ECLI:NL:RBDHA:2022:2340

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering behandeling paspoortaanvraag door verlies Nederlanderschap en tienjaartermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een in Israël woonachtige vrouw, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had in 2018 een aanvraag ingediend voor een Nederlands paspoort, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat zij haar Nederlanderschap had verloren. Dit verlies vond plaats op 17 juli 2018, na het verstrijken van een tienjaarstermijn waarin zij geen Nederlandse reisdocumenten had aangevraagd of ontvangen. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van deze termijn en dat de informatievoorziening vanuit de overheid onvoldoende was. De rechtbank oordeelde dat van Nederlanders die in het buitenland wonen, verwacht mag worden dat zij zich adequaat laten voorlichten over hun Nederlanderschap. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat de intrekking van het Nederlanderschap niet onevenredig was en dat het beroep van eiseres ongegrond was. De rechtbank wees erop dat de eigen verantwoordelijkheid van eiseres in deze situatie zwaarwegend was en dat de minister niet verplicht was om haar individueel te informeren over de gevolgen van haar verblijf in het buitenland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/564

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] (Israël), eiseres

(gemachtigde: mr. J. Houdijk),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. M.S. Krikhaar).

Procesverloop

In het besluit van 13 augustus 2018 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een
Nederlands paspoort van eiseres niet in behandeling genomen.
In het besluit van 7 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2022
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, welke is verschenen via een beeldverbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen via een telefoonverbinding door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Eiseres verkreeg bij haar geboorte in 1987 de Nederlandse en Israëlische nationaliteit. Op
1 juli 1994 werd eiseres uitgeschreven uit de gemeente [gemeenteplaats] omdat zij vertrok naar
Israël. Een paspoort is voor het laatst aan eiseres verstrekt op 17 juli 2008. Vanaf dat
moment is de tienjaarstermijn voor haar aangevangen. Na 17 juli 2008 zijn geen
Nederlandse reisdocumenten of verklaringen omtrent het Nederlanderschap verstrekt,
waardoor zij het Nederlanderschap op 17 juli 2018 heeft verloren. Verweerder heeft daarom
de aanvraag van 9 augustus 2018 van eiseres voor een Nederlands paspoort niet in
behandeling genomen.
1.2.
Verweerder heeft de behandeling van het bezwaar aangehouden in afwachting van
een uitspraak van de hoogste bestuursrechter en vragen aan het Hof van Justitie van de
Europese Unie. Aan de hand van het arrest Tjebbes [1] , heeft de hoogste bestuursrechter op
12 februari 2020 uitspraak gedaan [2] . Volgens deze uitspraak moet een evenredigheidstoets
plaatsvinden in omstandigheden zoals die van eiseres.
1.3.
Nadat eiseres de mogelijkheid heeft gehad de gevolgen van de intrekking van haar
Nederlanderschap kenbaar te maken, heeft verweerder een evenredigheidstoets uitgevoerd.
Volgens verweerder is de intrekking niet onevenredig. Vervolgens is het bestreden
besluit genomen.
Wat zijn de regels?
2. De regels staan in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Volgens artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van die wet gaat het Nederlanderschap voor een meerderjarige verloren indien zij tevens een vreemde nationaliteit bezit en tijdens haar meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het bezit van beide nationaliteiten haar hoofdverblijf heeft buiten Nederland.
In het vierde lid van dat artikel is bepaald dat de periode, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt gestuit door de verstrekking van een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap dan wel van een reisdocument, Nederlandse identiteitskaart of vervangende Nederlandse identiteitskaart in de zin van de Paspoortwet. Vanaf de dag der verstrekking begint een nieuwe periode van tien jaren te lopen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres stelt voorop dat niemand in een land als Israël zijn Nederlandse nationaliteit wil verliezen. Ze was niet op de hoogte van de tienjaarstermijn en als ze dit geweten had, had ze haar paspoort tijdig verlengd. De omstandigheid dat meerdere Nederlandse families in Israël hun Nederlanderschap verliezen, bewijst dat de informatievoorziening door de ambassade en de websites van verweerder niet toereikend is. De verantwoordelijkheid van het verlies mag daarom niet volledig aan eiseres worden verweten. Het verlies was niet voorzienbaar en proportioneel. Volgens eiseres ontbreekt een belangenafweging. Dat eiseres in Israël woont, betekent niet dat een band met Nederland ontbreekt of dat er geen maatschappelijk belang
ontbreekt. Verweerder is daarbij onterecht voorbijgegaan aan de overgelegde stukken. Niet relevant is de mogelijkheid om visumvrij naar Nederland te kunnen reizen met een Israëlisch paspoort. De rechten van een Unieburger zijn immers niet te vergelijken met die van een toerist.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. 1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft gemotiveerd dat, vanuit het oogpunt van eigen verantwoordelijkheid, van Nederlanders die in het buitenland wonen mag worden verlangd dat zij zich adequaat laten voorlichten over de geldende regels met
betrekking tot het behoud van het Nederlanderschap. Op de websites van het ministerie van
Buitenlandse Zaken, de Rijksoverheid en de IND is informatie te vinden over het verlies
van het Nederlanderschap. Van eiseres mag worden verlangd dat zij zichzelf laat
voorlichten over haar Nederlanderschap. Verweerder is niet verplicht eiseres individueel te
informeren. De stelling dat meerdere personen in Israël hun Nederlanderschap verliezen maakt niet aannemelijk dat de voorlichting ondeugdelijk is, noch doet dit afbreuk aan de eigen verantwoordelijkheid van eiseres.
4.2.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder een deugdelijke Unierechtelijke
evenredigheidsbeoordeling heeft gemaakt. Voor de beoordeling van de evenredigheid moet
worden gekeken naar het moment van het verlies van het Nederlanderschap, en daarmee het
Unieburgerschap, namelijk 17 juli 2018 (de ex tunc-toetsing). De gronden en stukken van
eiseres die niet gaan over dit moment of voorzienbare gevolgen op dat moment, hoeft
verweerder daarom niet te betrekken in zijn beoordeling. Opgroeien in Nederland (diploma
lagere school, zwemdiploma en het graf van haar vader in Nederland) houdt geen verband
met het verlies van haar rechten als Unieburger. Daaruit volgt ook niet dat het voorzienbaar
is dat eiseres zich weer in Nederland zal vestigen of beroepsactiviteiten gaat uitvoeren.
Eiseres heeft ook geen andere omstandigheden aangevoerd die erop duiden dat zij zich op
17 juli 2018 voornemens was om zich in Nederland te vestigen en gebruik te maken van
haar Unierechten. Voor een verplichting tot het maken van een belangenafweging bestaat
geen aanknopingspunt in het arrest Tjebbes of de wet- en regelgeving. Los daarvan heeft verweerder er ter zitting terecht op gewezen dat ingevolge artikel 15, vierde lid, van de RWN het moment van afgifte van in dit geval het paspoort een stuitingshandeling is. Dat eiseres een aantal weken voor het verlopen van haar paspoort een nieuw paspoort heeft aangevraagd kan haar dan ook niet helpen.
4.3.
Voor zover eiseres verwijst naar haar gronden in bezwaar, heeft verweerder in het
bestreden besluit daar op gereageerd. Eiseres heeft niet aangegeven op welke wijze
verweerder dit onjuist heeft gedaan. De verwijzing naar het bezwaarschrift als beroepsgrond
slaagt daarom niet.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C2019:189