ECLI:NL:RBDHA:2022:2432

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
20/5495
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhaving tegen medisch centrum op basis van klacht over onjuiste persoonsgegevens in medisch dossier

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende in Oost-Timor, en de Autoriteit Persoonsgegevens als verweerder. De eiser had een klacht ingediend over het Radboud Universitair Medisch Centrum (R) met betrekking tot onjuiste en niet-relevante persoonsgegevens in zijn medisch dossier, die volgens hem waren opgenomen naar aanleiding van een onderzoek in 2012. De eiser verzocht om rectificatie van deze gegevens, maar de Autoriteit Persoonsgegevens weigerde handhavend op te treden tegen R, stellende dat het correctierecht, zoals bedoeld in artikel 16 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), niet van toepassing was op de door eiser gewenste aanpassingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Autoriteit Persoonsgegevens op goede gronden heeft geoordeeld dat de klacht van eiser geen betrekking had op eenvoudig vast te stellen onjuiste persoonsgegevens. De rechtbank oordeelde dat het correctierecht niet bedoeld is om indrukken, meningen en conclusies te corrigeren, en dat de door eiser aangedragen voorbeelden van onjuiste gegevens niet objectief vast te stellen waren. De rechtbank concludeerde dat de verwerking van persoonsgegevens door R noodzakelijk was voor de uitvoering van de behandelovereenkomst en dat eiser geen toestemming had gegeven voor het verstrekken van zijn medisch dossier aan de Autoriteit Persoonsgegevens.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de grenzen van het correctierecht onder de AVG en de noodzaak voor eiser om zijn handhavingsverzoek te onderbouwen met objectieve gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5495

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (Oost-Timor), eiser

en

de Autoriteit Persoonsgegevens, verweerder

(gemachtigden: mr. E. van Nijhof en mr. W. van Steenbergen)

derde-belanghebbende: het Radboud Universitair Medisch Centrum (hierna: R).

Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een klacht die eiser op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) heeft ingediend, afgewezen.
Bij besluit van 16 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft op 17 december 2021 een pleitnota ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding (Skype) op zitting behandeld, alwaar de gemachtigden van verweerder zijn verschenen en de pleitnota van eiser is behandeld. De verbinding met eiser kwam niet tot stand door technische problemen aan zijn kant. De derde-belanghebbende heeft op voorhand aangegeven geen deel te zullen nemen aan de zitting.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Deze zaak gaat over de weigering van verweerder om tegen R handhavend op te treden naar aanleiding van een door eiser ingediende klacht over R. Eiser vindt dat R onjuiste en niet relevante persoonsgegevens in zijn medisch dossier heeft opgenomen naar aanleiding van een onderzoek in 2012 en dat R het verzoek van eiser om rectificatie van deze gegevens ten onrechte heeft afgewezen. Verweerder is echter van mening dat het correctierecht, bedoeld in artikel 16 van de AVG, niet op de door eiser gewenste aanpassingen van zijn medisch dossier ziet. Eiser betwist dit.
Wat stellen partijen in beroep?
2. Eiser stelt kort samengevat dat verweerder ten onrechte weigert om tegen R handhavend op te treden. R overtreedt de AVG omdat R onjuiste persoonsgegevens van eiser verwerkt, te weten de diagnose die op basis van diagnostisch onderzoek is vastgesteld en gegevens (uit de anamnese en de heteroanamneses) die aan dat onderzoek ten grondslag liggen. Omdat onjuiste gegevens zijn gebruikt, kan de daarop gebaseerde diagnose ook niet juist of betrouwbaar zijn. Verweerder heeft met vooringenomenheid en in strijd met het fair play-beginsel gehandeld en heeft het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechten van de mens worden met deze handelswijze niet beschermd en de beginselen van de rechtsstaat ondermijnd. Het verzamelen en verwerken van de medische gegevens heeft in dit geval dan ook niet plaatsgevonden in overeenstemming met de AVG.
3. Verweerder vindt dat de klacht van eiser over R geen betrekking heeft op persoonsgegevens waarvan op eenvoudige en objectieve wijze kan worden vastgesteld dat deze onjuist zijn. De AVG-procedure is daarom niet de aangewezen weg om de door eiser gewenste aanpassingen in zijn medisch dossier te laten verrichten. Uit vaste rechtspraak volgt dat het recht op rectificatie niet is bedoeld om indrukken, meningen en conclusies waarmee eiser het niet eens is, aan te passen of te verwijderen.
4. Eiser heeft door middel van een pleitnota een reactie op het verweerschrift gegeven. Eiser benadrukt hierin dat uit de vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] niet volgt dat bij indrukken, meningen, conclusies en onderzoeksresultaten in het geheel geen recht op correctie van onjuiste persoonsgegevens bestaat. Het correctierecht wordt hem ten onrechte ontzegd.
5. R heeft geen zienswijze ingediend.
Wat zijn de regels?
6. De relevante regels staan in de bijlage, die bij de uitspraak hoort.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden geen aanleiding heeft gezien om handhavend tegen R op te treden.
7.1.
Verweerder heeft een vaste werkwijze [2] bij het beoordelen van klachten waarin tevens om corrigerende maatregelen wordt verzocht. De hoogste bestuursrechter heeft deze werkwijze, zoals toegepast bij de Wet bescherming persoonsgegevens, niet onredelijk geacht [3] . Verweerder heeft overeenkomstig deze werkwijze een globaal (bureau)onderzoek verricht, in het kader waarvan vragen aan R zijn gesteld. Hierop heeft R bij brief van 2 april 2019 gereageerd. R heeft aangegeven dat zij het verzoek van eiser om rectificatie heeft afgewezen omdat, kort gezegd, in de diagnostische verslaglegging van de anamnese en de heteroanamneses de verklaringen zoveel mogelijk letterlijk, in de woorden van de betreffende informant, zijn weergegeven en in die zin niet onjuist zijn.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om nader onderzoek te doen. Het is aan eiser om zijn handhavingsverzoek nader te concretiseren en te onderbouwen. Omdat het hier om een medisch dossier van eiser gaat, dient eiser toestemming te verlenen voor het verstrekken van (stukken uit) dit medisch dossier aan verweerder. Eiser heeft het medisch dossier niet ingebracht zodat verweerder de beoordeling van het handhavingsverzoek heeft verricht aan de hand van de door eiser in zijn stukken aangedragen voorbeelden van gestelde onjuiste persoonsgegevens in dit medisch dossier. Verweerder heeft deze voorbeelden – zoals ter zitting nader toegelicht – meegenomen in zijn beoordeling.
7.3.
Uit de jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter volgt dat het voor persoonsgegevens geldende correctierecht slechts kan worden uitgeoefend voor zover het om feitelijke gegevens gaat [4] . Het correctierecht ziet in beginsel niet op de verslaglegging van indrukken, beoordelingen en conclusies [5] . Uit meer recente rechtspraak blijkt dat de te corrigeren onjuistheden in persoonsgegevens wel eenvoudig en objectief vast te stellen moeten zijn [6] .
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiser – bij zijn handhavingsverzoek en in de beroepsprocedure – aangedragen voorbeelden en verklaringen van derden, geen eenvoudig en objectief vast te stellen onjuistheden van feitelijke gegevens bevatten. De door eiser overgelegde verklaringen van derden (onder meer van zijn ex-echtgenote en een vriendin) zijn op basis van persoonlijke herinneringen afgelegd en zijn dus geen objectief vastgestelde feitelijke gegevens. Ook blijkt uit deze verklaringen niet dat eerdere verklaringen van deze betrokkenen, zoals vastgelegd in het medisch dossier van eiser, onjuist zijn. Dit geldt eveneens voor het overgelegde bericht van de tandarts. Daargelaten dat dit een medische, en dus geen eenvoudige feitelijke kwestie, betreft, blijkt uit dit bericht niet op basis waarvan het tot stand is gekomen en of de tandarts daarin op eerder door hem verstrekte informatie terugkomt of dat de door eiser aangehaalde informatie uit zijn medisch dossier door iemand anders is aangedragen tijdens het onderzoek.
Voor zover eiser stelt dat zijn situatie destijds onjuist is geïnterpreteerd en beoordeeld door zijn behandelaar, stelt verweerder gezien de voornoemde jurisprudentie terecht dat de conclusies van deze medische beoordeling niet met toepassing van de AVG kunnen worden gewijzigd. De enkele, niet nader onderbouwde stelling van eiser, dat hem door een medewerker van R is verteld dat fouten in zijn medisch dossier zijn gemaakt, kan eveneens niet tot een ander oordeel leiden.
7.4.
De verwerking van eisers persoonsgegevens door R is noodzakelijk voor de uitvoering van de behandelovereenkomst tussen eiser en R [7] . Om een diagnose te kunnen stellen is het immers noodzakelijk dat R vastlegt wat er tijdens de anamneses, heteroanamneses en andere diagnostische gesprekken gedurende eisers behandeling is besproken. De rechtbank volgt verweerder in zijn stelling dat het niet mogelijk is om dat doel op een minder nadeliger manier te bereiken. Eiser kan – zoals dit hem door R al is aangeboden – een verklaring [8] aan zijn medisch dossier laten toevoegen waarmee gebruikers van het dossier kennis kunnen nemen van zijn standpunten in deze kwestie. Hiermee is een redelijke invulling van het correctierecht gegeven. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat R niet aan eisers verzoek tot rectificatie hoefde te voldoen.
7.5.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser naar voren heeft gebracht geen grond aanwezig voor het oordeel dat verweerder met vooringenomenheid of in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Van een motiveringsgebrek is geen sprake.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Algemene Verordening Gegevensbescherming
Artikel 4. Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) „persoonsgegevens": alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („de betrokkene"); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon;
2) „verwerking": een bewerking of een geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens of een geheel van persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd via geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, aligneren of combineren, afschermen, wissen of vernietigen van gegevens;
[…].
Artikel 6. Rechtmatigheid van de verwerking
1. De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
a. a) de betrokkene heeft toestemming gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor een of meer specifieke doeleinden;
b) de verwerking is noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of om op verzoek van de betrokkene vóór de sluiting van een overeenkomst maatregelen te nemen;
[…]
Artikel 16. Recht op rectificatie
De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke onverwijld rectificatie van hem betreffende onjuiste persoonsgegevens te verkrijgen. Met inachtneming van de doeleinden van de verwerking heeft de betrokkene het recht vervollediging van onvolledige persoonsgegevens te verkrijgen, onder meer door een aanvullende verklaring te verstrekken.
Artikel 57. Taken
1. Onverminderd andere uit hoofde van deze verordening vastgestelde taken, verricht elke toezichthoudende autoriteit op haar grondgebied de volgende taken:
[…]
f) zij behandelt klachten van betrokkenen, of van organen, organisaties of verenigingen overeenkomstig artikel 80, onderzoekt de inhoud van de klacht in de mate waarin dat gepast is en stelt de klager binnen een redelijke termijn in kennis van de vooruitgang en het resultaat van het onderzoek, met name indien verder onderzoek of coördinatie met een andere toezichthoudende autoriteit noodzakelijk is;
[…].

Voetnoten

1.Onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2503.
2.Beleidsregels prioritering klachtenonderzoek (vindplaats op www.autoriteitpersoonsgegevens.nl).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2508 (https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@127449/201907483-1-a3/), r.o. 9.1, en van 18 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3209 (https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@117628/201901288-1-a3/), r.o. 10.1.
7.Zie artikel 6, eerste lid, onder b, van de AVG.
8.Vergelijk ECLI:NL:RVS:2018:2503 (https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@110370/201703180-1-a3/), r.o. 7.1 en r.o. 7.3.