ECLI:NL:RBDHA:2022:2253
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van taalanalyse en geloofwaardigheid van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse vrouw, eiseres, tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiseres had op 12 januari 2018 een asielaanvraag ingediend, die door verweerder op 15 september 2021 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 15 december 2021 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. M.S. Yap. Verweerder is niet verschenen.
Eiseres heeft gesteld dat zij afkomstig is uit [plaatsnaam] en dat zij in Irak is verstoten door haar familie nadat zij illegaal naar Nederland was vertrokken. Verweerder heeft een taalanalyse laten uitvoeren door het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), waaruit bleek dat eiseres niet eenduidig te herleiden is tot de spraakgemeenschap van [plaatsnaam]. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de herkomst van eiseres niet aannemelijk is, en dat de taalanalyse zorgvuldig is uitgevoerd.
De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres geen contra-expertise heeft laten uitvoeren en dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door haar niet in de gelegenheid te stellen om te reageren op de aanvulling van TOELT. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseres en haar partner, maar dat dit niet voldoende is om een verblijfsvergunning te verlenen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, maar verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518.