ECLI:NL:RBDHA:2022:232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
09/251061-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het overdragen van handgranaten en het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 11 januari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1997 en momenteel gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van het overdragen van twee handgranaten via de post en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 augustus 2021 in Groningen twee handgranaten van het type M75 heeft overgedragen, die in een pakket waren verstuurd. Ondanks dat de handgranaten incompleet waren, oordeelde de rechtbank dat deze nog steeds als wapens van wezenlijke aard konden worden aangemerkt. De verdachte heeft ook op 18 september 2021 in Rotterdam een omgebouwd gaspistool voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met het feit dat er geen ontploffingsgevaar was bij de handgranaten en dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het publieke karakter van de handelingen van de verdachte, die ook andere mensen in gevaar heeft gebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/251061-21
Datum uitspraak: 11 januari 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie De Schie.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 21 december 2021 (inhoudelijk) en 11 januari 2022 (sluiting en uitspraak).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. Y. Habib naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 23 augustus 2021 te Groningen en/of Rijswijk, althans in Nederland, een of meer wapen(s) van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee handgranaten Type M75, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing heeft overgedragen;
2
hij op of omstreeks 18 september 2021 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walter Winterhof Pkk, kaliber 7.65 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van beide ten laste gelegde feiten.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
De gebezigde bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met kenmerk [onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 513).
Ten aanzien van feit 1:
1. Het proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing, opgemaakt op 25 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 58-62):
Op dinsdag 24 augustus 2021 kregen wij verbalisanten de opdracht om te gaan naar de [adres 4] te Rijswijk (ZH). Aldaar zouden de bewoners van het voornoemde adres een pakket hebben ontvangen met daarin mogelijk twee handgranaten. Deze zouden in een oranje gekleurde plastic tas in de witte kledingkast liggen. Tevens gaven zij aan dat de doos waarin de handgranaten verpakt zaten op het balkon aan de achterzijde van de woning lag. Op ooghoogte op een plank van de voornoemde kast lag een oranje plastic tas. In deze tas zaten twee handgranaten van het type M75. Het gaat hier om Joegoslavische militaire handgranaten. De Explosieven Opruimingsdienst Defensie heeft middels röntgenbeelden vastgesteld dat het hier gaat om scherpe handgranaten van het type M75 voorzien van een P3 ontsteker. Beide handgranaten waren voorzien van een pin en een beugel. Om de handgranaten zat zogenaamd afplak schilders tape. Deze tape was over de beugel heen geplakt.
2. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) genaamd ‘Explosievenonderzoek aan twee vermeende handgranaten die zijn aangetroffen in een postpakketje in Rijswijk op 24 augustus 2021’, opgemaakt op 2 december 2021, voor zover inhoudende:
Onderzoeksmaterialen [ [nummer 1] en [nummer 2] ] zijn beiden onderdelen van
een scherfhandgranaat van het type M75P3, namelijk:
- het scherfhandgranaatlichaam van het type M75. De kogeltjes die zichtbaar zijn op de röntgenopnamen van [ [nummer 1] en [nummer 2] ] zijn (duizenden) metalen kogeltjes die aanwezig zijn binnenin het geprofileerde, kunststof handgranaat-lichaam. Deze zijn bedoeld om voor scherfwerking te zorgen wanneer de handgranaat tot ontploffing komt. Scherfhandgranaten van het type M75P3 bevatten doorgaans circa 38 gram (kneed)springstof; bij de handgranaatlichamen van [ [nummer 1] en [nummer 2] ] ontbreekt de springstof.
- een deel van de bijpassende P3-ontsteekinrichting, namelijk de zwarte kunststof behuizing en de messingkleurige beugel met de onder de beugel aanwezige (door een veer) gespannen slagpin. Wat ontbreekt bij [ [nummer 1] en [nummer 2] ] is het slagpijpje (de feitelijke handgranaatontsteker).
De M75P3-scherfhandgranaat is in gebruik geweest bij het voormalige Joegoslavische volksleger.
De ontstekerlichamen opgebouwd uit kunststof en metalen onderdelen zijn cruciaal om een nieuw slagpijpje te activeren. Ook de handgranaatlichamen zijn als onderdeel van wezenlijke aard aan te duiden; bij een ontploffing zorgen de in het rondvliegende kogeltjes namelijk voor het grootste risico (voor letsel) voor omstanders.
Ik, NFI-deskindige, acht het mogelijk om van onderzoeksmaterialen [ [nummer 1] en [nummer 2] ] weer complete en intacte handgranaten te maken door in de ontsteekinrichtingen een deugdelijk slagpijpje te schroeven (bij de ontsteekinrichting van [ [nummer 1] ] dient de montagekit uit de schacht van de zwarte kunststof behuizing verwijderd te worden). Verder dienen de handgranaatlichamen weer gevuld te worden met (kneed)springstof.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 63):
Op de doos waarin de twee handgranaten zaten was een sticker zichtbaar van PostNL. Ik verzocht met de vordering van de officier van justitie een medewerker van PostNL mij de gegevens te verstrekken behorende bij de barcode van de sticker. De medewerker van PostNL vertelde mij dat het pakket op 23 augustus 2021 om 16.03 uur was aangeboden voor verzending bij [bedrijf 1] gevestigd aan de [adres 2] te Groningen.
4. Het proces-verbaal van bevindingen (belangrijk tapgesprek), opgemaakt op 21 september 2021, voor zover inhoudende (p. 264):
Vanaf 17 september 2021 werd de telecommunicatie opgenomen van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] welke in gebruik is bij de verdachte [verdachte] . Op 17 september 2021 werd de verdachte [verdachte] gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit betreft de moeder van de verdachte [verdachte] .
Kort samengevat verklaarde de verdachte [verdachte] :
-
dat hij twee handgranaten op de post heeft gestuurd naar iemand;
-
dat deze handgranaten zijn gepakt door de politie
-
dat hij het pakket bij de [bedrijf 1] heeft verstuurd.
5. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 december 2021, voor zover inhoudende:
Ik heb de granaten voor [naam] besteld op een Duitse website. Ze waren gedeactiveerd. Het zijn granaten die in de Joegoslavische oorlog zijn gebruikt. Hij heeft mij een adres gegeven en ik heb ze via de post naar hem verstuurd.
Ten aanzien van feit 2:
6. Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking [bedrijf 2] ), opgemaakt op 18 september 2021, voor zover inhoudende (p. 148):
Op zaterdag 18 september 2021 te 19:10 uur waren wij verbalisanten in het [bedrijf 2] te Rotterdam. Door de leidinggevende werd aangegeven dat verdachte [verdachte] omstreeks 14:00 uur had ingecheckt en geboekt had voor 1 dag. Op zaterdag 18 september 2021 te 19:25 uur werd ter doorzoeking binnengetreden in kamer 1.22. In de Action tas die op de grond lag, werd door mij, verbalisant [verbalisant] , een vuurwapen aangetroffen. Het wapen was wel geladen maar niet doorgeladen.
7. Het proces-verbaal van bevindingen van het Team Forensische Opsporing, opgemaakt op 20 september 2021, voor zover inhoudende (p. 236-240):
Het wapen werd aangetroffen tijdens een doorzoeking in een hotelkamer, perceel [adres 3] te Rotterdam.
Omschrijving wapen:
Omgebouwd gaspistool, fabrikant Voltran, merk Ekol, kaliber 7.65 mm.
Bijzonderheden: het originele wapen betreft een gaspistool, waarvan de loop voorzien is van een sper dan wel een vernauwing. Uit het originele wapen is uit de loop de sper cq de vernauwing verwijderd. Door het verwijderen van de sper cq vernauwing is het mogelijk om met het wapen scherpe patronen te verschieten. Ik zag dat er zeven patronen in de patroonmagazijn aanwezig waren.
Ik zag dat op de linkerzijde van de slede de volgende tekst valselijk was ingeslagen ‘Carl Walther Waffenfabrik Ulm / do Modell PPK Cal 7.65mm Made in Germany’.
Dit wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
De aangetroffen 7 stuks munitie kaliber 7.65mm kan met dit wapen worden verschoten.
8. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 december 2021, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik het vuurwapen in mijn bezit had. Het was een Ekol gaspistool. Ik had het vuurwapen in een Action tas gedaan en ben toen naar het hotel gegaan.
De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 23 augustus 2021 in Groningen twee scherfhandgranaten van het type M75, waarvan het slagpijpje en de springstof ontbraken, in een pakket bij een PostNL-punt heeft ingeleverd ter verzending en dus deze opzettelijk heeft overgedragen.
Vervolgens is de vraag of de handgranaten, nu deze incompleet waren, kunnen worden aangemerkt als een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet Wapens en Munitie. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, nu essentiële onderdelen van de handgranaat ontbraken en daarnaast de mogelijkheid bestaat dat de handgranaten met het gebruik van montagekit blijvend onklaar zijn gemaakt.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet Wapens en munitie zijn de bepalingen betreffende wapens mede van toepassing op de onderdelen daarvan, mits die van wezenlijke aard zijn. Anders dan door de raadsman betoogd, staat het ontbreken van (essentiële) onderdelen van de handgranaat in beginsel dus niet in de weg aan een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Uit het NFI rapport over de twee granaten blijkt het volgende. Het handgranaatlichaam bevatte kleine kogels, die bedoeld zijn om bij ontploffing meer letsel aan te richten door scherfwerking. De aanwezige ontsteekinrichting “P3” is bedoeld het wapen tot ontploffing te brengen, zij het dat in onderhavig geval dit niet mogelijk was omdat springstof en een slagpijpje ontbrak. Wel acht de NFI-deskundige het mogelijk om van de aangetroffen handgranaten weer complete en intacte handgranaten te maken.
Het handgranaatlichaam en de ontsteekinrichting zijn naar het oordeel van de rechtbank naar hun aard wezenlijk voor de werking en het doel van de handgranaat. Die onderdelen, die bij beide aangetroffen handgranaten aanwezig waren, zijn dus gelijk te stellen aan een wapen van categorie II, onder 7, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Voor een veroordeling voor het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. Die bewustheid hoeft zich niet uit te stekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen (vgl. ECLI:NL:HR:2020:504). Dat de verdachte heeft gesteld dat hij niet wist dat het gaspistool was omgebouwd, staat een bewezenverklaring voor het opzettelijk aanwezig hebben van een vuurwapen niet in de weg. Daar komt nog bij dat de verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat in zijn hotelkamer een geladen vuurwapen lag. Deze verklaring is bezwaarlijk anders te lezen dan dat de verdachte wist dat het wapen dat hij voorhanden had een vuurwapen – en dus geen gaspistool – betrof.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte op 18 september 2021 in Rotterdam een vuurwapen in de vorm van een pistool van het kaliber 7.65 voorhanden heeft gehad. Nu uit het onderzoek van de politie is gebleken dat het niet een vuurwapen van het merk Walter Winterhof PKK maar een omgebouwd gaspistool van het merk Ekol betrof, zal de rechtbank dat gedeelte uit de tenlastelegging wegstrepen.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 23 augustus 2021 te Groningen, wapens van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee handgranaten Type M75, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, heeft overgedragen;
2
hij op 18 september 2021 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het kaliber 7.65, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, heeft de raadsman verzocht te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een dwingend voorwaardelijk kader niet noodzakelijk is, omdat de verdachte vrijwillig de hem aangeboden hulp door Solution! accepteert.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft twee handgranaten verkocht en via de post verstuurd, zonder na te denken over de potentiële gevolgen als het pakket zou worden geopend door een ander. De handgranaten waren weliswaar gedeactiveerd, maar vanaf de buitenkant niet van echt te onderscheiden. Daarnaast heeft de verdachte zelf de beugel vastgesnoerd met tape, waardoor voor een buitenstaander het beeld kon ontstaan dat de beugel stevig op zijn plek moest worden gehouden in verband met het ontploffingsgevaar. Hij heeft met zijn handelen de vrouw die het pakketje opende ook daadwerkelijk de stuipen op het lijf gejaagd. De rechtbank acht het publieke karakter van het handelen van de verdachte zeer kwalijk. De verdachte heeft immers meerdere postmedewerkers buiten hun wil en weten betrokken bij zijn strafbare handelen.
Toen de verdachte in het nieuws las dat de Explosieven Opruimingsdienst Defensie in Rijswijk onderzoek deed naar de explosieven in het postpakket, is hij op de vlucht geslagen en heeft hij een met scherpe munitie geladen vuurwapen meegenomen. Uiteindelijk is het vuurwapen in de hotelkamer van de verdachte gevonden; de verdachte moet dus ook het wapen in de openbare ruimte bij zich hebben gedragen. De verdachte leek in zijn berichten op dat moment ook in paniek, waardoor het voorhanden hebben van een vuurwapen des te gevaarlijker kon zijn niet alleen voor anderen maar ook voor hemzelf. Het incident had ook heel anders kunnen aflopen, indien de verdachte het vuurwapen bij zich had gehad bij de confrontatie met de politie.
Persoon van de verdachte
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Wel rijst uit het dossier een zorgelijk beeld over de leefomstandigheden van de verdachte. Zijn woning was dusdanig vervuild dat de politie de doorzoeking uit gezondheidsoverwegingen moest staken. Daarnaast valt uit het dossier op te maken dat de verdachte op Telegram vuurwapens probeerde te verkopen om in zijn levensonderhoud te voorzien.
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia-rapportage van 11 december 2021, opgesteld door drs. V.T.G. Arnts, GZ-psycholoog. De psycholoog ziet aanwijzingen voor meerdere psychische stoornissen bij de verdachte, waaronder een stoornis in de aandachtsdeficiëntie en een stoornis in het cannabisgebruik. Toch adviseert de deskundige om de ten laste gelegde feiten bij bewezenverklaring aan de verdachte toe te rekenen, omdat geen sprake was van impulsief gedrag en de verdachte voldoende tijd had om van gedachten te veranderen en andere keuzes te maken.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportage van Reclassering Nederland van 15 december 2021. De reclassering constateert dat de verdachte zichzelf verwaarloosde en vereenzaamde en dat hij problemen had op verschillende leefgebieden. Er zijn aanwijzingen dat de verdachte negatieve sociale contacten heeft, waarvan de reclassering onvoldoende weet wat zij voor invloed op hem hebben en of dit het recidiverisico, dat wordt ingeschat als gemiddeld, kan beïnvloeden. De verwachting van de reclassering is dat de verdachte gedurende een langere periode op verschillende leefgebieden begeleiding en behandeling nodig heeft, waardoor interventies binnen een strafrechtelijk kader noodzakelijk zijn. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en begeleiding, begeleid wonen en dagbesteding.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke straf, met daaraan gekoppeld een fors voorwaardelijk strafdeel, noodzakelijk zodat de verdachte aan zijn problematiek kan werken om daarmee het recidiverisico te verminderen. De bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd, acht de rechtbank passend en zal zij dan ook aan de verdachte opleggen.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) voor deze feiten, waaruit volgt dat in beginsel voor het overdragen van één handgranaat vijftien maanden gevangenisstraf wordt opgelegd en voor het voorhanden hebben van een pistool in het openbaar acht maanden.
Hoewel de door de officier van justitie geëiste straf gelet op de oriëntatiepunten aan de lage kant is, acht de rechtbank deze straf toch passend in verband met de persoon van de verdachte en zal zij deze aan de verdachte opleggen. De rechtbank houdt daarbij ook rekening met het feit dat gezien de staat van de handgranaten geen ontploffingsgevaar aanwezig is geweest.
De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van achttien maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 269,70 een gedeelte van € 140,- verbeurd te verklaren en het overige terug te geven aan de verdachte. Van de overige voorwerpen op de beslaglijst heeft de officier van justitie de onttrekking aan het verkeer gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen verweren gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Het geldbedrag
Onder de verdachte is een geldbedrag van € 269,70 in beslag genomen. Uit het dossier blijkt dat de verdachte € 140,- zou hebben ontvangen voor de door hem overgedragen handgranaten. De rechtbank zal dit gedeelte van het inbeslaggenomen geldbedrag verbeurdverklaren. Die € 140,- is immers voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit geld aan de verdachte toebehoort en dit door middel van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is verkregen.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De rechtbank zal de teruggave van het overige geldbedrag, te weten € 129,70, aan de verdachte gelasten, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet.
De wapens en toebehoren
Voorts is op de beslaglijst opgenomen een vuurwapen van het kaliber 7.65. De rechtbank zal deze onttrekken aan het verkeer. Dit wapen is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 bewezen verklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de Wet Wapens en Munitie.
De overige inbeslaggenomen voorwerpen betreffen een huls, een patroon, een patroonhouder, zeven patronen, wapenolie, een metalen staaf, twee cilinders met opdruk ‘9mm luger’ en munitie. Deze voorwerpen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten als bewezenverklaard. De voorwerpen zijn immers in verband te brengen met wapens en het vervaardigen en onderhouden daarvan. Ook de metalen staaf die is gevonden, kan worden gebruikt om een loop van te maken. De rechtbank is van oordeel dat deze voorwerpen, zeker gelet op het tegelijk voorhanden hebben daarvan, van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Ook deze voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 31, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21, 9727 KB Groningen en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door de forensische polikliniek van Verslavingszorg Noord-Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na het ingaan van de proeftijd en duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Als er aanwijzingen zijn voor financiële problemen, dan werkt de veroordeelde mee aan schuldhulpverlening op het moment dat de reclassering dit nodig vindt;
- verblijft in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start direct na het ingaan van de proeftijd en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- voor ten minste drie dagen per week dagbesteding heeft in de vorm van werk of school;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
verklaart verbeurd een gedeelte van het op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 269,70, te weten een bedrag van € 140,-;
gelast de teruggave aan de veroordeelde van het overige gedeelte van het op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 269,70, te weten: € 129,70;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst vermelde voorwerpen (met verwijzing naar de paginanummers van het in paragraaf 3.3. aangehaalde dossier), te weten:
  • een huls (p. 10);
  • een patroon (p. 11);
  • een vuurwapen 7.65 (p. 15);
  • zeven patronen (p. 17);
  • wapenolie (p. 19);
  • metalen staaf (p. 20);
  • twee cilinders met opdruk 9mm luger (p. 20);
  • munitie (p. 241).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. Griffioen, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.C. van Grinsven, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 januari 2021.