ECLI:NL:RBDHA:2022:1639
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd wegens schending inlichtingenplicht onder de Participatiewet, zonder dringende redenen om van boete af te zien
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Leiden. De eiser ontving vanaf 2 mei 2016 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). In 2018 heeft de gemeente het recht op bijstand van eiser herzien, teruggevorderd en beëindigd, omdat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door niet tijdig en volledig de gevraagde gegevens, zoals bankafschriften, te verstrekken. Hierop volgde een boete van € 5.530,- die eiser aanvecht.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de boete, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 22 december 2021 heeft eiser aangevoerd dat hij vanwege zijn psychische situatie geen verwijt kan worden gemaakt van de schending van de inlichtingenplicht en dat er dringende redenen zijn om van de boete af te zien. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gestelde psychische problematiek niet met stukken is onderbouwd en dat er geen onaanvaardbare sociale of financiële consequenties zijn aangetoond die aanleiding geven om van de boete af te zien.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden en dat er geen dringende redenen zijn om de boete niet op te leggen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.