3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Feiten 1 en 2 – het steekincident op 5 juni 2021
Algemene inleiding
Op 5 juni 2021 omstreeks 23:00 uur zijn verbalisanten na een melding over een steekpartij naar het Fonteinbos te Zoetermeer gegaan. Ter plaatse aangekomen zagen zij ter hoogte van het basketbalveldje/skatebaan twee personen op de stoeprand zitten met ongeveer vijf personen eromheen. De verbalisant zag op de doorgaande weg een grote hoeveelheid bloeddruppels liggen. De twee personen op de stoeprand, die later bleken te zijn [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , zaten onder het bloed en hadden beiden verwondingen aan het lichaam, lijkend op steekverwondingen. De verbalisant hoorde [slachtoffer 5] verklaren dat zij gewoon aan het basketballen waren op het veldje en ineens door een groep werden aangevallen. Hij had niets gezien en wist ook niet met hoeveel mensen zij waren. [slachtoffer 6] verklaarde dat de aanval uit het niets kwam en dat hij verder niet kon vertellen wat er was gebeurd. Beide slachtoffers zijn meegenomen met de ambulance.
Verklaringen van slachtoffers
Het [slachtoffer 5] is op 6 juni 2021 door de politie in het ziekenhuis gehoord, waarbij hij heeft verklaard dat hij zag dat iemand op hem af kwam lopen met een mes. Hij verklaarde ook dat hij geen aangifte wilde doen.Op 22 november 2021 is [slachtoffer 5] als getuige gehoord; hij heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren wat hij heeft verklaard in het ziekenhuis, dat hij geen mes heeft gezien en dat hij dit in het ziekenhuis ook niet heeft verklaard. Hij weet niet meer met wie hij die avond was, behalve met [slachtoffer 6] . De namen van de verdachte en zijn medeverdachten zeggen hem niets. Ook [slachtoffer 6] is als getuige gehoord en heeft op 22 november 2021 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij ‘gewoon’ geen aangifte wil doen en dat hij niet heeft gezien wie hem heeft gestoken.
Verwondingen van slachtoffers
[verbalisant 1] , die ter plaatste was vlak na het incident, heeft op 5 juni 2021 gezien dat [slachtoffer 5] een open wond had op zijn linker schouderblad, een wond aan zijn linker elleboog en aan zijn linker pols, een steekwond onder zijn linker tepel op zijn borst en een steekwond in de linkerzijde van zijn torso. De verbalisant zag dat [slachtoffer 6] een open wond had op zijn achterhoofd, lijkend op een steekwond.[slachtoffer 6] heeft op
22 november 2021 bij de rechter-commissaris zelf ook verklaard dat hij een steekwond op zijn achterhoofd heeft opgelopen.
Getuigen
[getuige 1] heeft op 5 juni 2021 verklaard dat hij twee jongens onder het bloed zag zitten en hen tegen elkaar hoorde zeggen dat ze niks gingen vertellen en zouden zeggen dat er niets gebeurd was. Hij hoorde hen zeggen dat het ‘hun blok tegen ons blok’ was en iets met Syrië wat nu geen Syriërs meer waren.Kort voor het incident had hij een groep van 20 à 30 man zien rennen.
[getuige 2] heeft op 6 juni 2021 verklaard dat hij achter het Fonteinbos met ongeveer vijf vrienden aan het basketballen was en er opeens een groep jongens schreeuwend op hen af kwam rennen. Hij zag dat één van deze jongens een mes in zijn handen had met een lengte van ongeveer 15 centimeter.
Snapchatgesprek 5 juni 2021
Op de inbeslaggenomen telefoon van één van de medeverdachten is een Snapchatgesprek aangetroffen met 27 deelnemers, gevoerd op verschillende tijdstippen in de avond van
5 juni 2020, de dag van het steekincident. Uit enkele van de berichten in deze chat heeft de politie opgemaakt dat werd gesproken over het steekincident in het Fonteinbos te Zoetermeer, zowel voorafgaand aan het incident als daarna.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat onder meer de volgende teksten zijn verzonden:
1
[account naam 1]
Boys vandaag kaka
5-6-2021 16:14:10
2
[account naam 1]
Iedereen black gedrest
5-6-2021 16:14:24
3
[account naam 1]
Beetje spitten hier en daar
5-6-2021 16:14:34
68
[account naam 2]
Wille jullie nog pb pakke
5-6-2021 22:39:44
69
[account naam 2]
We gaan zo miss starten
5-6-2021 22:39:50
70
[account naam 2]
We nog wille pakke kom skate
5-6-2021 22:40:05
73
[account naam 1]
Waar
5-6-2021 22:41:04
74
[account naam 2]
Skate
5-6-2021 22:41:07
75
[account naam 3]
Yusu
5-6-2021 22:41:11
76
[account naam 2]
Zijn juillie down
5-6-2021 22:41:12
77
[account naam 1]
Wnr nu
5-6-2021 22:41:18
78
[account naam 2]
Skatebaan
5-6-2021 22:41:22
79
[account naam 2]
Nui gwn
5-6-2021 22:41:26
80
[account naam 2]
Nuu
5-6-2021 22:41:28
81
[account naam 1]
We mokken
5-6-2021 22:41:30
82
[account naam 2]
Jahtoxh
5-6-2021 22:41:35
83
[account naam 2]
Neem
5-6-2021 22:41:36
84
[account naam 2]
Dingge
5-6-2021 22:41:41
85
[account naam 2]
Mee
5-6-2021 22:41:42
86
[account naam 4]
Welk boys van pb?
5-6-2021 22:41:53
87
[account naam 2]
We hbn nii genoeg
5-6-2021 22:41:54
88
[account naam 2]
Chefs
5-6-2021 22:41:59
90
[account naam 1]
We komen nu
5-6-2021 22:42:26
92
[account naam 3]
Die soma
5-6-2021 22:42:55
93
[account naam 3]
Enzo
5-6-2021 22:42:56
94
[account naam 3]
Je had beef met zo toch
5-6-2021 22:42:59
98
[account naam 2]
Gwn Chris n die somas
5-6-2021 22:43:57
109
[account naam 3]
Bro Julie moeten back
5-6-2021 23:04:31
131
[account naam 3]
Wie is [slachtoffer 5]
5-6-2021 23:07:38
133
[account naam 3]
Die man is 5 ofs gedipt
5-6-2021 23:08:27
147
[account naam 3]
ze ging dashed
5-6-2021 23:10:17
148
[account naam 3]
Toen wij trokken
5-6-2021 23:10:26
186
[account naam 3]
[slachtoffer 5] is goed gepakt man
5-6-2021 23:16:34
197
[account naam 3]
Kkr mijn machete
5-6-2021 23:21:44
Uit enkele van de berichten in deze chat heeft de politie opgemaakt dat werd gesproken over het steekincident in het Fonteinbos te Zoetermeer, zowel voorafgaand aan het incident als daarna. De politie heeft onder meer opgeschreven dat ‘spitten’.
Camerabeelden
Het dossier bevat meerdere camerabeelden, waaronder beelden van het blauwe pleintje gelegen aan de Carry van Bruggenhove en beelden van het Panamapad in Zoetermeer.Het blauwe pleintje bevindt zich - hemelsbreed - op een afstand van 1,5 meter kilometer van de plaats van het steekincident. Het Panamapad is een weg die onder meer verbinding vormt tussen de plaats van het steekincident (in de wijk Meerzicht) en het blauwe pleintje aan de Carry van Bruggenhove (in de wijk Buytenwegh). Op de plaats van het steekincident, nabij een basketbalveldje/skatebaan aan het Fonteinbos – in het dossier ook aangeduid als de skatebaan aan het Abdissenbos –, hangen geen camera’s.
Tussenconclusie
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wat de aanleiding van het steekincident is geweest, nu de slachtoffers daar zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris niet over hebben willen verklaren. De rechtbank ziet wel aanwijzingen in het dossier dat sprake zou zijn van een ruzie tussen jongens uit verschillende wijken in Zoetermeer gelet op de hierboven genoemde verklaring van [getuige 1] en het Snapchatgesprek waarin wordt gesproken over het ‘pakken van PB boys’ (jongens uit de wijk Palenstein) en een ‘beef’ (ruzie). Uit het dossier volgt verder dat bij meerdere verdachten drillrapteksten en beelden van drillrap-clips zijn aangetroffen op hun telefoons, maar de inhoud daarvan geeft onvoldoende aanleiding voor de gevolgtrekking dat het steekincident te maken had met een drillrap-gerelateerde ruzie.
De rechtbank leidt tot zover uit de stukken af dat sprake is geweest van een heftige confrontatie bij het Fonteinbos te Zoetermeer, waarbij een groep jongens op de slachtoffers is afgerend, waaronder in ieder geval één jongen met een mes, en de twee slachtoffers zijn gestoken. [slachtoffer 5] heeft daarbij vijf steekwonden opgelopen aan zijn lichaam en [slachtoffer 6] één steekwond op zijn achterhoofd.
De rechtbank ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld hoe dit geweld moet worden gekwalificeerd.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1
Voorbedachte raad?
Voor bewezenverklaring van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord zal vast moeten komen te staan dat een verdachte zich op enig moment heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij moet de gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het gaat daarbij om de weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval. Of voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dus sterk af van die gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval waaronder de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar hoeft de rechtbank er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de verdachten sprake was van voorbedachte raad en stoelt die overtuiging hoofdzakelijk op het Snapchatgesprek van
5 juni 2021. De verdachten hebben volgens de officier van justitie voldoende tijd gehad om zich te beraden op hun voorgenomen besluit en zich rekenschap te geven van de gevolgen. Van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling is geen sprake geweest. De officier van justitie gaat uit van een tijdlijn op 5 juni 2021 die aanvangt om 16:14 uur, wanneer de deelnemer “ [account naam 1] ” in het Snapchatgesprek zegt ‘Boys vandaag kaka, iedereen black gedrest, beetje spitten hier en daar’.
De rechtbank gaat in de eerste plaats uit van een andere lezing van de berichten in het Snapchatgesprek op 5 juni 2021. Zoals gerelateerd in eerdergenoemd proces-verbaal wordt met ‘spitten’ rappen bedoeld. Uit het voorstel van deelnemer “ [account naam 1] ” om een beetje te gaan spitten hier en daar kan daarom niet worden afgeleid dat er vanaf 16:14 uur (al) sprake is van het opzetten van een plan om iemand te gaan steken. Eerst vanaf 22:39 uur, wanneer deelnemer “ [account naam 2] ” in de Snapchatgroep zegt: ‘Wille jullie nog pb pakke’, ‘We gaan zo miss starten’, ‘We wille nog pakke kom skate’ en ‘We hbn nii genoeg chefs’, is sprake van een gesprek waarin de rechtbank een oproep ziet om mensen te verzamelen en messen mee te nemen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat uit deze berichten niet volgt dat sprake is geweest van een vooropgezet plan maar eerder van een gemoedsopwelling, nu deze berichten slechts twintig minuten voordat de steekpartij plaatsvond zijn verstuurd. Verder kan uit de berichten weliswaar worden afgeleid dat er een voornemen was om ‘PB boys’ te gaan ‘pakken’, maar voor de conclusie dat daarmee concreet is bedoeld om een of meer anderen bewust van het leven te gaan beroven geven deze berichten onvoldoende grond, zelfs niet in het licht van de aansporing om messen mee te nemen. Van een moment van kalm beraad of rustig overleg zoals hierboven uiteengezet is de rechtbank uit deze berichten daarom niet gebleken. Uit de camerabeelden voorafgaand aan het incident kan, alleen al gelet op de plaats waar de beelden zijn gemaakt, evenmin worden afgeleid of de verdachten met elkaar hebben afgestemd wat er zou (moeten) gaan gebeuren. Andere omstandigheden in de aanloop naar of tijdens de steekpartij, waaruit kan worden afgeleid dat er bij één of meer verdachten sprake is geweest van een voornemen een ander van het leven te beroven en van kalm beraad of rustig overleg daartoe, heeft de rechtbank in het dossier niet aangetroffen. Dat betekent dat het geweld dat op 5 juni 2021 heeft plaatsgevonden niet kan worden gekwalificeerd als een poging tot moord.
Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van die poging tot moord of dat hij daaraan medeplichtig is geweest. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot moord en van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan een poging tot moord.
Poging tot doodslag?
Daarmee ligt de vraag voor of sprake is van poging tot doodslag zoals primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegd. Het steken met een mes in bepaalde delen van het lichaam van een persoon kan in bepaalde gevallen dodelijk zijn. Om te kunnen spreken van potentieel dodelijk letsel is van doorslaggevend belang dat wordt vastgesteld dat vitale delen in het lichaam zijn of hadden kunnen worden geraakt. In deze zaak is vast komen te staan dat het [slachtoffer 5] in totaal vijf steekwonden heeft opgelopen, te weten bij zijn linker schouderblad, linker elleboog, linker pols, onder zijn linker tepel op zijn borst en in de linkerzijde van zijn bovenlichaam. Het [slachtoffer 6] heeft een steekwond opgelopen op zijn achterhoofd. De rechtbank stelt vast dat een medische verklaring over de aard en ernst van de verwondingen van beide slachtoffers ontbreekt. Nu niet is komen vast te staan dat met de messteken een of meer vitale delen van het lichaam zijn geraakt of konden worden geraakt en onduidelijk is gebleven wat de aard en ernst van het letsel was, of er een noodzaak tot medisch ingrijpen is geweest en in hoeverre er uitzicht is op (volledig) herstel, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de door de slachtoffers opgelopen steekwonden potentieel dodelijk zijn geweest. Reeds daarom zal de verdachte, nog daargelaten dat uit de bewijsmiddelen evenmin kan worden afgeleid dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van de slachtoffers heeft aanvaard, ook worden vrijgesproken van de hem primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegde poging tot doodslag.
Daar komt bij dat het voor de rechtbank op basis van het dossier op één verdachte na onduidelijk is gebleven door wie en onder welke omstandigheden er voorts is gestoken. Dat de rechtbank onvoldoende wetenschap heeft over de steekletsels en de omstandigheden waaronder deze zijn toegebracht is enerzijds gelegen in het uitblijven van een aangifte door de slachtoffers en anderzijds in het zwijgen dan wel zeer beperkt verklaren door alle betrokkenen waaronder de verdachten. Bij die stand van zaken concludeert de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van (het medeplegen van- dan wel de medeplichtigheid aan) een poging tot doodslag.
Zware mishandeling?
Vervolgens ligt de vraag voor of sprake is geweest van zware mishandeling.
Hiervoor is vastgesteld dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de slachtoffers steekwonden hebben opgelopen. Vooropgesteld wordt dat de rechtbank dit ziet als ernstig letsel. Bij de beantwoording van de vraag of toegebracht letsel als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden aangemerkt dient echter de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel in aanmerking te worden genomen. De rechtbank heeft hiervoor reeds geconstateerd dat het dossier geen objectieve bewijsmiddelen bevat op grond waarvan de aard en ernst van de steekverwondingen, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel kan worden vastgesteld. De waarnemingen van de verbalisanten die het eerste ter plaatse waren en de beknopte verklaringen van de slachtoffers zelf zijn ontoereikend om het letsel van de beide slachtoffers aan te kunnen merken als zwaar lichamelijk letsel.
De verdachte zal daarom ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Daarmee komt de rechtbank evenmin toe aan de vraag of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van zware mishandeling of dat hij daaraan medeplichtig is geweest. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 meer subsidiair en nog meer subsidiair ten laste gelegde.
Voorbereidingshandelingen?
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het onder 1 nog meer subsidiair tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven middelen bestemd waren tot het begaan van een misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven en waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruikt daarvan voor ogen had.
Van voorbereidingshandelingen is sprake wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen (samenvattend: middelen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.
De rechtbank constateert dat de officier van justitie in dit verband onder de eerste twee gedachtestreepjes handelingen ten laste heeft gelegd, te weten – kort gezegd – het per telefoon en sociale media afspreken en oproepen om anderen te grazen te nemen en het verzamelen van een groep mensen om met dat doel samen naar het basketbalveldje aan het Abdissenbos te gaan. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen niet gekwalificeerd kunnen worden als middelen, bestemd tot het begaan van een misdrijf.
De rechtbank dient voorts de vraag te beantwoorden of de verdachte opzettelijk een mes voorhanden heeft gehad, zoals ten laste is gelegd onder het derde gedachtestreepje, bestemd ter voorbereiding van misdrijven als in de tenlastelegging omschreven, te weten poging tot moord, poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan het steekincident een mes voorhanden heeft gehad én daarbij een van de misdrijven zoals voornoemd voor ogen had.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 nog meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde.
Eindconclusie
Het voorgaande, in samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat de rechtbank de verdachte integraal zal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] op 5 juni 2021 te Zoetermeer op de openbare weg zijn aangevallen door een groep jongens waarbij zij zijn gestoken met een mes. Naar het oordeel van de rechtbank staat ook vast dat de slachtoffers zijn geschopt en geslagen.De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat er openlijk en in vereniging geweld tegen de slachtoffers is gepleegd.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of ook de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit geweld.
Juridisch kader
Met betrekking tot de ten laste gelegde openlijke geweldpleging stelt de rechtbank voorop dat blijkens de wetsgeschiedenis, zoals aangehaald in het arrest van de Hoge Raad van
11 november 2003, ECLI:NL:HR:AL6209, van het ‘in vereniging’ plegen van geweld in de zin van deze strafbaarstelling sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt.
De rechtbank zal aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen beoordelen of sprake is van een voldoende significante en wezenlijke bijdrage van de verdachte.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat er een ruzie was en dat hij zich met anderen heeft verzameld. Hij heeft op Snapchat de berichten gestuurd met de naam ‘ [account naam 2] ’. Op het moment dat het zou gebeuren is hij met drie anderen weggegaan en toen hoorde hij geschreeuw maar hij kon het niet zien. Andere jongens hebben gestoken maar dat was niet de bedoeling. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij één mes heeft gezien, een soort aardappelmesje.De verdachte heeft ter zitting verklaard dat er voorafgaand aan de steekpartij rond 20:00/21:00 uur op het blauwe pleintje ruzie was met de slachtoffers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en met [naam 1] .
Camerabeelden
Door [verbalisant 2] zijn de camerabeelden van het blauwe pleintje gelegen aan de Carry van Bruggenhove uitgekeken. Om 23:33 uur is te zien dat verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan komen lopen vanuit de Datheenhove en dat de verdachte van kleding is gewisseld. Er staat een groep bij de ingang van de school ’t Schrijverke aan de zijde van de Busken Huethove. Te zien is dat de verdachte en de [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij het hek van ’t Schrijverke staan. De verbalisant beschrijft dat om 23:24 uur te zien is dat de verdachte een stekende beweging maakt, waarschijnlijk tijdens het vertellen van zijn verhaal aan de groep. Opvallend was dat de verdachten veel om zich heen keken en veel op hun telefoon zaten te bellen of te berichten. Om 23:36 uur is te zien dat de [medeverdachte 1] een stekende beweging maakt in de groep, lijkend alsof hij zijn gesproken woorden visueel wilde maken.
Ter zitting zijn de beelden getoond en heeft de verdachte desgevraagd verklaard dat hij zichzelf herkent op de beelden van het blauwe pleintje gelegen aan de Carry van Bruggenhove en dat hij de jongen is aan wie de verbalisant de eerste steekbeweging toeschrijft.
Snapchatgesprek 5 juni 2021
De rechtbank stelt vast dat de Snapchat accountnaam van de verdachte “ [account naam 2] ” is.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte onder die accountnaam deelneemt aan het Snapchatgesprek van 5 juni 2021. De rechtbank haalt enkele teksten aan.
68
[account naam 2]
Wille jullie nog pb pakke
5-6-2021 22:39:44
69
[account naam 2]
We gaan zo miss starten
5-6-2021 22:39:50
70
[account naam 2]
We nog wille pakke kom skate
5-6-2021 22:40:05
73
[account naam 1]
Waar
5-6-2021 22:41:04
74
[account naam 2]
Skate
5-6-2021 22:41:07
75
[account naam 3]
Yusu
5-6-2021 22:41:11
76
[account naam 2]
Zijn juillie down
5-6-2021 22:41:12
77
[account naam 1]
Wnr nu
5-6-2021 22:41:18
78
[account naam 2]
Skatebaan
5-6-2021 22:41:22
79
[account naam 2]
Nui gwn
5-6-2021 22:41:26
80
[account naam 2]
Nuu
5-6-2021 22:41:28
81
[account naam 1]
We mokken
5-6-2021 22:41:30
82
[account naam 2]
Jahtoxh
5-6-2021 22:41:35
83
[account naam 2]
Neem
5-6-2021 22:41:36
84
[account naam 2]
Dingge
5-6-2021 22:41:41
85
[account naam 2]
Mee
5-6-2021 22:41:42
86
[account naam 4]
Welke boys van pb
5-6-2021 22:41:53
87
[account naam 2]
We hbn nii genoeg
5-6-2021 22:41:54
88
[account naam 2]
Chefs
5-6-2021 22:41:59
90
[account naam 1]
We komen nu
5-6-2021 22:42:26
92
[account naam 3]
Die soma
5-6-2021 22:42:55
93
[account naam 3]
Enzo
5-6-2021 22:42:56
94
[account naam 3]
Je had beef met zo toch
5-6-2021 22:42:59
98
[account naam 2]
Gwn [naam 1] n die somas
5-6-2021 22:43:57
182
[account naam 5] _
[account naam 6] was je daar
5-6-2021 23:16:18
183
[account naam 3]
5-6-2021 23:16:20
184
[account naam 6]
Eentje was geclamt in die goal
5-6-2021 23:16:24
185
[account naam 6]
[slachtoffer 6] volgens mij
5-6-2021 23:16:27
186
[account naam 3]
[slachtoffer 5] is goed gepakt man
5-6-2021 23:16:34
200
[account naam 6]
Ik liep nog langs 3
5-6-2021 23:22:15
201
[account naam 7]
Ben bijna o
5-6-2021 23:22:24
202
[account naam 6]
[account naam 2] trok nog bijna op mij hij dacht ik was een van hun
5-6-2021 23:23:13
203
[account naam 6]
5-6-2021 23:23:18
De rechtbank stelt vast dat de verdachte voorafgaand aan het steekincident actief deelneemt aan het Snapchatgesprek van 5 juni 2021 en dat hij de persoon is die begint over het ‘pakken van de Palenstein boys’ en oproept om nu naar de skatebaan te komen en ‘dingen’ mee te nemen omdat er niet genoeg ‘chefs’ zijn. Uit het dossier wordt duidelijk dat met ‘chefs’ messen wordt bedoeld.De verklaring van de verdachte ter zitting dat hij met het meenemen van ‘chefs’ bedoelde dat er meer mensen moesten komen, acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk.
Voorts wordt er gesproken over een ‘beef’ met [naam 1] en die ‘soma’s’. Hiervoor is reeds besproken dat uit het dossier blijkt dat het steekincident heeft plaatsgevonden nabij een skatebaan/basketbalveldje rond 23:00 uur.
De rechtbank leidt voorts uit het Snapchatgesprek af dat [account naam 6] ”, welk account door de politie is toegeschreven aan de [medeverdachte 3] , zegt dat hij langs drie Palenstein boys liep en dat [account naam 2] nog bijna op hem trok omdat hij dacht dat hij een van hun was.
Tapgesprekken
Met ingang van 15 juni 2021 is de telecommunicatie van de telefoon van de [medeverdachte 4] opgenomen en afgeluisterd. In een gesprek van 21 juni 2021 spreken [nummer 1] - waarvan uit de bewijsmiddelen volgt dat dit nummer wordt gebruikt door [medeverdachte 4] - en [nummer 2] - waarvan uit de bewijsmiddelen volgt dat dit nummer wordt gebruikt door [medeverdachte 5] - met elkaar.
De rechtbank haalt een passage aan.
[nummer 2]
jawel zeker, [account naam 2] !! [account naam 2] was de hele tijd over [medeverdachte 3] en [naam 2] aan het takken dus zal mij niet verbazen als hij had gesproken. Want hij zei, ik had bijna [medeverdachte 3] geshapt, [naam 2] is echt een soort sol....-daat dat hij jullie naar ons hebt laten komen. Hel de tijd zei hij dat op het plein. Hij zei ,IK HAD [medeverdachte 3] BIJNA GESHAFT, IK HAD [medeverdachte 3] BIJNA GESHAFT. Snap je? Dat zal mij echt niet verbazen.
Uit dit tapgesprek leidt de rechtbank opnieuw af dat de naam van de verdachte wordt genoemd als de persoon die [medeverdachte 3] nog bijna ‘geshaft’ (fonetisch) zou hebben.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, vast komen te staan dat de verdachte bij het steekincident aanwezig was en een significant aandeel heeft gehad in het gepleegde geweld.
De verdachte heeft zelf verklaard dat er een ruzie was en dat hij via Snapchat jongens heeft gevraagd om te komen, dat hij in de buurt van het steekincident aanwezig was en dat hij een mes heeft gezien. De slachtoffers zijn ook daadwerkelijk gestoken.
Uit het Snapchatgesprek van 5 juni 2021 blijkt inderdaad dat de verdachte mensen heeft opgeroepen om naar de skatebaan te komen omdat er ruzie was en ook dat zij messen mee moeten nemen, omdat er niet genoeg waren. In datzelfde Snapchatgesprek wordt bovendien gezegd dat de verdachte nog bijna de [medeverdachte 3] had ‘gecheft’ omdat hij dacht dat hij één van de Palenstein Boys was. Dit wordt nogmaals besproken in het tapgesprek tussen twee medeverdachten. Voorts is op de camerabeelden van het blauwe pleintje aan de Carry van Bruggenhove te zien dat de verdachte kort na het steekincident in een groepje aan het praten is en daarbij een steekbeweging maakt.
De rechtbank leidt uit het bovenstaande af dat de verdachte het geweld heeft bevorderd en wellicht zelfs uitgelokt door wat hij in het Snapchatgesprek heeft gezegd voorafgaand aan het steekincident, dat hij zo dicht in de buurt was bij het steekincident dat hij daarbij bijna een medeverdachte heeft gestoken en voorts dat hij dus een steekvoorwerp bij zich had. Dat niet duidelijk is geworden of de verdachte daarmee daadwerkelijk heeft gestoken doet aan het leveren van een significante bijdrage aan het gepleegde geweld niet af.
Dit leidt tot het oordeel van de rechtbank dat de verdachte door zijn aanwezigheid bij het steekincident en het door hem vertoonde gedrag een voldoende significante bijdrage heeft gehad aan het gepleegde openlijke geweld.
De rechtbank acht de onder 2 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde gekwalificeerde
gevolgenvan de openlijke geweldpleging, namelijk dat het door de verdachte gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig letsel ten gevolge heeft gehad, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de in artikel 141, tweede lid, Sr opgenomen zwaardere strafbedreigingen uitsluitend van toepassing zijn op de verdachte diezelfhet bewezenverklaarde letsel heeft toegebracht, zodat de verdachte niet op grond van deze bepaling strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door zijn mededaders in het kader van het openlijke geweld veroorzaakte letsel (HR 16 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3230, en HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1082). Nog daargelaten dat – zoals hiervoor onder feit 1 is geoordeeld – van zwaar lichamelijk letsel onvoldoende is gebleken, brengt het voorgaande mee dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde gekwalificeerde gevolgen van de openlijke geweldpleging. Uit de bewijsvoering kan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende worden afgeleid dat de verdachte met zijn
eigenhandelen het bewezenverklaarde letsel, te weten de steekwonden en/of enig ander letsel heeft toegebracht.
3.3.2Feiten 3 en 4 – de diefstal met geweld en het openlijk geweld op 29 mei 2021
Op 29 mei 2021 bevonden de aangevers [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) en [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) zich in Albert Heijn in het winkelcentrum Meerzicht in Zoetermeer. Toen zij Albert Heijn uitliepen zijn zij door een groep jongens achterna gerend en mishandeld en is [slachtoffer 3] van zijn tas beroofd.
De rechtbank ziet zich voor de vragen gesteld wat er die dag met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] is gebeurd en welke betrokkenheid de verdachte daarbij had.
De verklaring van aangevers
[slachtoffer 3] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 mei 2021 met [slachtoffer 4] en zijn vriendin in Albert Heijn in Meerzicht te Zoetermeer was. Toen zij bij Albert Heijn naar binnen liepen zag [slachtoffer 3] twee jongens de winkel uitlopen. Deze jongens waren later ook bij de beroving. De jongens zeiden op agressieve toon ‘wat is er dan’. [slachtoffer 4] liep naar de jongens toe en zei ook ‘wat is er dan’. [slachtoffer 3] hoorde niet wat de jongens verder tegen elkaar hebben gezegd. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] liepen vervolgens Albert Heijn in. Toen zij de winkel uitliepen richting de auto hoorde [slachtoffer 3] achter hen mensen roepen. Hij hoorde dat ze schreeuwden: ‘Wat doen jullie stoer?’ Dit was een groep van 9 à 10 personen. De groep liep 2 à 3 meter achter hen. De groep rende op [slachtoffer 4] af.[slachtoffer 4] rende weg naar het einde van de parkeerplaats. [slachtoffer 3] zag vervolgens dat de groep op hem af kwam rennen en op hem in begon te slaan. Hij voelde verschillende malen vuistslagen tegen zijn hoofd. Door de klappen op zijn hoofd is hij op de grond gevallen. Toen [slachtoffer 3] op de grond lag is hij ook geschopt in zijn zij en tegen zijn hoofd. Ondanks dat [slachtoffer 3] ‘stop’ riep, gingen de jongens door met slaan en schoppen. [slachtoffer 3] hoorde dat een jongen zei: ‘Pak zijn tas, pak zijn tas’. [slachtoffer 3] lag op dat moment op de grond met zijn ogen dicht en handen voor zijn gezicht om zichzelf te beschermen. [slachtoffer 3] voelde dat er aan zijn tasje werd getrokken. Uiteindelijk is het de daders toch gelukt om het tasje af te pakken. De daders renden daarna met zijn allen weg. Toen durfde hij pas zijn ogen open te doen.
[slachtoffer 4] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 mei 2021 samen met zijn vriendin [naam 3] en [slachtoffer 3] naar Albert Heijn aan de Middelwaard in Zoetermeer ging. Toen zij de winkel binnen liepen, zongen zij een liedje. Daar reageerde een jongen op met ‘Wat is er’. Deze jongen was met een andere jongen. Toen [slachtoffer 4] met [slachtoffer 3] bij de kassa stond zag [slachtoffer 4] de eerder genoemde jongens buiten staat bij het raam. De jongens keken [slachtoffer 4] aan en maakten vechtgebaren door middel van het slaan met de vuist in de hand. [slachtoffer 4] liep vervolgens naar buiten. Op dat moment kwamen de jongens samen met nog meer jongens, een stuk of 10-12, naar hen toe gerend. De hele groep kwam ineens op [slachtoffer 4] af gerend. [slachtoffer 4] kreeg een blikje energy drink op zijn achterhoofd gegooid. Wieser werd op een gegeven moment omsingeld door allemaal jongens. Toen begonnen ze ineens allemaal op hem in te slaan. Hij weet niet wie en met welke hand ze hem allemaal sloegen. Terwijl de jongens [slachtoffer 4] sloegen, is hij gaan rennen. [slachtoffer 4] zag nog dat een van de jongens aan kwam rennen met een rood witte afzetketting. Deze heeft [slachtoffer 4] één keer op zijn linker kuit en één keer op zijn linker elleboog geslagen met de ketting. [slachtoffer 4] is vervolgens weer weg gerend en heeft de politie kunnen bellen.
Bij [slachtoffer 4] was er geen uitwendig letsel zichtbaar, maar er is wel een vermoeden van oorsuizen in het rechteroor (tinnitus).
De getuigen
De getuige/aangeefster [naam 3] heeft bij de politie verklaard dat zij die dag met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] was. Zij liepen de Albert Heijn uit richting de auto van [slachtoffer 4] . Zij hoorde dat er mensen op hen af kwamen rennen en dat deze aan het schreeuwen waren. Er werd geschreeuwd ‘is dit die jongen, is dit die jongen’. Zij keek om en zag dat ongeveer vijf of zes jongens op hen af kwamen. Zij renden richting [slachtoffer 4] . [naam 3] zag dat alle jongens [slachtoffer 4] tegen zijn gezicht en hoofd sloegen. Ze zag dat [slachtoffer 4] zich beschermde en weg rende van de groep. Zij zag dat er drie jongens achter [slachtoffer 4] aan gingen, dat [slachtoffer 4] verderop tegenover een van de jongens stond en dat ze beiden een gevechtshouding hadden. Twee andere jongens renden ook richting [slachtoffer 4] . Een van deze jongens had iets in zijn hand. Het was rood en wit van kleur en het waren rondjes die aan elkaar vast zaten. De jongen probeerde [slachtoffer 4] met deze ketting te raken op zijn rug. Dit lukt niet omdat [slachtoffer 4] wegrende. De jongen sloeg opnieuw en raakte [slachtoffer 4] op zijn been. [slachtoffer 4] rende vervolgens weg en de jongens gingen achter hem aan.Drie jongens kwamen vervolgens weer terug richting [naam 3] en [slachtoffer 3] . De drie jongens en de andere jongens van de groep pakten hierna [slachtoffer 3] . [naam 3] zag dat de jongens hem sloegen en schopten, ook toen [slachtoffer 3] op de grond lag. De jongen liep toen weer richting [slachtoffer 3] . De andere jongens waren [slachtoffer 3] nog steeds aan het slaan. [naam 3] hoorde iemand roepen ‘pak zijn tasje’. Zij zag dat de jongens het tasje van [slachtoffer 3] probeerden te pakken. Het was de jongens gelukt om de tas te pakken en [naam 3] zag dat de jongens hierna met zijn allen wegrenden.
De [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat zij op 29 mei 2021 bij haar nichtje in de flat op het Savelbos in Zoetermeer was. Op een bepaald moment zag zij allemaal onrust en mensen op de parkeerplaats. Haar dochter is gaan filmen en de getuige is naar het balkon gerend. De getuige zag een groep jongens op de parkeerplaats en zij zag dat de jongens achter een blanke jongen aan renden. De groep bestond uit acht of negen jongens. De blanke jongen rende weg van de groep en werd geslagen door een andere jongen. De jongen had een soort riem in zijn hand en daar sloeg hij die blanke jongen mee.
Camerabeelden
Door de [verbalisant 3] zijn de camerabeelden van Albert Heijn, de camerabeelden van het winkelcentrum Meerzicht en de camerabeelden van twee particulieren uitgekeken.
Aan de hand van getoonde foto’s van de beelden van 29 mei 2021 hebben verschillende verbalisanten daarop de navolgende verdachten herkend: [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] ,alsmede [medeverdachte 1] ,[medeverdachte 8] ,[medeverdachte 2]en [medeverdachte 9] .
De eigen waarneming van de rechtbank op basis van de camerabeelden
In het dossier bevinden zich camerabeelden van het winkelcentrum Meerzicht (voor Albert Heijn) en door de getuige gefilmde beelden. Ter zitting zijn deze bewegende beelden getoond.
De rechtbank heeft op deze beelden waargenomen dat [slachtoffer 4] voor Albert Heijn een woordenwisseling krijgt met de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] , waarna [slachtoffer 4] Albert Heijn in loopt, dat de medeverdachten daarna in de weer zijn met hun telefoon en dat na ongeveer vijf minuten 7 andere jongens, waaronder de verdachte, het winkelcentrum binnenkomen. Op enig moment is te zien dat [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en zijn vriendin uit Albert Heijn komen en het winkelcentrum verlaten. Enkele seconden later is te zien dat alle jongens, waaronder de verdachte, naar de uitgang rennen waardoor aangevers het winkelcentrum net hebben verlaten.
Op de door de getuige gefilmde beelden heeft de rechtbank waargenomen dat de verdachte op de beelden te zien is en met anderen geweld pleegt tegen [slachtoffer 3] .
De verklaring van de verdachte
Ter zitting zijn de beelden getoond en heeft de verdachte desgevraagd verklaard dat hij een van de jongens is die het winkelcentrum binnenkomt en ook later het winkelcentrum uitrent in de richting van aangevers. Ook heeft de verdachte zichzelf herkend als een van de jongens op de door de getuige gefilmde beelden. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij trappende bewegingen heeft gemaakt richting [slachtoffer 3] .
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak diefstal met geweld tegen [slachtoffer 3] (feit 1)
De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat vast is komen te staan dat tegen [slachtoffer 3] geweld is gepleegd en dat hij van zijn tas is beroofd, terwijl hij geslagen en geschopt werd. Het door de groep jongens gepleegde geweld tegen [slachtoffer 3] heeft de diefstal van zijn tas vergemakkelijkt. Uit de voorliggende bewijsmiddelen volgt echter niet wie van de verdachten het oogmerk had op het stelen van de tas, dan wel op het plegen van het geweld om de diefstal van de tas te vergemakkelijken. Onvoldoende duidelijk is immers welke jongen ‘pak zijn tas’ riep, wie van de jongens toen nog geweld tegen [slachtoffer 3] pleegden en door welke jongen of jongens de tas vervolgens is weggenomen.
Zowel [slachtoffer 3] als getuige [naam 3] hebben verklaard dat ‘pak zijn tas’ werd geroepen, toen er al geweld tegen [slachtoffer 3] werd gebruikt. [naam 3] noemt daarbij dat dit werd geroepen toen de verdachte bij haar weg liep. Op de beelden is te zien dat op dat moment reeds een aantal jongens bij [slachtoffer 3] wegliep. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet vastgesteld worden wie van de verdachten de diefstal met geweld heeft gepleegd en moet de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Het openlijk geweld tegen [slachtoffer 4] (feit 2)
De verdachte is op de camerabeelden van het winkelcentrum te zien als één van de jongens die het winkelcentrum binnenkomt nadat er een woordenwisseling is geweest tussen de aangever [slachtoffer 4] en de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] . Nadat [slachtoffer 4] en zijn vrienden naar buiten gaan is te zien dat deze jongens, als groep, aangevers achterna rennen. Op de camerabeelden die zijn gefilmd door getuigen (en die slechts enkele momenten laten zien van hetgeen zich buiten heeft afgespeeld) is te zien dat de verdachte zich ook buiten bevindt en daar geweld pleegt tegen de andere aangever, [slachtoffer 3] .
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat de hele groep op hem af kwam rennen, dat hij een blikje Energy drink tegen zijn achterhoofd kreeg gegooid, dat hij door allemaal jongens is omsingeld en dat de jongens op hem insloegen, waarna hij kon wegrennen. Hij is toen nog geslagen door een jongen met een ketting. [naam 3] heeft verklaard dat er vijf of zes jongens op [slachtoffer 4] afrenden en dat hij door al deze jongens werd geslagen op zijn gezicht en hoofd, totdat hij wegrende. Hij werd toen door verschillende jongens achterna gezeten, waaronder een jongen met een ketting die hem op zijn been raakte.
De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande volgt dat verdachte niet alleen een aandeel heeft gehad in het tegen [slachtoffer 3] gepleegde geweld (dat niet ten laste is gelegd onder feit 2), maar ook een aandeel heeft gehad in het tegen [slachtoffer 4] gepleegde openlijk geweld: hij was onderdeel van de groep die [slachtoffer 4] achterna rende en belaagde en gelet op de aangifte en de getuigenverklaring hebben al deze jongens [slachtoffer 4] geslagen. Op de beelden van de getuige is bovendien te zien dat hij zich buiten bevond en geweld pleegde tegen [slachtoffer 3] , op de parkeerplaats waar het geweld tegen [slachtoffer 4] net had plaatsgevonden.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de hiervoor beschreven gedragingen kan verder worden afgeleid dat de verdachte en de medeverdachten – na de woordenwisseling met [slachtoffer 4] door twee van hen – verzamelen in het winkelcentrum, als groep achter [slachtoffer 4] aan gaan en als groep geweld tegen [slachtoffer 4] plegen, waarbij kan worden gesproken van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, waarbij ook verdachte een significante rol heeft gehad in het gepleegde geweld door te slaan.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 4] . Wel zal de verdachte partieel worden vrijgesproken van de ten laste gelegde gekwalificeerde
gevolgenvan de openlijke geweldpleging, namelijk dat het door de verdachte gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig letsel ten gevolge heeft gehad. Nog daargelaten dat van zwaar lichamelijk letsel niet is gebleken, kan uit de bewijsvoering naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de verdachte met zijn
eigenhandelen het letsel, te weten tinnitus (oorsuizen) heeft toegebracht.