3.2.Eisers II kunnen zich evenmin verenigen met het bestreden besluit en voeren samengevat aan dat de bouwplannen onveilige situaties op de vaarweg meebrengen, onder andere vanwege de optische verkleining van de vaarweg waardoor de veiligheid van hun terras in gevaar komt. Verweerder heeft dat onvoldoende bij zijn besluitvorming betrokken. Voor de bouwplannen is vooraf ten onrechte geen advies gevraagd bij de vaarwegbeheerder. Met de inhoud van het alsnog verkregen advies en daarmee de in het bestemmingsplan opgenomen belangen, is ten onrechte geen rekening gehouden. Ook voeren zij aan dat verweerder ten onrechte een salamitactiek toepast door eerst vergunning voor de uitbreiding van het restaurant te verlenen en later voor de bouw van de appartementen daar bovenop.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. De rechtbank stelt voorop dat bezwaren tegen de eerder verleende omgevingsvergunning van 24 april 2018 voor het uitbreiden van het restaurant, in de onderhavige procedure niet meer aan de orde kunnen komen. Die verleende vergunning is immers onherroepelijk. In deze procedure ligt enkel het bestreden besluit voor.
6. Het betoog van eisers I en II dat ertoe strekt dat verweerder voor de eerdere omgevingsvergunning ten onrechte geen advies heeft ingewonnen bij de vaarwegbeheerder en deze vergunning niet had mogen verlenen, stuit op het voorgaande af. Dit had kunnen worden beoordeeld in een procedure tegen die eerdere omgevingsvergunning. In deze procedure is daarvoor geen plaats. De stelling dat de eerdere aanvraag en de onderhavige aanvraag niet los van elkaar had mogen worden beoordeeld en verleend, kan evenmin slagen. Verweerder is gehouden om vergunningsaanvragen te beoordelen zoals die aan hem worden voorgelegd. Het gaat hier om afzonderlijke aanvragen, waarbij de op 24 april 2018 voor de eerste aanvraag verleende omgevingsvergunning bovendien onherroepelijk is. Voor het oordeel dat verweerder de onderhavige omgevingsvergunning niet afzonderlijk heeft mogen verlenen, bestaat daarom geen grond.
7. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor zover hier van belang, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
8. De rechtbank stelt vast dat op de locatie van het bouwplan waarop de onderhavige omgevingsvergunning ziet, volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Alphen Stad’ (het bestemmingsplan) de enkelbestemming ‘Centrum – 1’ en de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 3’, en ‘Waterstaat – Waterkering’ rusten. Verder heeft het perceel (deels) de functieaanduiding ‘specifieke vorm van centrum – wonen begane grond’ en de gebiedsaanduidingen ‘overige zone – parkeren’, ‘vrijwaringszone – straalpad’ en ‘vrijwaringszone – vaarweg’. Voorts geldt voor bebouwing op gronden met de bestemming ‘Centrum-1’ een maximum bouwhoogte van 12 meter en een maximum goothoogte van 9 meter. Verweerder heeft ten behoeve van de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1°, van de Wabo, gelezen in verbinding met de hierna te bespreken planregels ten aanzien van de vrijwaringszone-vaarweg, ten aanzien van de maximale bouw- en goothoogte en parkeren toestemming verleend om af te wijken van het bestemmingsplan (binnenplanse afwijking).
Advies provincie en onderdeel ‘vrijwaringszone – vaarweg’ (eisers I en eisers II)