ECLI:NL:RBDHA:2022:2254
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Libische eiser wegens ongeloofwaardig asielrelaas en geen 15c-situatie in Libië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Libische nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op 8 juli 2021, omdat de asielrelaas van de eiser als ongeloofwaardig werd beschouwd. De eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij in Libië te vrezen heeft voor een gewapende groepering en dat hij bij terugkeer in Libië het slachtoffer zal worden van deze groepering. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 december 2021, waarbij de eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De verweerder is niet verschenen.
De rechtbank heeft overwogen dat de eiser onvoldoende concrete informatie heeft kunnen geven over zijn asielrelaas, waardoor de geloofwaardigheid van zijn verklaringen in twijfel werd getrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Libië in de negatieve belangstelling zal staan van enige groepering. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er in Libië geen sprake is van een 15c-situatie, zoals bedoeld in de Kwalificatierichtlijn, en dat de situatie in Libië niet zodanig is dat iedere burger die terugkeert daar een reëel risico loopt op ernstige schade.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.