ECLI:NL:RBDHA:2022:1777

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
C/09/624670 / FA RK 22-643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake een aansluitende zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van de geestelijke gezondheidsproblemen van betrokkene, die lijdt aan een waanstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet wilsonbekwaam is, maar wel een matig ziektebesef en -inzicht heeft. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gebracht dat betrokkene de zorgmachtiging beklemmend vindt, vooral vanwege de verplichte toediening van medicatie. Betrokkene verzet zich niet tegen de zorgmachtiging, maar wel tegen bepaalde vormen van verplichte zorg, zoals insluiting en het toedienen van medicatie. De rechtbank heeft de argumenten van betrokkene overwogen en besloten dat het toedienen van medicatie niet als verplichte zorg zal worden opgelegd, maar dat andere vormen van zorg, zoals medische controles en beperkingen in de bewegingsvrijheid, wel noodzakelijk zijn. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend tot en met 15 februari 2023, met de mogelijkheid tot opname in een accommodatie indien nodig. De beschikking is gegeven door mr. M. Dam, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/624670 / FA RK 22-643
Datum beschikking: 15 februari 2022

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.C. Herweijer te Rijswijk Zh.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 februari 2022, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 28 januari 2022 ondertekende medische verklaring van [psychiater] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 7 januari 2022;
- een zorgplan van 11 januari 2022;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 28 januari 2022;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 februari 2022 in het gebouw van de rechtbank.
Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de [behandelaar en GGZ-agoog] ;
- de [sociaal psychiatrisch verpleegkundige]

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is naar voren gebracht dat betrokkene de zorgmachtiging beklemmend vindt doordat het toedienen van medicatie is opgenomen als vorm van verplichte zorg. Betrokkene wil wel vrijwillig medicatie innemen, maar hij heeft niet het gevoel dat hij beter functioneert met het depot dan met orale medicatie. Hij heeft last van bijwerkingen, waaronder depressieve klachten. Betrokkene verzet zich niet tegen de zorgmachtiging, maar wel tegen een aantal vormen van verplichte zorg. De advocaat verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2022 (ECLI:NL:HR:2022:123) en voert aan dat als iemand wilsbekwaam verzet heeft er per vorm gekeken moet worden of dat lijdt tot de situatie van acuut levensgevaar voor zichzelf, danwel van gevaar voor derden. Als dat niet het geval is kan die vorm van verplichte zorg niet worden opgelegd, aldus de advocaat. Gelet op de voorgeschiedenis van betrokkene kan er bij een psychose ernstig nadeel ontstaan, maar er is een mate van vrijwilligheid bij betrokkene. Betrokkene is niet wilsonbekwaam en er moet dus per vorm van verplichte zorg gekeken worden of het niet toewijzen daarvan leidt tot de situatie van acuut levensgevaar of ernstig gevaar voor derden. Het niet toewijzen kan mogelijk leiden tot praktische problemen bij de uitvoering, maar dat kan niet worden meegenomen bij de beoordeling of de vorm moet worden toegewezen. Betrokkene verzet zich tegen insluiten en het uitoefenen van toezicht. Dit is niet eerder nodig geweest en de verwachting is niet proportioneel dat dit nu wel nodig zal zijn. Het doorzoeken van de woonplaats van betrokkene bij opname gaat een stap te ver en onderzoek aan kleding of lichaam is niet nodig. Betrokkene verzet zich ook tegen het toedienen van medicatie. Betrokkene is bereid (een andere vorm van) medicatie in te nemen. Als betrokkene zijn medicatie niet inneemt zou dit kunnen leiden tot decompensatie en daarmee een opname. Betrokkene aanvaardt dat risico. Als vervolgens tijdens opname blijkt dat het toedienen van medicatie nodig is zal er een wijziging van de zorgmachtiging gevraagd moeten worden.
De behandelaar en SPV’er hebben onder meer meegedeeld dat ze zich op dit moment vooral richten op het verbeteren van de depressieve stemming van betrokkene. Betrokkene heeft aangegeven dat hij vindt dat de medicatie niet het juiste effect heeft, maar de psychiater denkt hier anders over. Betrokkene heeft nu minder psychotische klachten en er wordt minder achterdocht en agressie bij betrokkene gezien. De conclusie van de psychiater is dat het depot juist goed werkt en het advies is niet om van het depot af te gaan, ook omdat daarmee de agressie richting anderen is afgenomen. Betrokkene is niet wilsonbekwaam maar heeft een matig ziektebesef en -inzicht. De verwachting is dat als het toedienen van medicatie niet opgelegd wordt via een zorgmachtiging dat het gebrek aan inzicht bij betrokkene ertoe zal leiden dat hij zijn medicatie niet goed zal innemen met decompensatie tot gevolg.

Beoordeling

Op 4 maart 2021 is door de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 4 maart 2022.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten waanstoornis, stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
In het verleden is er sprake geweest van agressieve ontladingen en paranoïde wanen bij betrokkene betreffende de overheid, instanties en familie. Betrokkene was toenemend achterdochtig en heeft herhaaldelijk agressieve uitlatingen en bedreigingen gedaan. Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene is in het verleden langdurig zorgmijdend geweest en voortzetting van de zorgmachtiging is belangrijk om terugval te voorkomen. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Ten aanzien van de verzochte vormen van verplichte zorg overweegt de rechtbank als volgt. Betrokkene toont ziektebesef- en inzicht en is bereid om medicatie in te nemen. Betrokkene heeft echter een sterke voorkeur voor orale medicatie, ook als deze minder effectief zou zijn dan depotmedicatie. Betrokkene meent met orale medicatie beter te functioneren, omdat hij dan geen last heeft van depressieve klachten. Als betrokkene desondanks zou decompenseren, is hij bereid om te worden opgenomen in een accommodatie. Tegen deze vorm van verplichte zorg verzet hij zich dan ook niet. De rechtbank kan het standpunt van betrokkene volgen en zal het honoreren. Het toedienen van medicatie zal daarom niet als verplichte vorm van zorg worden opgenomen.
De rechtbank acht het verrichten van medische controles wel zonder meer noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden, zodat deze vorm van verplichte zorg zal worden toegewezen.
Daarnaast acht de rechtbank ook de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene Het is niet de verwachting dat insluiten en het uitoefenen van toezicht nodig zullen zijn bij een opname, zodat deze vormen van verplichte zorg niet zullen worden opgenomen.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man] ,

geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg in ieder geval de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- verrichten medische controles;
en daarnaast ook de volgende maatregelen indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 februari 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Dam, rechter, bijgestaan door mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 februari 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.