In deze zaak heeft eiseres, wonende aan [adres] [huisnummer 2], een handhavingsverzoek ingediend tegen het dakterras van het pand [adres] [huisnummer 1] in [plaats]. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft in het primaire besluit van 5 augustus 2019 het verzoek om handhaving afgewezen, maar heeft dit besluit in het bestreden besluit van 8 april 2020 gedeeltelijk herroepen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, omdat zij van mening is dat het dakterras niet conform de verleende omgevingsvergunning is gerealiseerd en dat dit een evidente privaatrechtelijke belemmering oplevert.
De rechtbank heeft op 11 januari 2022 de zaak behandeld. Eiseres is via videoverbinding verschenen, terwijl de gemachtigde van verweerder zonder bericht niet aanwezig was. De rechtbank overweegt dat de omgevingsvergunningen onherroepelijk zijn en dat de inhoud daarvan niet meer ter discussie staat in deze handhavingsprocedure. Eiseres kan haar bezwaren tegen de vergunningen in een civiele procedure aan de orde stellen.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit, waar het de weigering van handhavend optreden tegen het dakterras betreft, niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om opnieuw te beslissen op het bezwaar tegen het handhavingsbesluit, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,- en draagt verweerder op het griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden.