ECLI:NL:RBDHA:2022:2120
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in het kader van bijstandsuitkering onder de Participatiewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer over de toepassing van de kostendelersnorm op de bijstandsuitkering van de eiser. De eiser ontving een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw) en had inkomsten uit onderhuur van een kamer in zijn woning. Het college had de bijstandsuitkering van de eiser gewijzigd door de kostendelersnorm toe te passen, wat leidde tot een verlaging van de uitkering. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kostendelersnorm correct is toegepast. De eiser had op 11 januari 2020 gemeld dat hij inkomsten uit onderhuur ontving, maar de onderhuurovereenkomst was ingegaan op 5 januari 2020. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een commerciële huurprijs, omdat de huurprijs van € 175,- die de vriend van de dochter van eiser betaalde, aanzienlijk lager was dan de marktprijs en niet in verhouding stond tot de geleverde prestaties. De rechtbank concludeerde dat de vriend van de dochter van eiser slechts een klein percentage van de totale woonlasten betaalde, wat niet kan worden aangemerkt als een commerciële huurrelatie.
Eiser voerde aan dat de kostendelersnorm met terugwerkende kracht was toegepast en dat dit in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde echter dat eiser pas na de ingangsdatum van de onderhuurovereenkomst had gemeld dat hij inkomsten uit onderhuur ontving, en dat het college daarom terecht de kostendelersnorm had toegepast vanaf die datum. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.