ECLI:NL:RBDHA:2022:1819

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
C-09-615801-HA ZA 21-681
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident exceptio plurium litis consortium verworpen wegens niet-opgerichte vereniging van eigenaars

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 9 maart 2022 een vonnis gewezen in een incident dat door de gedaagde was ingediend. De gedaagde stelde dat er sprake was van een ondeelbare rechtsverhouding, omdat de vorderingen van de eisers betrekking hadden op een onroerende zaak waar niet alleen de gedaagde, maar ook een derde partij, [A], en de vereniging van eigenaren (VvE) bij betrokken waren. De eisers, buren van de gedaagde, vorderden de verwijdering van een dakterras dat door de gedaagde was gerealiseerd, omdat dit in strijd zou zijn met artikel 5:50 BW, dat het hebben van uitzicht op een naburig erf binnen twee meter van de erfgrens verbiedt.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de VvE niet was opgericht en ook niet van rechtswege was ontstaan, wat betekent dat de gedaagde niet kon stellen dat er sprake was van een ondeelbare rechtsverhouding. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet-ontvankelijk verklaard moesten worden in hun vorderingen tegen de gedaagde, omdat de VvE niet in de procedure betrokken kon worden. De rechtbank heeft de incidentele vordering van de gedaagde afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak. De hoofdzaak is aangehouden voor verdere behandeling op 28 maart 2022.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel
zaak- / rolnummer: C/09/615801 HA ZA 21/681
Vonnis in het incident van 9 maart 2022
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] te [plaats] ,

2.
[eisende partij sub 2]te [plaats] ,
3.
[eisende partij sub 3]te [plaats] ,
4.
[eisende partij sub 4]te [plaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. M. Erkens te Den Haag,
tegen
[gedaagde]te [plaats] ,
eiser in het incident,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. R.M. van de Zwan te Den Haag,
Eisers worden hierna ieder individueel [eisende partij sub 1] , [eisende partij sub 2] , [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 4] en gezamenlijk [eisende partij sub 1 c.s.] (meervoud) genoemd. De gedaagde wordt [gedaagde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 22 juli 2021 met producties;
  • het tussenvonnis van 22 september 2021 waarin een descente en mondelinge behandeling bevolen is;
  • het proces-verbaal van de descente en aansluitende mondelinge behandeling van 11 november 2021;
  • de akte aanvulling en verbetering van eis met productie;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende het incident
  • de antwoordakte in het incident aan de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] met producties.

2.De beoordeling

in het incident
2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. De woning van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] is gelegen aan de [adres 1] en de woning van [eisende partij sub 3] en [eisende partij sub 4] is gelegen aan de [adres 2] . De achtertuinen van deze woningen grenzen aan de zijkant van het appartement van [gedaagde] ( [adres 3a] ). Het appartement van [gedaagde] is op de eerste en tweede etage gelegen. Op de begane grond is het appartement van de heer [A] gelegen ( [adres 3b] ) (hierna: [A] ).
2.2.
In 2016 heeft [A] de uitbouw achter zijn appartement vergroot. [gedaagde] heeft vervolgens het balkon bij zijn keuken op de eerste etage, die op die uitbouw gerealiseerd is, vergroot (hierna: het dakterras). De Gemeente Den Haag heeft een omgevingsvergunning aan [gedaagde] verleend voor de vergroting van het dakterras.
2.3.
Het dakterras van [gedaagde] is op minder dan twee meter gelegen van de achtertuinen van [eisende partij sub 1 c.s.] Vanaf het dakterras heeft [gedaagde] zicht op de achtertuinen en woningen van [eisende partij sub 1 c.s.]
2.4.
[eisende partij sub 1 c.s.] stellen zich op het standpunt dat het dakterras in strijd is met artikel 5:50 BW op grond waarvan het, kortweg, verboden is om binnen twee meter van de erfgrens een balkon of soortgelijk werk te hebben dat uitzicht geeft op het naburige erf. [eisende partij sub 1 c.s.] vorderen in de hoofdzaak verwijdering respectievelijk verkleining van het dakterras, dat laatste eventueel in combinatie met plaatsing van een glazen scherm.
2.5.
Voordat de rechtbank toekomt een beoordeling van de vordering in de hoofdzaak, zal zij eerst het door [gedaagde] opgeworpen incident moeten beoordelen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding. De vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] hebben betrekking op een onroerende zaak waartoe niet alleen [gedaagde] als appartementseigenaar van [adres 3a] gerechtigd is, maar ook [A] als mede VvE-lid en de vereniging van eigenaren [adres 3a/3b] (hierna: de VvE). Het balkon is immers onderdeel van het gemeenschappelijke gedeelte van de VvE. In ieder geval is er sprake van (gedeeltelijk) eigendom van [A] .
2.6.
[gedaagde] stelt dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van ondeelbare rechtsverhouding waarover pas worden beslist als alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in de procedure betrokken zijn. Nu [eisende partij sub 1 c.s.] hebben nagelaten om ook [A] en/of de VvE in de procedure te betrekken, dienen de vorderingen jegens [gedaagde] afgewezen te worden, althans dienen [eisende partij sub 1 c.s.] niet-ontvankelijk verklaard te worden.
2.7.
[eisende partij sub 1 c.s.] hebben als verweer aangevoerd dat de VvE niet is opgericht. Hiervoor verwijzen zij naar de akte van levering waarmee het appartementsrecht [adres 3a] aan [gedaagde] geleverd is en waarin verwezen wordt naar akte van 25 februari 1964 die is opgesteld bij de splitsing in appartementsrechten (hierna: de splitsingsakte). In de splitsingsakte is opgenomen dat geen vereniging van eigenaren is opgericht. Omdat geen vereniging van eigenaars is opgericht, en deze derhalve ook niet van rechtswege bestaat, kan de VvE ook niet in de procedure betrokken worden. Ten aanzien van de positie van [A] hebben [eisende partij sub 1 c.s.] aangevoerd dat volstaan kan worden met een vordering jegens [gedaagde] , nu (i) [gedaagde] de aanvraag voor de omgevingsvergunning heeft gedaan; (ii) [gedaagde] het dakterras heeft gerealiseerd en ook weer kan verwijderen; en (iii) [A] geen enkel belang heeft bij handhaving van het dakterras.
2.8.
De rechtbank overweegt dat de incidentele vordering van [gedaagde] dat sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding gebaseerd is op de stelling dat het dakterras behoort tot het gemeenschappelijke gedeelte van de onroerende zaak [adres 3a/3b] . Indien dat het geval is, dan is de VvE eigenaar van het dakterras en had ook de VvE in de procedure betrokken moeten worden. Het incident kan echter alleen worden toegewezen indien de vereniging van eigenaren is opgericht of van rechtswege ontstaan is. Een niet-bestaande vereniging van eigenaren kan immers niet gedagvaard worden.
2.9.
Gesteld noch gebleken is dat de VvE in het Handelsregister is ingeschreven. Ook uit het Kadaster of anderszins is gebleken dat de VvE is opgericht. De rechtbank dient derhalve de vraag te beantwoorden of de VvE van rechtswege ontstaan is. Overwogen wordt dat een vereniging van eigenaren van rechtswege ontstaat bij de splitsing van een gebouw in appartementsrechten, mits de splitsingsakte mede de akte van oprichting en de statuten van een vereniging van eigenaars inhoudt (vgl. Hoge Raad 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8733). Uit de splitsingsakte volgt echter dat bij de splitsing geen vereniging van eigenaren is opgericht. Dit betekent dat, anders dan [gedaagde] gesteld heeft, ook niet van rechtswege een vereniging van eigenaren ontstaan is. Nu geen vereniging van eigenaren van rechtswege ontstaan is dan wel (op een later moment) is opgericht, kan de VvE niet in de procedure betrokken worden. Ten aanzien van de (vermeende) VvE kan de
exceptio plurium litis consortiumniet slagen.
2.10.
Ten aanzien van de positie van [A] herhaalt de rechtbank haar overweging dat de incidentele vordering van [gedaagde] gebaseerd is op de stelling dat het dakterras behoort tot het gemeenschappelijk gedeelte. [gedaagde] heeft verder niet toegelicht op welke andere rechtsgrond [A] (mede-)eigendom verkregen heeft over het dakterras en op welke rechtsgrond in dat geval sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding. In ieder geval roept het lidmaatschap van een vereniging van eigenaars geen mede-eigendom in het leven. Dat sprake is van (mede-)eigendom volgt in ieder geval ook niet uit de omstandigheid dat alleen [gedaagde] de omgevingsvergunning voor de realisatie van het dakterras heeft ingediend. Ook is niet gebleken dat [A] heeft meebetaald aan de realisatie van het dakterras of daarvoor mede-opdrachtgever geweest is. Dat betekent dat de
exceptio plurium litis consortiumook ten aanzien van [A] niet kan slagen.
2.11.
Uit het voorgaande volgt dat de incidentele vordering moet worden afgewezen.
2.12.
De uitspraak over de proceskosten in het incident zal worden aangehouden tot de uitspraak daarover in de hoofdzaak.
in de hoofdzaak
2.13.
De hoofdzaak wordt aangehouden. In afstemming met partijen is reeds een mondeling behandeling bepaald op
maandag 28 maart 2022 om 13.30 uur. Op dat tijdstip zal de hoofdzaak verder inhoudelijk behandeld worden.

3.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
3.1.
wijst de incidentele vordering af;
3.2.
houdt de beslissing ten aanzien van de proceskosten in het incident aan tot aan de beslissing in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
3.3.
houdt de zaak voor het overige aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op
9 maart 2022 door mr. M.H. Erich, rolrechter.