ECLI:NL:RBDHA:2022:2316

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
20/2773
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding in vreemdelingenrechtelijke procedure

Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposant tegen een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De opposant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 6 juli 2016, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank had eerder, op 29 juli 2021, het beroep van de opposant ongegrond verklaard, omdat hij geen verschoonbare redenen had aangedragen voor de termijnoverschrijding.

In het verzet heeft de opposant aangevoerd dat het primaire besluit nooit zijn voormalige woning heeft bereikt, die op dat moment volledig was uitgebrand. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris het besluit naar het laatst bekende adres van de opposant had gestuurd, en dat de opposant zelf verantwoordelijk was voor het doorgeven van een adreswijziging. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die de opposant aanvoerde niet als overmacht konden worden aangemerkt, en dat hij zelf acties had kunnen ondernemen om eerder op de hoogte te zijn van het besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de eerdere uitspraak en dat het verzet ongegrond was. De rechtbank heeft de uitspraak van 29 juli 2021 in stand gelaten en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De beslissing is openbaar gemaakt en kan niet in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2773

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2022 op het verzet van

[opposant] , opposant, V-nummer: [nummer] ,

(gemachtigde: mr. S. Benali).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 maart 2020 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft in het besteden besluit het bezwaar van opposant tegen verweerders besluit van 6 juli 2016 (het primaire besluit) niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit bezwaar te laat was.
In de uitspraak van 29 juli 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 29 juli 2021 het beroep ongegrond verklaard, omdat de rechtbank van oordeel was dat opposant te laat bezwaar heeft ingediend tegen het primaire besluit en hij geen redenen heeft gegeven die kunnen leiden tot verschoonbaarheid van die termijnoverschrijding.
2. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 29 juli 2021 niet juist was.
Postbezorging
4. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 29 juli 2021 niet juist omdat het primaire besluit nooit is aangekomen bij de voormalige, toentertijd volledig uitgebrande, woning van opposant. Er is door verweerder geen verzendbewijs toegevoegd aan het dossier
waardoor niet met zekerheid kan worden gezegd dat het primaire besluit daadwerkelijk is bezorgd bij de voormalige woning van opposant. Ter onderbouwing hiervan zijn foto’s meegestuurd waaruit volgens opposant blijkt dat er geen post bezorgd kon worden op het voormalige adres van opposant. Opposant heeft niet eerder dan op 28 oktober 2019 kennis kunnen nemen van het primaire besluit. Hij heeft hierna direct bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Daarnaast heeft verweerder zelf inzage in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP), waardoor verweerder feitelijk inzage heeft in recente verblijfsadressen. Het juiste adres van opposant had dus door verweerder makkelijk achterhaald kunnen worden. Voor opposant was het niet voor de hand liggend om een adreswijziging door te geven aan verweerder omdat hij, los van de aanvraagprocedure voor zijn verblijfsvergunning, nooit met verweerder in aanraking is gekomen. Opposant heeft nooit signalen ontvangen dat zijn verblijfsrecht in Nederland was gewijzigd.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder het primaire besluit naar het laatst bekende adres van opposant heeft gestuurd. Daarmee heeft verweerder voldaan aan zijn bekendmakingsplicht. Het lag op de weg van opposant om een eventuele adreswijziging door te geven aan verweerder, omdat hij een verplichting had om verweerder op de hoogte te houden van veranderingen in zijn situatie die van belang konden zijn voor zijn verblijfsvergunning.1 Dat verweerder geen verzendbewijs aan het dossier heeft toegevoegd, doet niet aan af aan het voorgaande. Hetgeen verder door eiser is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Termijnoverschrijding
6. Verder stelt opposant dat de omstandigheden die hij heeft aangevoerd ten onrechte niet zijn aangemerkt als omstandigheden die leiden tot de conclusie dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De woning van opposant is namelijk op 28 april 2016 volledig uitgebrand, waardoor hij noodgedwongen moest verhuizen. Het primaire besluit van 6 juli 2016 is verzonden naar de onbewoonbaar verklaarde voormalige woning van opposant. Het is onbegrijpelijk dat deze omstandigheden niet worden gezien als een overmachtssituatie, waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
7. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van opposant, ziet zij geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Opposant had zelf verschillende acties kunnen ondernemen om eerder in kennis gesteld te worden van het bestreden besluit. Eén van deze acties is het doorgeven van een adreswijziging. Mede gelet op het tijdsverloop van ruim twee maanden tussen de dag van de brand en de dag van (verzending van) het primaire besluit, valt niet in te zien waarom opposant zijn eventuele adreswijziging niet (tijdig) had kunnen doorgeven.
8. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 29 juli 2021. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 29 juli 2021 in stand blijft.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
1. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 maart 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1082).

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 7 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
de rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.