ECLI:NL:RBDHA:2022:2697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
AWB 20/5184
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij een bepaalde persoon. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overweegt dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan in een andere zaak (zaaknummer AWB 20/5183), is een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen.

Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt voor het verzoek om een voorlopige voorziening. Deze kosten zijn vastgesteld op € 759,-. Daarnaast is bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 178,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5184

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 maart 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , verzoekster,

V-nummer: [V-nummer]
gemachtigde: mr. M.L. van Leer,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [persoon A] ’ afgewezen.
Bij besluit van 2 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en overweegt daartoe het volgende.
2. Een voorlopige voorziening is alleen mogelijk als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Bij uitspraak van heden, zaaknummer AWB 20/5183, heeft de rechtbank op het beroep beslist. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer mogelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. In de uitkomst van de beroepsprocedure ziet de voorzieningenrechter aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten voor het verzoek om een voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
4. De voorzieningenrechter ziet voorts aanleiding te bepalen dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht van € 178,- moet vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-;
  • bepaalt dat verweerder aan verzoekster het griffierecht van € 178,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 18 maart 2022.
De voorzieningenrechter is verhinderd te
tekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.