ECLI:NL:RBDHA:2022:16265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
NL20.12621
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Azerbeidzjaan op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en individueel ambtsbericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser met de Azerbeidzjaanse nationaliteit, die op 25 juni 2018 een asielaanvraag indiende. Eiser stelde dat hij in Azerbeidzjan werd vervolgd vanwege zijn politieke activiteiten bij de oppositiepartij Nationale Raad. Hij beschreef dat hij in 2017 werd aangehouden door de politie en mishandeld, en dat hij vreesde voor zijn leven na zijn ontslag bij zijn werkgever vanwege zijn politieke voorkeuren. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de asielaanvraag kennelijk ongegrond, omdat het individueel ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangaf dat eiser nooit was gearresteerd of vervolgd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was, en dat de aanvraag op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.12621
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.B. Kleerekooper),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), afgewezen als kennelijk ongegrond. Voorts heeft verweerder bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning dan wel voor uitstel van vertrek.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL20.12621). Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (NL20.12622).
Verweerder heeft bij brief van 27 augustus 2020, met een verzoek om geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), inzage aangeboden in het individueel ambtsbericht (IAB), dat bij de besluitvorming is betrokken. De rechtbank heeft op 11 september 2020 bepaald dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Partijen hebben de rechtbank vervolgens toestemming verleend om kennis te nemen van de onderliggende stukken van het IAB.
Op 17 maart 2021 en 31 januari 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op
1 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Rahim Ali. Verweerder is – met kennisgeving – niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst met toepassing van artikel 8:64 van de Awb en verweerder opgedragen nader onderzoek te laten verrichten naar het door eiser overgelegde opsporingsbevel van 12 juni 2020.
Verweerder heeft de resultaten van het onderzoek op 6 mei 2022 in het digitale dossier gevoegd. Eiser en verweerder hebben vervolgens nog reacties ingediend.
Het onderzoek ter zitting is vervolgens voortgezet op 26 augustus 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen D. Aydin. Verweerder is – met kennisgeving – niet ter zitting verschenen.
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1986 en de Azerbeidzjaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 25 juni 2018 de voorliggende asielaanvraag ingediend. Zoals blijkt uit het rapport nader gehoor heeft hij aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich in 2017 had aangesloten bij de oppositiepartij Nationale Raad. De eerste demonstatie vond plaats op 8 april 2017. De tweede meeting zou plaatsvinden op 23 september 2017. Eiser heeft uitgelegd dat er bij een demonstratie wordt gelopen, terwijl een meeting zich op één plaats afspeelt. Op 22 september 2017 werd hij aangehouden door twee agenten in burger. Hij was toen op weg naar de voorbereiding van de meeting van 23 september 2017. De politieagenten brachten hem naar het politiebureau. Van daaruit is eiser naar de rechtbank gebracht. Nadat hij vier uur had gewacht, kreeg hij een uitspraak van de rechtbank waarin werd vermeld dat hij drie dagen zou worden vastgehouden, omdat hij zich had verzet tegen de agenten. Eiser werd vervolgens teruggebracht naar het politiebureau. Hij werd opgesloten in een kamer en mocht geen contact opnemen met zijn familie of een advocaat. Hij werd gedwongen een verklaring te schrijven dat hij geen deel meer zou nemen aan meetings. Toen hij dit weigerde werd hij geslagen. Eiser werd op 25 september 2017 vrijgelaten.
1.1. Na zijn vrijlating heeft eiser Elsjan Hesenov (Elsjan), voorzitter van het Centrum voor Monitoring van politieke gevangenen, ingelicht over wat hem was overkomen. Op advies van Elsjan heeft eiser aan hem een doktersverklaring overgelegd waaruit bleek dat eiser was mishandeld door de politie. Elsjan heeft eiser daarop op 2 oktober 2017 een steunbrief gestuurd. Daarna hebben nog meetings plaatsgevonden op 7 oktober 2017 en
28 oktober 2017. Op 8 december 2017 heeft eiser een oproep ontvangen waarin stond dat hij zich op 13 december 2017 moest melden bij het hoofd van het politiebureau te Baku. Volgens eiser ontving hij deze oproep opdat ze op tijd mensen konden arresteren en opsluiten die zouden protesteren tegen de vervroegde presidentsverkiezingen op 11 april 2018. Eiser heeft geen gevolg gegeven aan deze oproep. Op 31 maart 2018 en 14 april 2018 hebben opnieuw meetings plaatsgevonden. Op deze laatste meeting heeft de oppositie verklaard dat zij de uitslag van de presidentsverkiezingen niet accepteerde. Eiser kreeg vervolgens op 10 mei 2018 van zijn werkgever, vliegmaatschappij Silkway Airlines, te horen dat hij ontslagen zou worden vanwege zijn politieke voorkeuren. Hij kreeg echter de keuze zelf ontslag te nemen of ontslagen worden. Eiser koos voor het eerste.
1.2. Omdat hij eerst op vakantie wilde gaan voordat hij een nieuwe baan ging zoeken, heeft hij op 14 mei 2018 een toeristenvisum aangevraagd voor Europa. Dit visum heeft hij op 17 mei 2018 ontvangen. Op 20 mei 2018 had hij zijn laatste werkdag. Van collega’s hoorde eiser dat op 22 mei 2018 twee politieagenten naar zijn werk waren gekomen omdat zij op zoek waren naar hem. Op 25 mei 2018 zijn drie vrienden van eiser, tevens oppositieleden, aangehouden: Babek Hesenov, voorzitter van de jongerenvereniging van het Azerbeidzjaanse volksfront, Ruslan Nesirli, lid van die jongerenorganisatie en Aqil Meherremov, voorzitter van het Azerbeidzjaanse volksfront van het district Narimanov. Omdat hij contact met deze mannen onderhield vreesde eiser zelf om dezelfde reden gearresteerd te worden. Dat hij gearresteerd zou kunnen worden leidde hij af uit het feit dat er op 22 mei 2018 (op zijn werk) naar hem gezocht werd. Daarom vertrok hij toen naar zijn opa in Ismailli. Op 18 juni 2018 is hij teruggegaan naar Baku. Hij heeft daar tot 20 juni 2018 verbleven bij zijn buren. Op 20 juni 2018 ontving hij een brief van het Openbaar Ministerie waarin stond dat hij aldaar op 22 juni 2018 moest verschijnen. Eiser heeft daarop op 21 juni 2018 Azerbeidzjan verlaten. Een dag later, eiser bevond zich toen in Nederland, vernam hij van familieleden dat twee politieagenten bij hen thuis waren geweest omdat zij op zoek waren naar eiser. Op 22 juli 2018 heeft het Openbaar Ministerie opnieuw een brief naar eiser gestuurd waaruit blijkt dat men op zoek is naar hem en dat daartoe een zoek- en arrestatiebevel is uitgevaardigd. Daarna hebben zij eisers vader opgeroepen en bedreigd. Zij hebben tegen hem gezegd dat zij weten dat eiser in het buitenland is en dat zijn familie grote problemen krijgt als eiser in het buitenland propaganda gaat voeren tegen de overheid.
1.3. Eiser heeft zijn asielaanvraag gestaafd met de volgende stukken:
- Een uitspraak van de rechtbank wijk Nizami in Baku van 22 september 2017;
- Een verklaring van het klinisch ziekenhuis Ar. Mirgasimo van 26 september 2017;
- Een verklaring van Elshan Hasanov (Centrum voor Monitoring van Politieke Gevangenen) van 2 oktober 2017;
- Een oproep van het hoofd van de politie bureau Baku van 8 december 2017;
Een oproep van het OM van 20 juni 2018;
- Een oproep van het OM van 22 juli 2018;
- Nieuwsbericht van 3 augustus 2014;
- Nieuwsbericht van 4 augustus 2018;
- Rapport van Centrum voor Monitoring van Politieke Gevangenen, jaar
2017;
- Rapport van Centrum voor Monitoring van Politieke Gevangenen,
eerste helft van 2018.
1.4. In de beroepsfase heeft eiser nog overgelegd:
- een opsporingsbevel van het OM van 12 juni 2020;
-een bewijs van inschrijving in Baku van 31 januari 2022
.
De besluitvorming
2. Bij het bestreden besluit (met verwijzing naar het daarin ingelaste voornemen van 28 april 2020) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000. Verweerder heeft daarin het standpunt ingenomen dat het relevante element 1 (eisers identiteit, nationaliteit en herkomst) geloofwaardig wordt geacht. Verweerder heeft daarentegen geen geloof gehecht aan relevant element 2 (de ondervonden problemen door het deelnemen aan politieke activiteiten). Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op het individueel ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 9 april 2020 (IAB; kenmerk BAK190111.0003) waaruit volgt dat eiser nooit is gearresteerd, veroordeeld, gezocht dan wel vervolgd door de Azerbeidzjaanse rechtshandhavingsinstanties. Naar de mening van verweerder komt eiser daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000.

3.Eiser heeft beroep ingesteld op de hierna te bespreken gronden.

Juridisch kader
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning dan wel uitstel van vertrek. Evenmin heeft eiser beroepsgronden ingediend ten aanzien van de afwijzing van zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond. In geschil is de vraag of verweerder eiser terecht een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft onthouden, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen heeft ondervonden vanwege zijn deelname aan politieke activiteiten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is; of
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat
hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, bestaande uit:
1°. doodstraf of executie;
2°. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
3°. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als
gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28.
4.1.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) eerder heeft overwogen (uitspraak van 12 oktober 2001, ECLI:NL:RVS:2001:AD5964) is een ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in een land een deskundigenadvies aan de staatssecretaris voor de uitoefening van diens bevoegdheden. Indien het op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie verschaft, voor zover verantwoord onder aanduiding van de bronnen waaraan deze informatie is ontleend, mag de staatssecretaris bij de besluitvorming van de juistheid van die informatie uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan die juistheid.
Over individuele ambtsberichten heeft de Afdeling eerder overwogen (uitspraak van
16 januari 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AO4075) dat, indien een individueel ambtsbericht het asielrelaas waarop het ziet, op essentiële punten weerspreekt, het aan de desbetreffende vreemdeling is om het ambtsbericht te weerleggen.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder zich bij brief van 10 april 2020 op het standpunt heeft gesteld dat de REK-check is uitgevoerd. Na inzage te hebben gekregen in de onderliggende stukken van het individuele ambtsbericht, is verweerder tot de conclusie gekomen dat het individuele ambtsbericht qua inhoud en qua procedure zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk is. Hiermee heeft verweerder in zoverre aan zijn vergewisplicht voldaan.
4.3.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken die aan het IAB ten grondslag liggen. Naar het oordeel van de rechtbank is het IAB zorgvuldig tot stand gekomen en heeft verweerder het bestreden besluit hierop niet ten onrechte gebaseerd. Met de vragen die eiser over de totstandkoming van het ambtsbericht heeft gesteld (waarover hieronder meer) heeft eiser geen aanknopingspunten aangedragen die maken dat verweerder niet zou kunnen uitgaan van de juistheid of volledigheid van het opgestelde IAB. De rechtbank verwijst in dat kader naar de in rechtsoverweging 4.1 vermelde jurisprudentie.
De beroepsgronden
5. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het IAB inhoudelijk onjuist is. Verweerder heeft hem ten onrechte geen termijn geboden om tegenonderzoek te doen. Omdat in het IAB zoveel is weggelakt is het onmogelijk inhoudelijk te reageren zonder een tegenonderzoek. Dat dit tegenonderzoek, zoals verweerder terecht stelt, ook in de beroepsfase kan worden ingediend, laat onverlet dat hierdoor aan eiser een instantie wordt ontnomen. Voor hem is onduidelijk hoe het IAB tot stand is gekomen. Eiser betwist verder dat hij onjuist heeft verklaard over de datum waarop de tweede demonstratie zou plaatsvinden. Hij heeft in het nader gehoor verklaard dat dit 23 september 2017 is. Tot slot maakt eiser kenbaar dat hij onder behandeling staat van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht (Veldzicht).
5.1.
Naar aanleiding van het onderzoek door Bureau Documenten van het opsporingsbevel van 12 juni 2020 heeft eiser naar voren gebracht dat Bureau Documenten in ieder geval niet heeft aangegeven dat het opsporingsbevel vervalst is en dat het opsporingsbevel beoordeeld dient te worden in de context van het hele relaas van eiser.
Het oordeel van de rechtbank
6. Zoals volgt uit de rechtspraak van de Afdeling is een IAB een deskundigenadvies waarvan verweerder mag uitgaan, mits het op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie verschaft en waarbij de bronnen worden aangeduid waaraan de informatie is ontleend, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan die juistheid. Van de zijde van eiser zijn dergelijke aanknopingspunten niet aangevoerd. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet mogelijk is om inhoudelijk te reageren op het IAB omdat er zoveel tekst is weggelakt en dat verweerder hem een termijn had moeten gunnen om tegenonderzoek te (laten) verrichten. Zoals volgt uit de beslissing van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 september 2020 is de beperkte kennisneming van de geheime stukken gerechtvaardigd. Zoals verweerder terecht heeft aangegeven kan eiser ook in de beroepsfase een tegenonderzoek inbrengen. Dat eiser hierdoor een instantie is ontnomen, volgt de rechtbank niet aangezien het bestuursorgaan ook in de beroepsfase de gelegenheid krijgt om op het tegenonderzoek te reageren. Verder is er inmiddels zoveel tijd in de procedure verstreken dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad een tegenonderzoek te entameren en in de procedure in te brengen.
7. Het IAB bevat de volgende conclusies.
7.1.
Uit het onderzoek is gebleken dat een persoon met de naam van eiser geregistreerd staat op het door eiser opgegeven adres, welk adres ook staat op de kopie van de door eiser overgelegde identiteitskaart. Ook staat een persoon met de naam van eiser op een ander adres geregistreerd in Baku.
7.2.
Eiser wordt niet gezocht en is nooit gezocht door de Azerbeidzjaanse rechtshandhavingsinstanties en er zijn geen strafrechtelijke vervolgingen tegen eiser gestart.
Hij is nooit gearresteerd en er is geen arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd.
7.3.
De kopie van de oproep van 8 december 2017 is geen kopie van een echt document. Dat geldt ook voor de kopie van de brief van 20 juni 2018.
7.4.
Aan de vooravond van de demonstratie op 23 september 2017 zijn in totaal zeven personen gearresteerd. De naam van eiser is niet te vinden op de lijst van deze zeven personen.
8. De rechtbank heeft, met toestemming van partijen, kennis genomen van de onderliggende stukken. Eiser heeft gewezen op de vele zwartgelakte velden en aangegeven dat hij zo niet kan controleren op welke wijze het onderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht dat begrijpelijk, maar kan niet tegemoet komen aan eisers wens om hierover meer duidelijkheid te krijgen. De rechtbank acht het onderzoek in het IAB zorgvuldig uitgevoerd. Er is beschreven welke bronnen zijn geraadpleegd en waarom over de bronnen niet meer informatie kan worden verstrekt. Die redenen acht de rechtbank plausibel. Daar waar het gaat om het onderzoek naar documenten is gedetailleerd beschreven waarom de overgelegde stukken geen kopie van echte documenten kunnen zijn. Ook dit komt de rechtbank overtuigend voor. En voorts kan de rechtbank volgen waarom op sommige punten geen onderzoek kon worden verricht zonder bronnen en onderzoeksmethoden in gevaar te brengen.
8.1.
Eiser heeft een bewijs van inschrijving in Baku van 31 januari 2022 overgelegd. Hij stelt zich daarbij op het standpunt dat het niet mogelijk is dat iemand tegelijkertijd op twee adressen staat geregistreerd, zodat er op dit punt twijfel is aan de juistheid van het IAB. In het door eiser overgelegde bewijs van inschrijving staat het adres vermeld dat door eiser is opgegeven. Op dit punt strookt het IAB met de door eiser verstrekte informatie. Dat iemand tegelijkertijd niet op twee adressen geregistreerd kan zijn is verder niet door eiser onderbouwd. Het door eiser overgelegde bewijs van inschrijving doet dan ook geen afbreuk aan de conclusie op dit punt in het IAB.
8.2.
Door eiser is in beroep een origineel opsporingsbevel van 12 juni 2020 van het Openbaar Ministerie overgelegd. Dit document is door Bureau Documenten onderzocht. Bureau Documenten heeft aangegeven dat het document niet te beoordelen is wegens het ontbreken van voldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal. Niet kan worden vastgesteld of het document echt is en bevoegd is opgemaakt en afgegeven en ook niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. In het licht van de uitkomsten van het IAB heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het document niet leidt tot een andere uitkomst van de beoordeling van eisers asielrelaas.
9. Alles overziend concludeert de rechtbank dat verweerder de uitkomsten van het IAB aan zijn beoordeling van eisers asielrelaas ten grondslag heeft mogen leggen en het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft kunnen achten. De aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000, is daarom terecht afgewezen. Verder heeft verweerder de aanvraag als kennelijk ongegrond kunnen afwijzen op grond van het bepaalde in artikel 31 van de Vw 2000, in samenhang gelezen met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000.
Conclusie

10.Het beroep is ongegrond.

11.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Derks, rechter, in aanwezigheid van mr. D.S.A.W. Raes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 31 augustus 2022
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.