van belanghebbende. Eiser heeft de verzekeringsartsen G.M. Main en
J. Schipper ingeschakeld. Zij hebben een rapport uitgebracht. Hieruit blijkt dat zij belanghebbende volledig arbeidsongeschikt vinden. Zij hebben wel de conclusies van de behandelaars van belanghebbende gevolgd. Eiser heeft in beroep een rapport van verzekeringsarts Schipper van 18 augustus 2020 overgelegd waarin dit standpunt naar voren komt. Eiser verzoekt het beroep gegrond te verklaren dan wel een deskundige te benoemen om de medische beperkingen van belanghebbende juist in kaart te brengen.
4. Verweerder heeft in reactie hierop een nader rapport van de verzekeringsarts b&b van 16 maart 2021 overgelegd. In dit rapport heeft de verzekeringsarts b&b uiteengezet dat hij in de beroepsgronden van eiser geen aanleiding ziet om een ander standpunt in te nemen. Hij vindt dat er geen sprake is van een discrepantie tussen zijn standpunt en de oordelen van de behandelaars van belanghebbende. Ook vindt hij dat belanghebbende niet volledig arbeidsongeschikt is en dat voldoende beperkingen in de FML zijn vastgesteld.
De conclusie van de deskundige en de reactie op zijn rapport
5. Omdat bij de rechtbank enige twijfel was gerezen over de juistheid van de medische beoordeling van verweerder, heeft de rechtbank een deskundige benoemd.
De rechtbank heeft de deskundige onder meer verzocht de vraag te beantwoorden of er bij belanghebbende al dan niet op 22 augustus 2019, de datum in geding, sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid, in die zin dat betrokkene ‘geen benutbare mogelijkheden’ had als bedoeld in artikel 2, vijfde lid van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
6. De deskundige heeft het dossier bestudeerd, belanghebbende onderzocht en zijn bevindingen vastgelegd in een rapport. Uit dit rapport blijkt dat de deskundige kennis heeft genomen van de resultaten van het onderzoek naar een autisme spectrum stoornis bij belanghebbende. Dit onderzoek is verricht door klinisch neuropsycholoog M.C. Hack. De door haar gestelde diagnose ‘autisme spectrumstoornis, mate van ernst: niveau 1’ heeft de deskundige na eigen onderzoek in zijn rapport overgenomen. Op basis van deze diagnose vindt de deskundige niet dat belanghebbende per de datum in geding volledig arbeidsongeschikt is. Hierbij plaatst hij wel de kanttekening dat belanghebbende minder geschikt is om zonder meer in een organisatie te functioneren. De deskundige vindt verder dat de verzekeringsarts b&b de beperkingen die van toepassing zijn, goed heeft weergegeven in de aangepaste FML van 23 maart 2020. Hij is het hiermee eens. Wel heeft de deskundige opgemerkt dat een autisme spectrum stoornis in sommige gevallen samengaat met een verhoogde kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van een psychose. Met de urenbeperking van 4 uur per dag is in zekere mate rekening gehouden met deze kwetsbaarheid. Wellicht kan dit ook nog uitgedrukt worden middels ‘overige beperkingen in het persoonlijk functioneren’, aldus de deskundige.
7. Verweerder heeft in reactie op het rapport een nader rapport van de verzekeringsarts b&b van 28 december 2021 overgelegd. Hierin komt naar voren dat de verzekeringsarts b&b geen aanleiding ziet om een beperking aan te nemen op het onderdeel overige beperkingen in het persoonlijk functioneren (onderdeel 1.8.7 van de FML). De reden hiervan is dat dit onderdeel is bedoeld voor ‘specifieke’ voorwaarden voor het persoonlijk functioneren waaraan de arbeid moet voldoen en niet voor de omschrijving van de medische toestand van de betrokkene. De verzekeringsarts b&b vindt dat de voorwaarden waaraan arbeid moet voldoen (ook vanwege de kwetsbaarheid) in voldoende mate is aangegeven door de beperkingen die zijn vastgelegd in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren van de FML. Verder heeft de verzekeringsarts b&b toegelicht dat de bedoelde beperking op onderdeel 1.8.7 een signalerende rol heeft, waarbij de functies door de
arbeidsdeskundige geselecteerd zullen worden. De arbeidsdeskundige b&b haalt
deze informatie uit de (onderbouwing van de) aangenomen beperkingen in het rapport van de verzekeringsarts b&b. De vermelding van mentale kwetsbaarheid bij dit onderdeel is hiermee volgens de verzekeringsarts b&b niet alleen niet correct maar ook overbodig.
Oordeel van de rechtbank
Medische beoordeling
8. Volgens vaste rechtspraak [1] dient het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. Het is namelijk bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een (in principe) beslissend advies te geven.
9. De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval geen aanleiding bestaat om van deze hoofdregel af te wijken. De deskundige heeft belanghebbende onderzocht en hij had de beschikking over alle in deze zaak beschikbare medische informatie, inclusief de onderzoeksbevindingen van klinisch neuropsycholoog Hack. Het rapport van de deskundige
geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek. Het is inzichtelijk en consistent gemotiveerd en de conclusies komen de rechtbank voldoende overtuigend voor. Eiser heeft de conclusies ook niet bestreden.
10. Gelet op het oordeel van de deskundige moet het er voor worden gehouden dat er bij belanghebbende geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid per 22 augustus 2019. Ook is in de door de verzekeringsarts b&b vastgestelde FML van 23 maart 2020 een juiste beschrijving gegeven van de beperkingen van belanghebbende voor het verrichten van arbeid. De verzekeringsarts b&b heeft afdoende onderbouwd dat er geen aanleiding bestaat om een aanvullende beperking op onderdeel 1.8.7 (overige beperkingen in het persoonlijk functioneren) aan te nemen.
Arbeidskundige beoordeling
11. Aan de hand van de FML van 23 maart 2020 heeft de arbeidsdeskundige b&b beoordeeld welke functies de belanghebbende nog zou kunnen verrichten. Het gaat om de functies productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), medewerker kleding en textielreiniging (SBC-code 11161) en postbezorger (SBC-code 111242).
12. Eiser vindt dat de functie postbezorger onterecht is geduid omdat deze functie de belastbaarheid van eiser overschrijdt op onderdeel 2.12.1 (veelvuldig contact met klanten) van de FML. De motivering die de arbeidsdeskundige b&b op dit punt heeft gegeven, erop neerkomend dat in de functie sprake is van kortstondig en oppervlakkig contact, vindt eiser onvoldoende. Contacten kunnen in het geval van betrokkene uitlopen op frustrerende dan wel agressieve situaties.
13. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de belastbaarheid van eiser in de functie postbezorger wordt overschreden. Eiser is beperkt geacht voor veelvuldig contact met klanten. In de betreffende functie komt het voor dat grote poststukken moeten worden afgegeven aan de deur. Het gaat hierbij om kortstondig en oppervlakkig contact met de bewoner. Bij vragen of klachten hoeft belanghebbende niet met de bewoner in discussie te gaan, maar geeft hij een standaard verwijskaartje af. De beroepsgrond dat contacten kunnen uitlopen op frustrerende dan wel agressieve situaties, volgt de rechtbank daarom niet. De rechtbank vindt dat de belastbaarheid op onderdeel 2.12.1 binnen de marge blijft. Er komen (ook) enkele signaleringen voor op andere onderdelen, maar die zijn adequaat gemotiveerd door de arbeidsdeskundige b&b.
14. De rechtbank vindt dat verweerder voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat belanghebbende in staat is de geselecteerde functies te vervullen.
Conclusie
15. Vergelijking van het inkomen dat belanghebbende met de geduide functies kan verrichten met zijn maatmanloon, leidt tot een verlies aan verdiencapaciteit van 78,16%. Verweerder heeft dan ook terecht beslist dat de hoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering van belanghebbende die loopt tot en met 7 januari 2020, niet wijzigt.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 3 november 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3822).