Medische aspecten
9. Eiseres heeft aangevoerd dat de iMMO-rapportage van 29 juni 2021 bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres. Bovendien volgt daaruit dat eiseres te kampen heeft met ernstige medische problematiek.
10. Voordat de rechtbank ingaat op de iMMO-rapportage stelt de rechtbank vast dat reeds voorafgaand aan de gehoren vast stond dat eiseres ernstige medische klachten had. Dat blijkt in de eerste plaats uit het Rapport VUmc van november 2017. Daaruit blijkt dat eiseres daags na aankomst in Nederland opgenomen is in het ziekenhuis vanwege ernstige klachten. Nadat eiseres forse traumatische herbelevingen had tijdens een gynaecologisch onderzoek is de acute psychiatrische dienst om consult gevraagd en werd de diagnose PTSS gesteld. Ook werd direct begonnen met behandeling. Op 5 december 2017 en 1 februari 2018 heeft onderzoek plaats gevonden bij de FMMU. Daarbij is ook aangegeven dat eiseres onder behandeling is bij de GGZ. In beide adviezen wordt erop gewezen dat tijdens het horen rekening gehouden moet worden met beperkingen van eiseres. In het advies van 1 februari 2018 staat vermeld dat eiseres geen exacte data kan benoemen omtrent haar relaas en dat zij zich niet alle gebeurtenissen kan herinneren. Opvallend is dat verweerder noch in het voornemen, noch in het besluit refereert aan de medische klachten van eiseres zoals vermeld in de FMMU. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt in de besluitvorming in hoeverre hij rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiseres die voortkomen uit haar medische klachten. Dit terwijl verweerder het wel nodig vond om na het bestreden besluit het Bureau medische advisering om advies te vragen. In dit advies worden de volgende klachten genoemd: “Uit de informatie verkregen van de gemachtigde behandelaars komt naar voren dat betrokkene bekend is met een ernstige, complexe posttraumatische stressstoornis met uitgebreide dissociatieve symptomen, met derealisatie en dissociatieve amnesie (
hierbij kan men zich bepaalde herinneringen, vooral over zichzelf, niet terughalen). Tevens is er sprake van een zeer kwetsbare persoonlijkheidsorganisatie bij vroegkinderlijk trauma en affectieve verwaarlozing. De klachten bestaan uit flashbacks, nachtmerries, terugkerende herinneringen, schuldgedachten, concentratieproblemen en schrikachtigheid. Daarnaast zijn er klachten van dissociatie met fugue en derealisatie.
Een dissociatie is de verbreking van de normaal gesproken geïntegreerde lichamelijke en psychische functies van het denken, voelen en handelen. In de fugue kan ze reizen zonder te weten waarheen en waarom. Bij gevoelens van derealisatie is er een verstoring in de waarneming van de omgeving.Er is tevens sprake van depressieve gevoelens, angsten en overmatige prikkelbaarheid. Betrokkene hoort ruziënde stemmen in haar hoofd, ze heeft paranoïde gedachten, vragen rondom haar identiteit, stemmingswisselingen en moeite met het vertrouwen van mensen en hierdoor het opbouwen van stabiele relaties. Er is sprake van suïcidale gedachten, zonder concrete plannen.”
In de reactie op het BMA-advies van 25 februari 2020 stelt verweerder dat eiseres verschillende medische klachten heeft maar dat er behandeling in [land] aanwezig is waardoor zij bij terugkeer geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft in de vermelde klachten, met name de door de rechtbank onderstreepte gedeelten, geen aanleiding gezien om een Forensisch Medisch Onderzoek (FMO) te starten om te beoordelen welke consequenties de voormelde klachten mogelijk hebben gehad voor de verklaringen die zij tijdens het nader gehoor heeft afgelegd en het standpunt van verweerder dat er sprake is van inconsistente, tegenstrijdige en summiere verklaringen. Evenmin heeft verweerder, zoals door eiseres ter zitting is betoogd, niet in een aanvullend besluit aangegeven welke consequenties het BMA-advies heeft voor het terugkeerbesluit. Van eiseres kan immers op basis van het BMA-advies niet worden verwacht dat zij zelfstandig naar haar land van herkomst terugkeert. Een fysieke overdracht is noodzakelijk wegens het risico op psychische decompensatie tijdens de reis.Gelet hierop heeft verweerder op basis van het BMA-advies niet kunnen volstaan met de enkele conclusie dat eiseres geen uitstel van vertrek krijgt op grond van artikel 64, van de Vw nu behandeling in het land van herkomst voorhanden is.
11. In de iMMO-rapportage worden in feite dezelfde klachten vermeld als in het BMA-advies: PTSS-klachten, dissociatieve amnesie, derealisatie, depersonalisatie, akoestische hallucinaties, dissociatieve identiteitsstoornis, angstklachten, depressieve klachten en cognitieve problemen. Het iMMO heeft vastgesteld dat de medische problematiek beperkingen heeft gegeven die
zekerhebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren. Uit de leeswijzer iMMO blijkt dat de omschrijving
zekerwordt gebruikt wanneer de psychische problemen van dien aard zijn dat ze zeker zullen interfereren.
12. Verweerder stelt zich in zijn reactie van 17 augustus 2021 primair op grond van de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)op het standpunt dat het iMMO-rapport niet voldoet nu daarin niet is aangegeven op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren betrekking heeft. Subsidiair stelt verweerder dat zelfs indien van het iMMO-rapport dient te worden uitgegaan het asielrelaas nog steeds ongeloofwaardig wordt geacht, nu de in het iMMO-rapport opgenomen conclusies betrekking hebben op het vermogen van een vreemdeling om over details te verklaren. Verweerder concludeert hieruit dat eiseres op hoofdlijnen wel degelijk consistent, coherent en volledig zal moeten kunnen verklaren.
13. Zowel in de leeswijzer als in de reactie van het iMMO op het primaire standpunt van verweerder van 14 december 2021 blijkt dat het, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, vanuit wetenschappelijk oogpunt onmogelijk is te voldoen aan het vereiste van de ABRvS om aan te geven op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om compleet, consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. Daarbij stelt de rechtbank met betrekking tot het onderdelenvereiste vast, dat het iMMO haar stelling dat het wetenschappelijk niet mogelijk is aan te wijzen op welke onderdelen iemand wel of niet kan verklaren, onderbouwt met uitgebreide verwijzingen naar wetenschappelijke onderzoek en artikelen over psychische problematiek, de werking van het geheugen en het vermogen te kunnen verklaren. Anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld, is deze stelling van het iMMO in de rechtspraak van de ABRvS nog niet betrokken. Het subsidiaire standpunt van verweerder dat de klachten van eiseres slechts beperkingen hebben voor het verklaren van details, ziet de rechtbank noch terug in de iMMO-rapportage, noch in de leeswijzer.
14. Zoals al eerder is overwogen heeft verweerder in de besluitvorming niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre de medische beperkingen van eiseres zijn meegewogen in de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas. Het standpunt van verweerder in de reactie op de iMMO-rapportage dat dit wel is gedaan door alleen de hoofdlijnen van het relaas op tegenstrijdigheden en inconsistenties te beoordelen en niet op detailniveau, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft hier ook niets over opgenomen in het voornemen, noch in het besluit. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de iMMO-rapportage geen gevolgen heeft voor de tegenwerpingen van tegenstrijdigheden, wisselende verklaringen etc.