ECLI:NL:RBDHA:2022:2108
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag jeugdhulp op basis van Jeugdwet en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag en eiseres, die optreedt als wettelijk vertegenwoordigster van een jeugdige, [A]. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) door de gecertificeerde instelling. Eiseres had in eerste instantie een aanvraag ingediend op 27 mei 2019, die door verweerder werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit I. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 14 mei 2021 overwogen dat de gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming west (Jbw), op grond van de Jeugdwet (Jw) het bevoegde orgaan was om te bepalen of en welke jeugdhulp noodzakelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat Jbw geen jeugdhulpbepaling had afgegeven voor de periode waarin [A] thuis verbleef, terwijl hij op de wachtlijst stond voor beschermd wonen. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
In het nieuwe besluit, bestreden besluit II, heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard en het eerdere besluit ingetrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de aanvraag om pgb moest worden afgewezen, omdat Jbw geen jeugdhulp had geïndiceerd voor de situatie waarin [A] zich bevond. De rechtbank heeft het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond verklaard. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het griffierecht vergoeden.