3.3De beoordeling van de tenlastelegging
De gebezigde bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met kenmerk [onderzoek] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 513).
1. Het proces-verbaal van het Team Forensische Opsporing, opgemaakt op 25 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 58-62):
Op dinsdag 24 augustus 2021 kregen wij verbalisanten de opdracht om te gaan naar de [adres 4] te Rijswijk (ZH). Aldaar zouden de bewoners van het voornoemde adres een pakket hebben ontvangen met daarin mogelijk twee handgranaten. Deze zouden in een oranje gekleurde plastic tas in de witte kledingkast liggen. Tevens gaven zij aan dat de doos waarin de handgranaten verpakt zaten op het balkon aan de achterzijde van de woning lag. Op ooghoogte op een plank van de voornoemde kast lag een oranje plastic tas. In deze tas zaten twee handgranaten van het type M75. Het gaat hier om Joegoslavische militaire handgranaten. De Explosieven Opruimingsdienst Defensie heeft middels röntgenbeelden vastgesteld dat het hier gaat om scherpe handgranaten van het type M75 voorzien van een P3 ontsteker. Beide handgranaten waren voorzien van een pin en een beugel. Om de handgranaten zat zogenaamd afplak schilders tape. Deze tape was over de beugel heen geplakt.
2. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) genaamd ‘Explosievenonderzoek aan twee vermeende handgranaten die zijn aangetroffen in een postpakketje in Rijswijk op 24 augustus 2021’, opgemaakt op 2 december 2021, voor zover inhoudende:
Onderzoeksmaterialen [ [nummer 1] en [nummer 2] ] zijn beiden onderdelen van
een scherfhandgranaat van het type M75P3, namelijk:
- het scherfhandgranaatlichaam van het type M75. De kogeltjes die zichtbaar zijn op de röntgenopnamen van [ [nummer 1] en [nummer 2] ] zijn (duizenden) metalen kogeltjes die aanwezig zijn binnenin het geprofileerde, kunststof handgranaat-lichaam. Deze zijn bedoeld om voor scherfwerking te zorgen wanneer de handgranaat tot ontploffing komt. Scherfhandgranaten van het type M75P3 bevatten doorgaans circa 38 gram (kneed)springstof; bij de handgranaatlichamen van [ [nummer 1] en [nummer 2] ] ontbreekt de springstof.
- een deel van de bijpassende P3-ontsteekinrichting, namelijk de zwarte kunststof behuizing en de messingkleurige beugel met de onder de beugel aanwezige (door een veer) gespannen slagpin. Wat ontbreekt bij [ [nummer 1] en [nummer 2] ] is het slagpijpje (de feitelijke handgranaatontsteker).
De M75P3-scherfhandgranaat is in gebruik geweest bij het voormalige Joegoslavische volksleger.
De ontstekerlichamen opgebouwd uit kunststof en metalen onderdelen zijn cruciaal om een nieuw slagpijpje te activeren. Ook de handgranaatlichamen zijn als onderdeel van wezenlijke aard aan te duiden; bij een ontploffing zorgen de in het rondvliegende kogeltjes namelijk voor het grootste risico (voor letsel) voor omstanders.
Ik, NFI-deskindige, acht het mogelijk om van onderzoeksmaterialen [ [nummer 1] en [nummer 2] ] weer complete en intacte handgranaten te maken door in de ontsteekinrichtingen een deugdelijk slagpijpje te schroeven (bij de ontsteekinrichting van [ [nummer 1] ] dient de montagekit uit de schacht van de zwarte kunststof behuizing verwijderd te worden). Verder dienen de handgranaatlichamen weer gevuld te worden met (kneed)springstof.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 63):
Op de doos waarin de twee handgranaten zaten was een sticker zichtbaar van PostNL. Ik verzocht met de vordering van de officier van justitie een medewerker van PostNL mij de gegevens te verstrekken behorende bij de barcode van de sticker. De medewerker van PostNL vertelde mij dat het pakket op 23 augustus 2021 om 16.03 uur was aangeboden voor verzending bij [bedrijf 1] gevestigd aan de [adres 2] te Groningen.
4. Het proces-verbaal van bevindingen (belangrijk tapgesprek), opgemaakt op 21 september 2021, voor zover inhoudende (p. 264):
Vanaf 17 september 2021 werd de telecommunicatie opgenomen van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] welke in gebruik is bij de verdachte [verdachte] . Op 17 september 2021 werd de verdachte [verdachte] gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit betreft de moeder van de verdachte [verdachte] .
Kort samengevat verklaarde de verdachte [verdachte] :
-
dat hij twee handgranaten op de post heeft gestuurd naar iemand;
-
dat deze handgranaten zijn gepakt door de politie
-
dat hij het pakket bij de [bedrijf 1] heeft verstuurd.
5. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 december 2021, voor zover inhoudende:
Ik heb de granaten voor [naam] besteld op een Duitse website. Ze waren gedeactiveerd. Het zijn granaten die in de Joegoslavische oorlog zijn gebruikt. Hij heeft mij een adres gegeven en ik heb ze via de post naar hem verstuurd.
6. Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking [bedrijf 2] ), opgemaakt op 18 september 2021, voor zover inhoudende (p. 148):
Op zaterdag 18 september 2021 te 19:10 uur waren wij verbalisanten in het [bedrijf 2] te Rotterdam. Door de leidinggevende werd aangegeven dat verdachte [verdachte] omstreeks 14:00 uur had ingecheckt en geboekt had voor 1 dag. Op zaterdag 18 september 2021 te 19:25 uur werd ter doorzoeking binnengetreden in kamer 1.22. In de Action tas die op de grond lag, werd door mij, verbalisant [verbalisant] , een vuurwapen aangetroffen. Het wapen was wel geladen maar niet doorgeladen.
7. Het proces-verbaal van bevindingen van het Team Forensische Opsporing, opgemaakt op 20 september 2021, voor zover inhoudende (p. 236-240):
Het wapen werd aangetroffen tijdens een doorzoeking in een hotelkamer, perceel [adres 3] te Rotterdam.
Omschrijving wapen:
Omgebouwd gaspistool, fabrikant Voltran, merk Ekol, kaliber 7.65 mm.
Bijzonderheden: het originele wapen betreft een gaspistool, waarvan de loop voorzien is van een sper dan wel een vernauwing. Uit het originele wapen is uit de loop de sper cq de vernauwing verwijderd. Door het verwijderen van de sper cq vernauwing is het mogelijk om met het wapen scherpe patronen te verschieten. Ik zag dat er zeven patronen in de patroonmagazijn aanwezig waren.
Ik zag dat op de linkerzijde van de slede de volgende tekst valselijk was ingeslagen ‘Carl Walther Waffenfabrik Ulm / do Modell PPK Cal 7.65mm Made in Germany’.
Dit wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
De aangetroffen 7 stuks munitie kaliber 7.65mm kan met dit wapen worden verschoten.
8. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 december 2021, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik het vuurwapen in mijn bezit had. Het was een Ekol gaspistool. Ik had het vuurwapen in een Action tas gedaan en ben toen naar het hotel gegaan.
De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 23 augustus 2021 in Groningen twee scherfhandgranaten van het type M75, waarvan het slagpijpje en de springstof ontbraken, in een pakket bij een PostNL-punt heeft ingeleverd ter verzending en dus deze opzettelijk heeft overgedragen.
Vervolgens is de vraag of de handgranaten, nu deze incompleet waren, kunnen worden aangemerkt als een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet Wapens en Munitie. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, nu essentiële onderdelen van de handgranaat ontbraken en daarnaast de mogelijkheid bestaat dat de handgranaten met het gebruik van montagekit blijvend onklaar zijn gemaakt.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet Wapens en munitie zijn de bepalingen betreffende wapens mede van toepassing op de onderdelen daarvan, mits die van wezenlijke aard zijn. Anders dan door de raadsman betoogd, staat het ontbreken van (essentiële) onderdelen van de handgranaat in beginsel dus niet in de weg aan een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Uit het NFI rapport over de twee granaten blijkt het volgende. Het handgranaatlichaam bevatte kleine kogels, die bedoeld zijn om bij ontploffing meer letsel aan te richten door scherfwerking. De aanwezige ontsteekinrichting “P3” is bedoeld het wapen tot ontploffing te brengen, zij het dat in onderhavig geval dit niet mogelijk was omdat springstof en een slagpijpje ontbrak. Wel acht de NFI-deskundige het mogelijk om van de aangetroffen handgranaten weer complete en intacte handgranaten te maken.
Het handgranaatlichaam en de ontsteekinrichting zijn naar het oordeel van de rechtbank naar hun aard wezenlijk voor de werking en het doel van de handgranaat. Die onderdelen, die bij beide aangetroffen handgranaten aanwezig waren, zijn dus gelijk te stellen aan een wapen van categorie II, onder 7, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Voor een veroordeling voor het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. Die bewustheid hoeft zich niet uit te stekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen (vgl. ECLI:NL:HR:2020:504). Dat de verdachte heeft gesteld dat hij niet wist dat het gaspistool was omgebouwd, staat een bewezenverklaring voor het opzettelijk aanwezig hebben van een vuurwapen niet in de weg. Daar komt nog bij dat de verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat in zijn hotelkamer een geladen vuurwapen lag. Deze verklaring is bezwaarlijk anders te lezen dan dat de verdachte wist dat het wapen dat hij voorhanden had een vuurwapen – en dus geen gaspistool – betrof. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte op 18 september 2021 in Rotterdam een vuurwapen in de vorm van een pistool van het kaliber 7.65 voorhanden heeft gehad. Nu uit het onderzoek van de politie is gebleken dat het niet een vuurwapen van het merk Walter Winterhof PKK maar een omgebouwd gaspistool van het merk Ekol betrof, zal de rechtbank dat gedeelte uit de tenlastelegging wegstrepen.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.