4.10.De Staat heeft gemotiveerd betwist dat [eiseres] in de hypothetische situatie 28 melkkoeien meer zou hebben gehouden dan in de feitelijke situatie. Op punt heeft de Staat, samengevat, aangevoerd dat:
de stelling van [eiseres] erop neer komt dat hij in de periode van januari 2018 tot april 2019 gemiddeld 163 koeien zou hebben gehouden, terwijl hij blijkens de grafiek van het dierverloop (6.1.2 van de conclusie van antwoord) vanaf 2010 consequent rond de 136 melkkoeien heeft gehouden;
er op het bedrijf geen ruimte is voor 28 extra koeien, nu volgens [eiseres] ruimte is voor 150 melkkoeien, wat strookt met de zojuist genoemde grafiek;
blijkens het schaderapport over de periode 2014 tot en met 2018 sprake is van een dalende trend in het aantal melkkoeien in het bedrijf van [eiseres];
de hoeveelheid fosfaatrechten die op 11 april 2019 is toegekend is gebaseerd op 151 melkkoeien, waarbij van belang is dat een generieke korting is toegepast van 8,3%, zodat [eiseres] maximaal (91,7% x 151) = 138 koeien met de fosfaatrechten zou hebben kunnen houden nu hij een niet-grondgebonden bedrijf heeft;
de op 2 juli 2015 afgevoerde dieren (op dat moment) geen onderdeel van het melkveebedrijf waren, zodat [eiseres] voor meer dieren fosfaatrechten heeft gekregen dan hij gemiddeld had en waar zijn bedrijfsvoering op was gericht;
volgens het schaderapport een koe inclusief bijbehorende jongvee 48 kg fosfaat produceert, zodat met 1.106 kg fosfaat 23 extra melkkoeien zouden kunnen worden gehouden, dus niet 28 koeien.