Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.1394, NL22.1395 en NL22.1396, waarbij eisers, een gezin van Nigeriaanse nationaliteit, in bewaring waren gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel van bewaring werd opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zich liet vertegenwoordigen door mr. A.M.H. van de Wal. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. L.J. Blijdorp, hebben beroep ingesteld tegen deze maatregel en verzochten tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring op 2 februari 2022 was opgeheven, en dat het onderzoek ter zitting op 7 februari 2022 heeft plaatsgevonden.
De rechtbank oordeelde dat de eisers niet onterecht in bewaring waren gesteld, ondanks hun argument dat de weigering van een coronatest geen reden mocht zijn voor hun inbewaringstelling. De rechtbank concludeerde dat de weigering van de coronatest niet betekende dat de eisers niet in bewaring gesteld mochten worden, aangezien de overdrachtstermijn nog niet was verstreken. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de eisers niet onnodig lang in bewaring hebben gezeten, omdat hun vlucht op 2 februari 2022 gepland stond. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan worden aangevochten bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.