Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2022 in de zaak tussen
[eiser] , eiser, V-nummer [v-nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser met Turkse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser verzocht om schadevergoeding voor materiële en immateriële schade als gevolg van onrechtmatige besluitvorming en overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat de verzoeken ongegrond waren. De eiser had in 2007 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, die was afgewezen vanwege het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf. Na een lange juridische procedure, waarin prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie werden gesteld, werd de vergunning uiteindelijk met terugwerkende kracht verleend. De eiser verzocht om schadevergoeding voor gederfde inkomsten en immateriële schade, maar de rechtbank oordeelde dat er geen causaal verband was tussen de onrechtmatige besluiten en de gestelde schade. De rechtbank concludeerde dat de eiser al voldoende was gecompenseerd door de verlening van de vergunning en dat de verzoeken om schadevergoeding terecht waren afgewezen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard.