ECLI:NL:RBDHA:2022:1847

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 904
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van documenten met betrekking tot bestemmingsplan Wilhelminapark en Geesten

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Behoud Wilhelminapark en Geesten (eiseres) en het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest (verweerder). Eiseres had op 13 maart 2020 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op de totstandkoming van een hernieuwd bestemmingsplan voor het Wilhelminapark en Geesten. Verweerder heeft op 28 mei 2020 besloten om het Wob-verzoek gedeeltelijk toe te wijzen, maar heeft bepaalde documenten niet openbaar gemaakt op basis van de weigeringsgronden van artikel 10 van de Wob. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, onder andere omdat zij van mening was dat de werkwijze van verweerder onjuist was en dat er meer documenten beschikbaar moesten zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder na het indienen van het beroep alsnog een inhoudelijke beslissing op bezwaar heeft genomen, waardoor eiseres geen belang meer had bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft vervolgens de aanvullende gronden van beroep behandeld en beoordeeld. De rechtbank heeft kennisgenomen van geheime stukken en geconcludeerd dat de weigering tot (gedeeltelijke) openbaarmaking door verweerder gerechtvaardigd was. Eiseres heeft niet aannemelijk kunnen maken dat er meer documenten onder verweerder berusten dan reeds openbaar zijn gemaakt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/904

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2022 in de zaak tussen

Stichting Behoud Wilhelminapark en Geesten, te Oegstgeest, eiseres

(gemachtigde: Ir. J.C. Geluk),
en

het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Matters).

Procesverloop

Op 13 maart 2020 heeft eiseres op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op de totstandkoming van een hernieuwd bestemmingsplan Wilhelminapark en Geesten.
Bij besluit van 28 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten om het Wob-verzoek gedeeltelijk toe te wijzen.
Op 25 januari 2021 heeft eiseres bij de rechtbank beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar.
Bij besluit van 29 januari 2021 heeft verweerder alsnog een besluit genomen en het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Bij besluit van 23 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het besluit van 29 januari 2021 aangevuld.
Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend.
Ten aanzien van enkele op de zaak betrekking hebbende stukken heeft verweerder een beroep gedaan op artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) en medegedeeld dat alleen de rechtbank van die stukken kennis mag nemen. De rechtbank heeft, in een andere samenstelling, geoordeeld dat de kennisneming van die stukken tot de rechtbank beperkt moet blijven. Eiseres heeft de rechtbank toestemming verleend mede op grond van die stukken uitspraak te doen.
De zitting heeft op 8 december 2021 plaatsgevonden via een Skypeverbinding. Eiseres liet zich vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek met toepassing van artikel 8:64, eerste lid, van de Awb geschorst. Met toestemming van partijen is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
Overwegingen
Het beroep tegen het niet tijdig beslissen
1. Omdat verweerder na het beroep tegen het niet tijdig beslissen op 29 januari 2021 alsnog een inhoudelijk beslissing op bezwaar heeft genomen, heeft eiseres geen belang meer bij een beoordeling van het beroep voor zover dat zich richt tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift.
2. Gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar ook betrekking op het bestreden besluit. Daarom zal de rechtbank de (aanvullende) gronden van beroep verder behandelen en beoordelen.
Het beroep wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar is niet-ontvankelijk.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres heeft op grond van de Wob verzocht om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op de totstandkoming van een hernieuwd bestemmingsplan Wilhelminapark en Geesten. Zij heeft meer specifiek verzocht om:
- De opdrachten die de gemeente Oegstgeest heeft gegeven aan de opstellers van de rapporten behorende bij het bestemmingsplan;
- De correspondentie tussen (rechts)personen en ambtenaren die betrokken zijn bij de totstandkoming van het bestemmingsplan;
- De projectverslagen van de projecten Endegeest en Overgeest.
4. Verweerder heeft de op het Wob-verzoek betrekking hebbende documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt. Voor zover deze, persoonlijke gegevens bevatten [1] , de economische of financiële belangen van de gemeente schaden [2] of een onevenredige benadeling van bij de aangelegenheid betrokken derden opleveren [3] heeft verweerder openbaarmaking achterwege gelaten.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres voert aan dat de werkwijze van verweerder niet juist is, deze procedure onnodig lang heeft geduurd en onzorgvuldig is voorbereid. Verweerder heeft in de bezwaarprocedure aanvullende documenten openbaar gemaakt. Hieruit valt af te leiden dat in de onderhavige procedure meer documenten aanwezig zijn dan nu openbaar zijn gemaakt. Zo zijn de projectverslagen niet openbaargemaakt. Eiseres heeft voorts voorbeelden van soortgelijke verslagen overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat deze informatie beschikbaar moet zijn.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank heeft kennisgenomen van de geheime stukken. Of de gegeven motivering de weigering tot (gedeeltelijke) openbaarmaking in alle gevallen kan dragen, zal de rechtbank hierna beoordelen.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder openbaarmaking van de passages, waaraan de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, onder b, e en onder g, van de Wob ten grondslag ligt, heeft mogen weigeren.
8. Verder is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten aanwezig zijn. Zoals de hoogste bestuursrechter heeft overwogen, is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. [4] Ter zitting heeft verweerder zijn werkwijze toegelicht. Naar aanleiding van het door eiser ingediend inzageverzoek heeft er grondig (archief)onderzoek plaatsgevonden. Hierbij is gezocht naar de zoektermen: ‘geest’, ‘geesten’, ‘gebiedsvisie’, ‘bestemmingsplan’, ‘metafoor’, ‘atelier’, ‘oudendal’, ‘rivierduinen’ en ‘provincie’. Verweerder heeft zowel op zoekterm als op relevante contactpersonen gezocht in de mailboxen van de medewerkers van het projectmanagement. Daarbij zijn van de projectschijf de relevante directories en hun submappen geraadpleegd en is het zaaksysteem van de gemeente doorzocht op relevante dossiers. Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank blijk gegeven van een voldoende en zorgvuldig onderzoek. Het standpunt van verweerder dat er geen projectverslagen zijn opgemaakt van de projecten Endegeest en Overgeest en de projectverantwoordelijke waarschijnlijk alleen mondeling verslag aan de wethouder heeft gedaan, vindt de rechtbank met eiseres bijzonder, maar eiseres heeft niet aannemelijk kunnen maken dat er wel projectverslagen zijn gemaakt en dat die onder verweerder berusten.
9. Voor zover eiseres aanvoert dat er meer documenten zouden moeten zijn, oordeelt de rechtbank dat de enkele stelling dat het ongeloofwaardig voorkomt dat er niet meer stukken zijn, onvoldoende is om te kunnen spreken van een concreet aanknopingspunt dat er meer stukken zouden (moeten) zijn.
10.
Het beroep is ongegrond.
Conclusie
11. Het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar is niet-ontvankelijk. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit is ongegrond.
12. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Niet gebleken is dat eiseres kosten heeft gemaakt voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob.
2.Artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob
3.Artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 november 2020, (ECLI:NL:RVS:2020:2753).