ECLI:NL:RBDHA:2022:1661

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
NL21.15403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de gemachtigde van eiser geen contact meer had met hem en niet wist waar hij zich bevond. Verweerder verklaarde dat eiser op 27 januari 2022 in Zwitserland was aangetroffen. De rechtbank concludeerde hieruit dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op asielrechtelijke bescherming in Nederland, waardoor hij geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15403
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

ProcesverloopBij besluit van 29 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.15404, op 25 februari 2022 op zitting behandeld, in Breda. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De gemachtigde van eiser heeft op zitting verklaard dat zij eind vorig jaar voor het laatst contact heeft gehad met eiser en dat zij momenteel geen contact meer heeft met eiser. Zij heeft verder verklaard dat zij niet weet waar eiser verblijft.
2. Verweerder heeft op zitting verklaard dat volgens zijn registratie eiser op 27 januari 2022 in Zwitserland in een trein is aangetroffen.
3. Uit dit alles leidt de rechtbank af dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij de beoordeling van zijn beroep. [1]
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie voor dit oordeel ook de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.