In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 21 januari 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, een Syrische nationaliteit hebbende, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het vooronderzoek te laat is gesloten, namelijk op 2 maart 2022, terwijl dit uiterlijk op 1 maart 2022 had moeten gebeuren. Hierdoor is de maatregel van bewaring onrechtmatig verklaard met ingang van 2 maart 2022. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en eiser onmiddellijk in vrijheid gesteld.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser toegewezen en een schadevergoeding van € 2.900 aan eiser toegekend, te betalen door de Staat der Nederlanden. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure, aangezien er sinds 2 februari 2022 slechts één uitzettingshandeling was verricht. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser inhoudelijk beoordeeld en geconcludeerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering was, wat bijdroeg aan de onrechtmatigheid van de bewaring. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.