ECLI:NL:RBDHA:2022:1850

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake inzage in persoonsgegevens onder de AVG na vertrek uit Nederland

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Marokko, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De eiser had op 11 juli 2019 verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens die door het COA waren verwerkt, op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het COA heeft op 29 oktober 2019 een gedeeltelijke openbaarmaking van deze gegevens gedaan, maar eiser ging in bezwaar omdat er geen notities van gesprekken met COA-medewerkers waren verstrekt. Op 8 maart 2021 verklaarde het COA het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, waarop eiser beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank overwoog dat, omdat het COA na het beroep alsnog een beslissing op bezwaar had genomen, eiser geen belang meer had bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaarde dit beroep niet-ontvankelijk. Vervolgens behandelde de rechtbank de aanvullende gronden van beroep van eiser tegen het bestreden besluit. Eiser stelde dat hij, ondanks zijn vertrek uit Nederland op 16 december 2019, nog steeds recht had op inzage in zijn persoonsgegevens onder de AVG. De rechtbank oordeelde dat de AVG ook van toepassing is op personen die niet meer in de EU verblijven, en dat eiser het recht heeft om te controleren of zijn gegevens rechtmatig zijn verwerkt.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat uit de stukken niet bleek dat eiser nog inzage wenste in zijn persoonsgegevens, aangezien er onvoldoende contact was geweest tussen eiser en zijn advocaat na zijn vertrek. De rechtbank oordeelde dat eiser zijn belang had prijsgegeven en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser tot een bedrag van € 379,50. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1447

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Marokko, eiser

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Tardjopawiro).

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de op eiser betrekking hebbende persoonsgegevens gedeeltelijk openbaar gemaakt.
Op 23 februari 2021 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar.
Bij besluit van 8 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder alsnog een besluit genomen en het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft op 13 januari 2022 plaatsgevonden via MS Teams. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Het beroep tegen het niet tijdig beslissen
1. Omdat verweerder na het beroep tegen het niet tijdig beslissen op 8 maart 2021 alsnog een beslissing op bezwaar heeft genomen, heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van het beroep voor zover dat zich richt tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Het beroep wegens het niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk.
2. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 379,50 (1 punt x factor 0,5 x € 759,-) als kosten van verleende rechtsbijstand. De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, nu dit geding slechts betrekking heeft op de vraag of de beslistermijn is overschreden.
3. Gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar ook betrekking op het bestreden besluit. Daarom zal de rechtbank de aanvullende gronden van beroep verder behandelen en beoordelen.
Waar gaat deze zaak over?
4. Eiser heeft verweerder op 11 juli 2019 op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (de AVG) verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens die door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (het Coa) zijn verwerkt.
5. Verweerder heeft het verzoek met het primaire besluit (gedeeltelijk) toegewezen. Er is een overzicht verstrekt met persoonsgegevens die betrekking hebben op eiser. Hiertegen is eiser in bezwaar gegaan, omdat er geen notities zijn verstrekt van de gevoerde gesprekken tussen eiser en de medewerkers van het Coa. Ook heeft het Coa contact gehad met andere instanties, waarvan notities zijn gemaakt die niet zijn verstrekt, aldus eiser.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen belang meer heeft bij inzage in de hem betreffende gegevens, omdat hij Nederland op 16 december 2019 heeft verlaten. Hierbij verwijst verweerder naar de uitspraak van 6 november 2020 waarin de hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijk oordeel over besluiten en feitelijke handelingen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en het Coa inzake het al dan niet aan hem verlenen van onderdak omdat hij Nederland heeft verlaten. [1] Volgens verweerder heeft eiser om dezelfde redenen geen belang bij een beroep op de AVG. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Wat vindt eiser in beroep?
7. In het beroepschrift heeft eiser uiteengezet waarom hij zich met het bestreden besluit niet kan verenigen. Ondanks dat eiser uit de Europese Unie is vertrokken, kan hij nog steeds een beroep doen op de AVG. De werking van de AVG is niet beperkt tot betrokkenen die in de Europese Unie zijn gevestigd. Dat eiser na zijn vertrek uit Nederland geen belang meer zou hebben bij beoordeling van zijn recht op opvang, maakt niet dat geen afschrift kan worden verstrekt van de verwerkte persoonsgegevens. Eiser moet kunnen nagaan of verweerder zijn gegevens rechtmatig en behoorlijk heeft verwerkt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8. De rechtbank overweegt dat de AVG ertoe strekt om burgers inzage te geven in de wijze waarop onder andere bestuursorganen hun persoonsgegevens verwerken. Het biedt een persoon de mogelijkheid om te kunnen controleren of er hem betreffende persoonsgegevens zijn verwerkt en zo ja, of dit in overeenstemming met de daarvoor geldende regels is geschied. [2] De betrokkene die de wijze waarop zijn gegevens worden verwerkt onrechtmatig vindt, moet in staat zijn dit zelf in rechte aan te vechten.
9. De rechtbank overweegt dat uit de stukken niet is af te leiden dat eiser nog inzage wenst in de op hem betrekking hebbende persoonsgegevens. De volmacht die eiser heeft afgegeven om door te procederen onder zijn naam is twee jaar geleden verleend. Eiser is in december 2019 uit Nederland vertrokken naar Marokko. Niet is gebleken dat er na die tijd voldoende contact is geweest tussen eiser en zijn advocaat. Uit de stukken is ook niet gebleken dat eiser wil doorprocederen. De enkele mededeling van de gemachtigde van eiser dat zij alle zaken namens hem afdoet, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden aanleiding om aan te nemen dat eiser zijn belang heeft prijsgegeven.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond
;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 november 2020, (ECLI:NL:RVS:2020:3158).
2.Verordening (EU) 2016/679 bescherming natuurlijke personen i.v.m. verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van de Richtlijn 95/46/EG.