Uitspraak
Verbod verhuizing c.q. vervangende toestemming verhuizing
[Y]
[X]
Procedure
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- M. Wamelink namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 december 2021 een beschikking gegeven in een geschil tussen de ouders van de minderjarige [minderjarige]. De vader, [Y], heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen en de moeder, [X], te verbieden om met de minderjarige naar [woonplaats X] te verhuizen. De moeder had echter reeds verhuisd naar [woonplaats X] zonder toestemming van de vader. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld aan de hand van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de belangen van het kind voorop staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet gerechtvaardigd heeft vertrouwd op een impliciete toestemming van de vader voor de verhuizing. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige afgewogen, waaronder de frequentie van contact met de vader en de worteling van de minderjarige in zijn omgeving. De rechtbank concludeert dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige is en heeft de moeder geen toestemming verleend voor de verhuizing. Tevens is de hoofdverblijfplaats van de minderjarige voorwaardelijk bij de moeder bepaald, met de mogelijkheid van terugverhuizing naar [woonplaats Y] binnen een straal van 15 kilometer van de vader. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de moeder in hoger beroep kan gaan indien zij het niet eens is met de beslissing.