ECLI:NL:RBDHA:2022:2447

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
NL18.20245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van seksuele geaardheid en werkgerelateerde problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een vrouw met de [land] nationaliteit, heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat de seksuele (lesbische) geaardheid van eiseres en de daarmee samenhangende problemen niet geloofwaardig waren. Eiseres heeft echter aangevoerd dat zij problemen heeft ondervonden door haar werk bij de politie en haar seksuele geaardheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht, omdat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens heeft de rechtbank verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de medische beperkingen van eiseres en de gevolgen van het BMA-advies. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres toegewezen, inclusief de kosten voor het iMMO-onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.20245

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. Y.E. Verkouter),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 9 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarnaast heeft verweerder aan eiseres ambtshalve geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw, juncto artikel 3.6a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Verweerder heeft aan eiseres evenmin uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft voorafgaand aan een geplande zitting op 16 januari 2020 verzocht om aanhouding voor een BMA-onderzoek. Het BMA heeft op 20 februari 2020 een advies uitgebracht.
Vervolgens heeft eiseres verzocht om uitstel in verband met een onderzoek door het iMMO.
Het iMMO heeft op 29 juni 2021 een rapport uitgebracht. Verweerder heeft hier op 17 augustus 2021 op gereageerd en op 14 december 2021 heeft het iMMO een reactie gegeven op het standpunt van verweerder. Tot slot heeft eiseres op 16 december 2021 een reactie gegeven.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw K.S. Hathie. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de [land] nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1989.

Asielrelaas

2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij werkzaam was bij de politie bij het onderzoeksteam van de Contraterrorisme eenheid. Eiseres was betrokken bij het onderzoek naar de moord op [A] , [medewerker] op [2017] . Tijdens een vergadering over dit misdrijf had de begeleider van eiseres, [naam] , aangegeven dat er een intern onderzoek moest worden uitgevoerd en dat de 63 moslims die tot dan toe waren gearresteerd onschuldig waren aan de moord. Eiseres heeft tijdens die vergadering verklaard dat de gearresteerde moslims nooit de beschikking hadden kunnen krijgen over het moordwapen dat slechts op twee plekken in [land] aanwezig is, bij de anti-terreurafdeling en de [organisatie] voor de president. De [instantie] , de president of het hoofd van het ministerie van Defensie moeten bovendien hun handtekening zetten om het wapen vrij te geven. Nadat eiseres dit had gezegd werden de [instantie] en het hoofd van het ministerie van Defensie woest en zeiden dat het onderzoeksteam zijn werk niet goed deed. De vergadering werd gesloten en de regel werd aangenomen dat niemand bij het verlaten van de onderzoekskamer onderzoeksmateriaal mee mocht nemen. Nadat de volgende dag was gebleken dat onderzoeksmateriaal was verdwenen, heeft de begeleider van eiseres, [naam] , haar opgedragen materiaal te kopiëren en de kopieën in haar huis te bewaren. Na een paar dagen werd eiseres van haar functie afgehaald en kreeg zij de functie van [functie] . In de periode die volgde kreeg eiseres dreigtelefoontjes en waarschuwingen dat zij voorzichtig moest zijn. In [2017] is eiseres drie weken in Nederland geweest voor een cursus. Toen zij op [2017] op haar werk kwam, bleek dat haar bureau was verdwenen. Haar werd opgedragen die dag thuis te werken aan haar verslag over haar verblijf in Nederland. Die avond kwamen er om 23.00 uur twee personen van de politie die eiseres opdroegen met hen mee te gaan. Eiseres werd geblinddoekt en meegenomen naar een geheime plaats, waar zij werd ondervraagd, geconfronteerd met foto’s waar zij met haar vriendin op stond, beschuldigd van homoseksualiteit, geconfronteerd met de gevonden kopieën in de moordzaak van [A] , mishandeld en verkracht door de inspecteur-generaal van de politie, [B] en de directeur Contraterrorisme [C] . Een paar dagen later werd eiseres uit de detentiekamer gehaald door twee voor haar onbekende personen die haar naar het vliegveld brachten. Daar kwamen haar begeleider, [naam] , en het hoofd van de beveiliging van de lichthaven naar haar toe. Haar begeleider had haar paspoort en een vliegticket bij zich, verontschuldigde zich voor alles wat er met haar was gebeurd en vertelde haar dat zij het land voor haar eigen veiligheid moest verlaten. Naast de problemen bij de politie heeft eiseres verklaard lesbisch te zijn en om die reden ook problemen te hebben ondervonden, onder andere doordat een foto waar eiseres met haar vriendin op staat, bekend is geworden bij de politie.

Standpunt verweerder

3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen. Verweerder acht de seksuele (lesbische) geaardheid van eiseres en de daarmee samenhangende problemen niet geloofwaardig. Daarnaast acht verweerder evenmin de door eiseres gestelde problemen door haar werkzaamheden bij de [land] politie geloofwaardig. De rechtbank zal hier bij de bespreking van de beroepsgronden nader op ingaan.

Lesbische geaardheid

4. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte haar lesbische geaardheid niet geloofwaardig acht.
5. Deze beroepsgrond slaagt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eiseres summiere en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over haar bewustwordingsproces en haar eigen ervaringen. Eiseres heeft consistent verklaard dat zij zich op haar 15de realiseerde dat zij lesbisch was maar dat het tot haar 22ste duurde totdat zij het had geaccepteerd. Eerst was [naam] , het meisje met wie zij was opgegroeid, haar vriendin voor wie zij seksuele gevoelens kreeg. Eiseres heeft hierover onder andere het volgende verklaard: “Dat was de jaloezie en de fantasieën die ik had. Als ik meisjes zag, werd ik er opgewonden van en kreeg ik emoties erbij. Ik wilde hen omhelzen en ik wilde meer. Ik had ook fantasieën over [naam] , over dat wij samen waren, dat wij een stel waren en van elkaar hielden. Ik had fantasieën over het willen hebben van een gezin met haar, Ik wilde altijd bij haar zijn, ik voelde mij verbonden met haar en ik wilde steeds bij haar zijn.” [1] Eiseres heeft verder consistent verklaard dat zij zowel blij als angstig was omdat zij zich realiseerde dat homoseksualiteit werd afgekeurd op school, in de kerk en door de cultuur. Later kwam daar nog de strenge wetgeving bij. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het niet geloofwaardig zou zijn dat eiseres en haar vriendin in [2017] naar een [groepering] -activiste zijn gegaan. Eiseres heeft verklaard dat zij daar in [2017] waren en dat de bar waar zij deze activiste ontmoette, later in 2011 is gesloten. De ontmoeting vond plaats vóór de invoering van de strenge wetgeving tegen homoseksualiteit in [land] . Daarnaast maakte, zoals eiseres heeft verklaard, deze ontmoeting onderdeel uit van haar zelfacceptatie. Dat was de reden dat [naam] eiseres meenam naar de activiste. [2] Bovendien heeft verweerder niet gemotiveerd waarom er in [land] in het geheel geen [groepering] -activisten zouden zijn. De enkele omstandigheid dat iets verboden is, betekent immers niet dat iedereen zich daaraan houdt en niemand zich daartegen verzet. De rechtbank volgt verweerder evenmin in zijn standpunt dat eiseres wisselend heeft verklaard over wanneer zij een relatie heeft gekregen met [naam] . Eiseres heeft steeds verklaard dat zij elkaar in [2017] leerden kennen, dat zij toen ook al veel dingen samen deden (samen douchen, winkelen en uitgaan) maar dat eiseres pas in [2017] aan een relatie wilde beginnen. [3] Eiseres heeft immers ook verklaard dat haar zelfacceptatie pas kwam in [2017] . [4] Verweerder heeft verder onvoldoende gemotiveerd dat eiseres wisselend heeft verklaard over de wel/niet geheimhouding van de relatie met [naam] . Eiseres heeft verklaard dat zij en [naam] hun relatie niet openlijk toonden en ook niemand over hun relatie vertelden. Eiseres heeft verklaard tweemaal naar een [groepering] -gelegenheid te zijn geweest, eenmaal in [2017] en eenmaal begin oktober 2017. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet wisselend verklaard over de betrapping door [naam] . Eiseres heeft immers beide malen verklaard dat de deur niet dicht/op slot was. Alleen heeft zij, nadat er door de gehoorambtenaar op door is gevraagd, verklaard dat zij en [naam] dronken waren en daarom waren vergeten de deur op slot te doen. Dat is geen inconsistentie, maar een aanvulling.

Werkzaamheden politie

6. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder zich, nu in het bestreden besluit anders dan in het voornemen geloofwaardig wordt geacht dat eiseres bij de politie werkzaam is geweest, een nieuw standpunt moet vormen over haar werkzaamheden bij het onderzoeksteam van de [bestrijdings] eenheid en haar betrokkenheid bij het onderzoek naar de moord op [naam] .
7. Deze beroepsgrond slaagt. Bij de beoordeling van het asielrelaas van eiseres heeft verweerder miskend dat eiseres heeft verklaard dat haar problemen in feite gelegen zijn in haar opstelling tijdens het onderzoek naar de moord op [naam] [5] . Verweerder heeft het asielrelaas van eiseres beoordeeld alsof de lesbische geaardheid de gestelde oorzaak zou zijn van de problemen: “[…] Zo houdt verweerder eveneens staande dat de lesbische seksuele gerichtheid van eiseres ongeloofwaardig is geacht en niet aannemelijk is gemaakt dat de hieruit voortvloeiende problemen zich in de door eiseres gestelde context hebben voorgedaan”. [6] Verweerder heeft de betrokkenheid van eiseres bij het onderzoek naar de voormelde moord niet als relevant element opgenomen en geen standpunt ingenomen over hetgeen eiseres daarover heeft verklaard. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat wel te hebben gedaan op pagina 10 van het bestreden besluit, maar dat volgt de rechtbank niet. Op pagina 10 van het bestreden besluit gaat verweerder alleen in op de gestelde bedreigingen die eiseres zou hebben gekregen als gevolg van haar uitingen tijdens de vergadering over de moord op [naam] en op de omstandigheid dat eiseres geen inschatting kon geven over het aantal moslimvrouwen dat zij heeft verhoord. Mocht verweerder zich om die reden op het standpunt stellen dat haar betrokkenheid bij het onderzoek op de moord niet geloofwaardig is, dan volgt de rechtbank verweerder niet, nu eiseres wel een schatting heeft gegeven over het aantal vrouwen dat zij heeft geïnterviewd. Zij heeft immers verklaard dat zij meer dan tien vrouwen heeft bevraagd, [7] maar niet het precieze aantal weet [8] . Indien geloofwaardig wordt geacht dat eiseres tijdens een vergadering heeft verklaard dat de gearresteerde moslims nooit de beschikking hadden kunnen krijgen over het moordwapen dat slechts op twee plekken in [land] aanwezig is, namelijk bij de anti-terreurafdeling en de [organisatie] voor de president en dat de [instantie] , de president of het hoofd van het ministerie van Defensie hun handtekening moeten zetten om het wapen vrij te geven [9] , is het aannemelijk dat zij daardoor in de negatieve belangstelling is komen te staan. De verklaring van eiseres kwam er immers in feite op neer dat de daders niet extern maar intern gezocht moesten worden. Het is dan niet onwaarschijnlijk dat de verantwoordelijken een manier hebben gezocht om eiseres in het kwaad daglicht te stellen en uit de organisatie te verwijderen. Dat verweerder zich hierover geen standpunt heeft gevormd, terwijl het volgens eiseres de oorzaak is van alle problemen, is naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig. Dit element is naar het oordeel van de rechtbank ook van belang voor andere werkgerelateerde gebeurtenissen die verweerder niet geloofwaardig heeft geacht: de omstandigheid dat eiseres kopieën heeft gemaakt van het onderzoeksmateriaal en die in haar huis heeft bewaard, de omstandigheid dat een politieagente zonder afspraak bij eiseres langs is gekomen en een foto heeft gemaakt van eiseres en haar vriendin en dat er een huiszoeking heeft plaatsgevonden tijdens het verblijf van eiseres in Nederland. Dat eiseres kopieën heeft gemaakt en die bij zich thuis heeft bewaard, kan immers samenhangen met het feit dat eiseres juist mee heeft gewerkt aan het onderzoek en niet wilde dat al het onderzoeksmateriaal zou verdwijnen. [10] Bovendien heeft eiseres verklaard dat zij hiervoor een bevel had gekregen van [naam] , waardoor onvoldoende gemotiveerd is waarom niet aannemelijk zou zijn dat eiseres dit bevel heeft opgevolgd. [11] Juist doordat haar baas eiseres die opdracht had gegeven, acht de rechtbank het ook niet onwaarschijnlijk dat hij er zelf belang bij had dat eiseres het land zou verlaten. Zij had immers ook tijdens de ondervragingen kunnen verklaren dat hij haar de opdracht had gegeven de stukken te kopiëren en te bewaren. Door al deze omstandigheden niet in onderlinge samenhang, zoals eiseres ze wel naar voren heeft gebracht, te beoordelen, heeft verweerder de gestelde werkgerelateerde problemen onvoldoende zorgvuldig beoordeeld.
8. Gelet op het voorgaande slaagt ook de beroepsgrond van eiseres dat verweerder ten onrechte geen standpunt heeft ingenomen over de vraag welke consequenties het voor haar heeft dat zij in feite is gedeserteerd bij de politie. Ter zitting heeft verweerder toegelicht over de gestelde desertie geen standpunt te hoeven innemen, nu haar gestelde problemen niet aannemelijk zijn geacht en het dus ook niet aannemelijk wordt geacht dat eiseres is gedeserteerd. Ervan uitgaande dat de gestelde problemen wel geloofwaardig zijn, dient verweerder zich een standpunt te vormen over de gestelde desertie.

Medische aspecten

9. Eiseres heeft aangevoerd dat de iMMO-rapportage van 29 juni 2021 bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres. Bovendien volgt daaruit dat eiseres te kampen heeft met ernstige medische problematiek.
10. Voordat de rechtbank ingaat op de iMMO-rapportage stelt de rechtbank vast dat reeds voorafgaand aan de gehoren vast stond dat eiseres ernstige medische klachten had. Dat blijkt in de eerste plaats uit het Rapport VUmc van november 2017. Daaruit blijkt dat eiseres daags na aankomst in Nederland opgenomen is in het ziekenhuis vanwege ernstige klachten. Nadat eiseres forse traumatische herbelevingen had tijdens een gynaecologisch onderzoek is de acute psychiatrische dienst om consult gevraagd en werd de diagnose PTSS gesteld. Ook werd direct begonnen met behandeling. Op 5 december 2017 en 1 februari 2018 heeft onderzoek plaats gevonden bij de FMMU. Daarbij is ook aangegeven dat eiseres onder behandeling is bij de GGZ. In beide adviezen wordt erop gewezen dat tijdens het horen rekening gehouden moet worden met beperkingen van eiseres. In het advies van 1 februari 2018 staat vermeld dat eiseres geen exacte data kan benoemen omtrent haar relaas en dat zij zich niet alle gebeurtenissen kan herinneren. Opvallend is dat verweerder noch in het voornemen, noch in het besluit refereert aan de medische klachten van eiseres zoals vermeld in de FMMU. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt in de besluitvorming in hoeverre hij rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiseres die voortkomen uit haar medische klachten. Dit terwijl verweerder het wel nodig vond om na het bestreden besluit het Bureau medische advisering om advies te vragen. In dit advies worden de volgende klachten genoemd: “Uit de informatie verkregen van de gemachtigde behandelaars komt naar voren dat betrokkene bekend is met een ernstige, complexe posttraumatische stressstoornis met uitgebreide dissociatieve symptomen, met derealisatie en dissociatieve amnesie (
hierbij kan men zich bepaalde herinneringen, vooral over zichzelf, niet terughalen). Tevens is er sprake van een zeer kwetsbare persoonlijkheidsorganisatie bij vroegkinderlijk trauma en affectieve verwaarlozing. De klachten bestaan uit flashbacks, nachtmerries, terugkerende herinneringen, schuldgedachten, concentratieproblemen en schrikachtigheid. Daarnaast zijn er klachten van dissociatie met fugue en derealisatie.
Een dissociatie is de verbreking van de normaal gesproken geïntegreerde lichamelijke en psychische functies van het denken, voelen en handelen. In de fugue kan ze reizen zonder te weten waarheen en waarom. Bij gevoelens van derealisatie is er een verstoring in de waarneming van de omgeving.Er is tevens sprake van depressieve gevoelens, angsten en overmatige prikkelbaarheid. Betrokkene hoort ruziënde stemmen in haar hoofd, ze heeft paranoïde gedachten, vragen rondom haar identiteit, stemmingswisselingen en moeite met het vertrouwen van mensen en hierdoor het opbouwen van stabiele relaties. Er is sprake van suïcidale gedachten, zonder concrete plannen. [12]
In de reactie op het BMA-advies van 25 februari 2020 stelt verweerder dat eiseres verschillende medische klachten heeft maar dat er behandeling in [land] aanwezig is waardoor zij bij terugkeer geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft in de vermelde klachten, met name de door de rechtbank onderstreepte gedeelten, geen aanleiding gezien om een Forensisch Medisch Onderzoek (FMO) te starten om te beoordelen welke consequenties de voormelde klachten mogelijk hebben gehad voor de verklaringen die zij tijdens het nader gehoor heeft afgelegd en het standpunt van verweerder dat er sprake is van inconsistente, tegenstrijdige en summiere verklaringen. Evenmin heeft verweerder, zoals door eiseres ter zitting is betoogd, niet in een aanvullend besluit aangegeven welke consequenties het BMA-advies heeft voor het terugkeerbesluit. Van eiseres kan immers op basis van het BMA-advies niet worden verwacht dat zij zelfstandig naar haar land van herkomst terugkeert. Een fysieke overdracht is noodzakelijk wegens het risico op psychische decompensatie tijdens de reis. [13] Gelet hierop heeft verweerder op basis van het BMA-advies niet kunnen volstaan met de enkele conclusie dat eiseres geen uitstel van vertrek krijgt op grond van artikel 64, van de Vw nu behandeling in het land van herkomst voorhanden is.
11. In de iMMO-rapportage worden in feite dezelfde klachten vermeld als in het BMA-advies: PTSS-klachten, dissociatieve amnesie, derealisatie, depersonalisatie, akoestische hallucinaties, dissociatieve identiteitsstoornis, angstklachten, depressieve klachten en cognitieve problemen. Het iMMO heeft vastgesteld dat de medische problematiek beperkingen heeft gegeven die
zekerhebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren. Uit de leeswijzer iMMO blijkt dat de omschrijving
zekerwordt gebruikt wanneer de psychische problemen van dien aard zijn dat ze zeker zullen interfereren.
12. Verweerder stelt zich in zijn reactie van 17 augustus 2021 primair op grond van de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [14] op het standpunt dat het iMMO-rapport niet voldoet nu daarin niet is aangegeven op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren betrekking heeft. Subsidiair stelt verweerder dat zelfs indien van het iMMO-rapport dient te worden uitgegaan het asielrelaas nog steeds ongeloofwaardig wordt geacht, nu de in het iMMO-rapport opgenomen conclusies betrekking hebben op het vermogen van een vreemdeling om over details te verklaren. Verweerder concludeert hieruit dat eiseres op hoofdlijnen wel degelijk consistent, coherent en volledig zal moeten kunnen verklaren.
13. Zowel in de leeswijzer als in de reactie van het iMMO op het primaire standpunt van verweerder van 14 december 2021 blijkt dat het, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, vanuit wetenschappelijk oogpunt onmogelijk is te voldoen aan het vereiste van de ABRvS om aan te geven op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om compleet, consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. Daarbij stelt de rechtbank met betrekking tot het onderdelenvereiste vast, dat het iMMO haar stelling dat het wetenschappelijk niet mogelijk is aan te wijzen op welke onderdelen iemand wel of niet kan verklaren, onderbouwt met uitgebreide verwijzingen naar wetenschappelijke onderzoek en artikelen over psychische problematiek, de werking van het geheugen en het vermogen te kunnen verklaren. Anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld, is deze stelling van het iMMO in de rechtspraak van de ABRvS nog niet betrokken [15] . Het subsidiaire standpunt van verweerder dat de klachten van eiseres slechts beperkingen hebben voor het verklaren van details, ziet de rechtbank noch terug in de iMMO-rapportage, noch in de leeswijzer.
14. Zoals al eerder is overwogen heeft verweerder in de besluitvorming niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre de medische beperkingen van eiseres zijn meegewogen in de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas. Het standpunt van verweerder in de reactie op de iMMO-rapportage dat dit wel is gedaan door alleen de hoofdlijnen van het relaas op tegenstrijdigheden en inconsistenties te beoordelen en niet op detailniveau, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft hier ook niets over opgenomen in het voornemen, noch in het besluit. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de iMMO-rapportage geen gevolgen heeft voor de tegenwerpingen van tegenstrijdigheden, wisselende verklaringen etc.

Conclusie

15. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verweerder de door eiseres gestelde werkzaamheden dient te beoordelen in onderlinge samenhang met de problemen die zij daardoor stelt te hebben ondervonden, zowel wat betreft de problemen vanwege haar werkzaamheden als haar seksuele geaardheid. Verweerder zal daarbij ook in acht moeten nemen wat de rechtbank heeft geoordeeld over de medische beperkingen van eiseres en de conclusies die daaraan zijn gebonden door het iMMO. Verder dient verweerder in een nieuw te nemen besluit kenbaar te maken welke gevolgen het BMA-advies voor eiseres heeft, met name voor wat betreft het terugkeerbesluit. De rechtbank stelt voor een nieuw te nemen besluit een termijn van zes weken.

Proceskostenveroordeling

16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Eiseres heeft verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van € 5.250,- voor het door het iMMO verrichte onderzoek. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder ook te veroordelen in deze (proces-)kosten. Daarbij is van belang dat het iMMO in de asielrechtpraktijk een rol van betekenis speelt waar het gaat om het bieden van de mogelijkheid om medisch (steun)bewijs te leveren. Het inschakelen van het iMMO als deskundige kan in dit geval als redelijk worden beschouwd. Bovendien is er geen aanleiding voor het oordeel dat het bedrag dat het iMMO in rekening heeft gebracht onredelijk zou zijn. Vanwege de uitkomst van het beroep moet verweerder deze kosten dragen. In totaal bedragen de te vergoeden proceskosten daarmee € 6.768,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 9 oktober 2018;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 6.768.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van drs. S.S. Mazaheri, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rapport nader gehoor, pagina’s 22 en 23.
2.Rapport nader gehoor, pagina 16.
3.Zie hiervoor pagina 24 en pagina 19.
4.Pagina 19.
5.Rapport nader gehoor, pagina’s 9 en 32.
6.Brief verweerder aan de rechtbank in reactie op de iMMO-rapportage van 14 augustus 2021, pagina 1.
7.Rapport nader gehoor, pagina 35.
8.Rapport nader gehoor. Pagina 36.
9.Rapport nader gehoor, pagina 33.
10.Rapport nader gehoor, pagina 36.
11.Rapport nader gehoor, pagina 36.
12.BMA-advies, 20 februari 2020, p. 3.
13.BMA-advies, pagina 5.
14.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2084, ECLI:NL:RVS:2018:2085 en ECLI:NL:RVS:2018:2086.
15.Ter zitting heeft verweerder verwezen naar de uitspraak van de ABRvS van 17 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:136. In die uitspraak wordt echter niet ingegaan op het wetenschappelijk onderzoek waarnaar het iMMO verwijst.