ECLI:NL:RBDHA:2022:2304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
SGR 20/7123
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning vanwege hennepkwekerij en de evenredigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de sluiting van een woning vanwege de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Eiser, de eigenaar van de woning, had beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van Rijswijk, die de woning voor negen maanden had gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de sluiting van negen maanden niet in verhouding stond tot de beoogde doelen van de maatregel. Eiser betoogde dat de woning inmiddels niet meer als drugspand bekend stond en dat er geen kans op herhaling was, gezien de genomen maatregelen en de sociale controle van medebewoners. De rechtbank oordeelde dat de sluiting van de woning noodzakelijk was om de openbare orde te waarborgen, maar dat de duur van negen maanden onevenredig was. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en de sluiting van de woning bepaald op drie maanden, met terugwerkende kracht vanaf 16 juli 2020. Tevens werd het door eiser betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7123

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de burgemeester van Rijswijk, verweerder

(gemachtigde: mr. M.L. Vroom).

Procesverloop

In het besluit van 7 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een last onder bestuursdwang opgelegd op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet.
In het besluit van 1 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Naar aanleiding van een anonieme tip heeft de politie eenheid Den Haag op 19 mei 2020 het door eiser per 1 april 2020 verhuurde appartement (de woning) onderzocht. Daarbij is een hennepkwekerij aangetroffen met 265 hennepplanten.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft na kennisneming van een bestuurlijke rapportage de woning voor negen maanden gesloten verklaard. Er zijn veel hennepplanten aangetroffen en er werd illegaal elektriciteit afgenomen. Dit wijst op grootschalige handel en dus een ernstige situatie. Sluiting van de woning was volgens verweerder dan ook noodzakelijk.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Er is geen noodzaak meer om de woning te sluiten. De hennepkwekerij is namelijk al voor de oogst opgerold, de sloten voor toegang tot het appartementencomplex zijn vervangen en door de sociale controle van de medebewoners is misbruik in de kiem gesmoord. Verder heeft de maatregel onevenredig nadelige financiële gevolgen. Eiser kan niet verweten worden dat de huurder een hennepkwekerij in het pand startte. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat op eiser een onderzoeksplicht rustte. Hij heeft klachten over geluidsoverlast met de huurder en medebewoners afgehandeld maar er bestond geen reden om een huiscontrole uit te voeren. Bovendien zou hij daarmee de privacy van de huurder schenden. Ook de controleur van de cv-ketel heeft op de dag van de ontdekking niets van de hennepkwekerij gemerkt. Daarnaast was er wel sprake van een bewoonde woning. Het rapport van de politie is te laat aan hem verstrekt en is bovendien onbetrouwbaar.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de sluiting van de woning noodzakelijk is om de bekendheid als drugspand teniet te doen en herhaling te voorkomen. Ook is er geen aanleiding om van de sluiting af te zien nu eiser zijn gestelde financiële schade onvoldoende heeft onderbouwd. Verder is eiser als eigenaar verantwoordelijk voor wat er in zijn woning gebeurt. Dat hij niet bij de hennepkwekerij betrokken was betekent niet dat de woning niet gesloten mocht worden. [1] Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [2] volgt dat een verhuurder de plicht heeft om het verhuurde te controleren. Het recht op privacy van de huurder staat daaraan niet in de weg. [3] Daarnaast volgt uit het proces-verbaal van de politie, de anonieme tip en het feit dat de huurder in het BRP niet op het adres van de woning stond ingeschreven dat de woning onbewoond was.
Wat zijn de regels?
5. Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet geeft verweerder de bevoegdheid om een woning te sluiten als daar drugs wordt gevonden. Als het om een handelshoeveelheid drugs gaat, mag verweerder ervan uitgaan dat die hoeveelheid bestemd is voor handel. Verweerder moet dan afwegen of hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid de woning te sluiten. Daarbij moet hij de noodzaak en de evenredigheid van de sluiting betrekken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Noodzaak
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder de sluiting van de woning noodzakelijk heeft mogen vinden om de openbare orde en een geordend woon- en leefklimaat te waarborgen. De sluiting van een woning heeft als doel om de bekendheid als drugspand teniet te doen en herhaling te voorkomen. De gevonden handelshoeveelheid hennepplanten levert op zichzelf al een belang bij de sluiting op. [4] Gelet op de combinatie van de grote hoeveelheid hennepplanten en het feit dat er illegaal stroom werd afgetapt heeft verweerder dit geval als een ernstige situatie mogen aanmerken. [5] Dat de hennepkwekerij voor de oogst is ontdekt doet daar dus niet aan af. Bovendien is de ‘loop’ naar het appartement bevestigd door de anonieme tipgever, hetgeen is vastgelegd in de bestuurlijke rapportage. Dat de sloten zijn vervangen en dat de bewoners van het appartementencomplex alert zijn, betekent niet zonder meer dat er geen herhaling zou kunnen plaatsvinden en doet ook niet de bekendheid van de woning als drugspand teniet.
Verwijtbaarheid
7. Eisers betoog dat het hem niet verweten kan worden dat er een hennepkwekerij in zijn pand werd gehouden, volgt de rechtbank niet. Weliswaar kan het zo zijn geweest dat eiser geen weet had van de aanwezigheid van drugs, maar eiser is verantwoordelijk voor wat er in de woning gebeurt. Het risico dat eiser neemt door mensen in zijn woning te laten verblijven, komt voor zijn rekening. Eiser beoogde zijn woning door tussenkomst van een makelaar aan een ex-pat te verhuren, maar de huurder was dit niet en eiser heeft dit aanvaard. Voorts heeft eiser niet gecontroleerd of de huurder zich inschreef in de BRP. Dat hij de klachten over het geluidsoverlast met de huurder had opgelost en verder geen klachten meer van de medebewoners had ontvangen, ontslaat hem niet van zijn verantwoordelijkheid om te weten wat er in zijn huis omgaat. Dat de verwijtbaarheid geen onderdeel uitmaakte van het besluit, betekent niet dat verweerder er in het bestreden besluit niet op in mocht gaan. In bezwaar maakt verweerder immers een volledige heroverweging. [6]
Bewoond of onbewoond pand
8. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de woning niet werd bewoond. Uit het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal blijkt dat er geen goederen zoals kleding zijn aangetroffen in het pand. Verweerder mag van de inhoud van het proces-verbaal uitgaan. [7] Dat is alleen anders wanneer het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt. Hoewel uit de door eiser overgelegde foto’s is gebleken dat er zich wel een bed in de woning bevond, heeft eiser geen andere sporen van bewoning aannemelijk gemaakt. De enkele stelling dat zijn echtgenote ook kleding, pantoffels en een handdoek heeft aangetroffen is daarvoor onvoldoende. Daarbij stond er ook niemand ingeschreven op het adres en volgt uit de informatie van de anonieme tipgever ook dat de woning niet bewoond werd. Alles in samenhang bezien kon verweerder ervan uitgaan van onbewoonde woning was en heeft die daarom voor de duur van negen maanden mogen sluiten. [8]
Evenredigheid
9. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Eiser voert aan dat de sluiting van de woning voor negen maanden onevenredig is en dat hij in feite wordt gestraft. Hij is negen maanden van zijn woning beroofd en heeft daardoor financiële schade geleden, terwijl er gelet op de sociale controle, de onlogische plek en de vervangen sloten geen kans op herhaling was. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de sluiting voor de duur van negen maanden wel evenredig was om de loop eruit te halen en ter voorkoming van een ‘waterbedeffect’.
9.1.
De hoogste bestuursrechter heeft onlangs geoordeeld dat voor de evenredigheidstoets dient te worden aangesloten bij de tekst van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb: de voor de belanghebbende nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit beoogde doel. De toetsing van de evenredigheid zal intensiever zijn naarmate de betrokken belangen zwaarder wegen, de nadelige gevolgen van het besluit ernstiger zijn of het besluit een grotere inbreuk maakt op fundamentele rechten. [9]
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank staan in dit geval de gevolgen van de woningsluiting van negen maanden niet in verhouding met de daarmee beoogde doelen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het een woning betreft op de vierde verdieping in een appartementencomplex in een buurt die niet bekend staat als een voor drugsdelicten kwetsbare woonwijk [10] . Verder is de hennepkwekerij in een relatief korte periode van ongeveer anderhalve maand na het verhuren van de woning opgerold. De hennepkwekerij is bovendien opgedoekt voordat de hennepplanten geoogst konden worden. De bekendheid als drugspand en de loop naar de woning was naar het oordeel van de rechtbank dan ook beperkt. Door de sluiting heeft eiser negen maanden geen gebruik kunnen maken van zijn eigendom, waardoor hij (financieel) is benadeeld. Gelet op de ligging van de woning en de relatief korte periode van het gebruik als hennepkwekerij, is de sluiting van negen maanden onevenredig lang om de loop naar de woning te stoppen en ter voorkoming van een waterbedeffect.
9.3 Aangezien verweerder beslissingsruimte heeft om de duur van een andere termijn te motiveren ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag (1) of verweerder daartoe gelegenheid moet worden geboden en/of (2) verweerder wordt voorgehouden welke maatregel de rechtbank passend en geboden vindt of (3) dat de rechtbank in de omstandigheden van dit concrete geval zelf in de zaak zal voorzien.
9.4. Ter beantwoording van die vraag heeft de rechtbank het volgende betrokken. De context is dat belanghebbenden van bestuursorganen verwachten dat snel en zorgvuldig wordt beslist op de vele aanspraken die zij tegenover bestuursorganen kunnen doen gelden. Voorts verwachten zij dat de overheid zorgdraagt voor een optimale handhaving van normen en overtreding daarvan voorkomt en dat ook beleidsmatig adequaat wordt ingespeeld op maatschappelijke ontwikkelingen. De rechtspraak beoogt geschillen zo spoedig mogelijk en zo definitief als mogelijk te beslechten. [11] Er is een forse krapte op de arbeidsmarkt als gevolg waarvan bestuursorganen en rechtspraak frequent hebben te maken met tekorten aan gekwalificeerd personeel om op korte termijn de verlangde duidelijkheid te verschaffen.
9.5.
Als de rechtbank zou besluiten verweerder, in het kader van een zogenaamde bestuurlijke lus [12] , de gelegenheid te geven een nieuwe sluitingstermijn te bepalen, betekent dat een extra belasting van de capaciteit van de twee organisaties. Ook de belanghebbende blijft langer in onzekerheid over de uitkomst van zijn procedure, die medio 2020 aanving. Daar staat tegenover dat de beslisruimte van verweerder wordt gerespecteerd om te overwegen en te bepalen welke maatregel in het geval van eiser wel evenredig is.
9.6.
De rechtbank realiseert zich dat als zij zelf in de zaak voorziet daartegen alleen het rechtsmiddel van hoger beroep open staat. Echter in de omstandigheden van deze zaak vindt de rechtbank aanleiding om het primaire besluit te herroepen en zelf in de zaak te voorzien. Zij zal bepalen dat in dit geval een sluiting van drie maanden gelet op de daarmee te dienen doelen passend en geboden is.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en bepaalt de sluiting op drie maanden.
10. De rechtbank bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • voorziet zelf in de zaak, herroept het primaire besluit en bepaalt een sluiting van de woning vanaf 16 juli 2020 voor de duur van drie maanden;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.J. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2022.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2204.
2.Uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:509.
3.Uitspraak van de Afdeling van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3351.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1333.
5.Indicatoren A en M van het Damoclesbeleid gemeente Rijswijk – Beleidsregel artikel 13b Opiumwet.
6.Artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 1 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:527.
8.Bijlage 1 van het Damoclesbeleid gemeente Rijswijk – Beleidsregel artikel 13b Opiumwet.
9.Uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
10.“Een sluitende definitie en absolute begrenzing van een achterstandswijk of kwetsbare wijk
11.Artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht.
12.Afdeling 8.2.2A van de Algemene wet bestuursrecht.