ECLI:NL:RBDHA:2022:2466
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluitvorming omtrent terugboeken van verlofuren en de rechtsgevolgen van goedkeuring van verlofaanvragen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als Hoofd Service Support Office, en het Hoofd IT Continuity Center als verweerder. De eiser had verzocht om 53 verlofuren terug te boeken, nadat zijn aanvraag voor deze uren eerder was goedgekeurd. Het primaire besluit van 14 april 2021, waarin het verzoek om terugboeken werd afgewezen, werd door verweerder gehandhaafd in het bestreden besluit van 24 augustus 2021. Eiser stelde dat de goedkeuring van zijn verlofaanvraag geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat verweerder onbevoegd was om het bestreden besluit te nemen.
De rechtbank oordeelde dat de goedkeuring van de verlofuren wel degelijk een besluit is, omdat het rechtsgevolgen heeft voor de arbeidsplicht van eiser. De rechtbank concludeerde dat verweerder bevoegd was om het bestreden besluit te nemen en dat eiser geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die een heroverweging van de goedkeuring rechtvaardigden. De rechtbank vond de weigering om terug te komen op de goedkeuring niet evident onredelijk en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Eiser werd ook niet in de proceskosten van zijn verzoek vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgevolgen van goedkeuringen in het bestuursrecht en de voorwaarden waaronder een verzoek om terug te komen van een besluit kan worden gehonoreerd. De rechtbank bevestigde dat de beslissing op bezwaar door hetzelfde orgaan moet worden genomen, tenzij er sprake is van mandaatverlening, wat hier niet het geval was.