ECLI:NL:RBDHA:2022:16259

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
AWB - 21 _ 6897
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke handhavingzaak met betrekking tot horecagelegenheden

Op 28 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen het niet tijdig beslissen op zijn handhavingsverzoek van 13 augustus 2021. Dit verzoek had betrekking op vijf horecagelegenheden in Den Haag, waarbij verzoeker stelde dat er geen vrije doorgang voor hulpdiensten gegarandeerd kon worden door de aanwezigheid van terrassen. De voorzieningenrechter overweegt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening sterke twijfel aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit en een zwaarwegend spoedeisend belang vereist zijn.

De voorzieningenrechter constateert dat de verzoeker geen spoedeisend belang heeft aangetoond, aangezien de betrokken verweerders geen overtredingen of overlast hebben geconstateerd. Verweerder I heeft het verzoek om handhaving afgewezen op 3 november 2021, en verweerder II op 21 december 2021, waarbij beide verweerders hebben aangegeven dat er geen noodzaak was voor handhavend optreden. De voorzieningenrechter heeft ook vastgesteld dat er afspraken bestaan over de toegang van hulpdiensten tot de betreffende straat en dat verzoeker deze afspraken niet heeft betwist.

Uiteindelijk komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat er geen evident onrechtmatig besluit is vastgesteld. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6897 BESLU
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 november 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

tegen

de burgemeester van Den Haag, verweerder (I)

(gemachtigde: mr. E.P. Alonso)

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder (II)

Procedureverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om handhaving van 13 augustus 2021 (18:53 uur, II) door de gemeente Den Haag
(SGR 21/6911 BESLU). Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en overweegt daartoe als volgt.
2. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is slechts plaats indien sterke twijfel bestaat aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit en een zwaarwegend spoedeisend belang maakt dat het voor betrokkene onevenredig bezwaarlijk zou zijn de beslissing in de hoofdzaak te moeten afwachten.
3. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat verzoeker met zijn verzoek van
13 augustus 2021 (II) een omvangrijk handhavingsverzoek heeft gedaan met betrekking tot vijf horecagelegenheden aan [straatnaam] te Den Haag. Het betreft verschillende regelgeving, waaruit voortvloeit dat verschillende bestuursorganen binnen de gemeente Den Haag bevoegd zijn. Het is dan ook niet mogelijk om, hoewel verzoeker dat lijkt te beogen, alle aspecten van zijn handhavingsverzoek (II) als één samenhangend geheel ter beoordeling voor te leggen aan (de voorzieningenrechter van) de rechtbank. Daarom zal de voorzieningenrechter zich, voor zover hier van belang, beperken tot hetgeen aan de orde is (geweest) in het connexe beroep SGR 21/6911 BESLU.
4.1.
Verzoeker heeft, voor zover hier van belang, als spoedeisend belang aangevoerd dat voor hulpdiensten in voetgangersgebieden een bepaalde vrije doorgang gegarandeerd moet zijn. In [straatnaam] is er geen ruimte om terrassen uit te stallen en de doorgang van hulpdiensten te garanderen. Voorts is na sluitingstijd sprake van overlast van bezoekers die de terrassen bezoeken.
4.2.
Verweerder I heeft bij besluit van 3 november 2021 het verzoek om handhaving, dat (deels) onder zijn bevoegdheid valt, afgewezen. Er is onderzoek ingesteld en er zijn geen overtredingen of overlast geconstateerd. Voor aanpassing van exploitatievergunningen ziet verweerder geen aanleiding, omdat deze voldoende voorwaarden bevatten om aantasting van het woon- en leefklimaat tegen te gaan.
Verweerder II heeft bij besluit van 21 december 2021 het verzoek om handhaving dat, (deels) onder zijn bevoegdheid valt, afgewezen. Vermeld is dat in overeenstemming met het Voor Overleg Verkeerszaken (VOV) is aangegeven dat het voor de hulpdiensten niet noodzakelijk is om [straatnaam] in te rijden. Er wordt gekeken naar de mogelijkheden om de leefbaarheid op [straatnaam] te verbeteren. Verweerder II komt te zijner tijd met een concreet plan hiervoor. Er zijn geen overtredingen of overlast geconstateerd.
4.3.
Bij uitspraak van heden heeft de rechtbank uitspraak gedaan in het beroep SGR 21/6911 BESLU. Daarbij is
  • het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek van 13 augustus 2021 (II), voor zover dit hoort tot de bevoegdheid van verweerder I, niet-ontvankelijk verklaard;
  • het beroep tegen het besluit van 3 november 2021 naar verweerder I verwezen ter behandeling als bezwaar;
  • het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek van 13 augustus 2021 (II), voor zover dit hoort tot de bevoegdheid van verweerder II, niet-ontvankelijk verklaard;
  • het beroep tegen het besluit van 21 december 2021 naar verweerder II verwezen ter behandeling als bezwaar.
Door deze uitspraak van de rechtbank is de connexiteit gewijzigd, in die zin dat deze is ontstaan tussen het verzoek om een voorlopige voorziening en de bezwaren tegen het besluit van verweerder I van 3 november 2021 en het besluit van verweerder II van
21 december 2021. [1]
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat verweerders I en II, bezien in het licht van hun afzonderlijke bevoegdheden, geen overlast hebben kunnen vaststellen en geen aanleiding zien om handhavend op te treden. Over toegang van hulpdiensten tot [straatnaam] bestaan afspraken. Verzoeker heeft dit niet betwist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, nu evenmin is gebleken van dreigende onomkeerbare gevolgen, het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening niet als zwaarwegend kan worden aangemerkt.
5. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft, kan een voorlopige voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is vooralsnog niet gebleken dat zeer ernstig moet worden getwijfeld aan de juistheid van de ingenomen standpunten in het besluit van verweerder I van 3 november 2021 en het besluit van verweerder II van
21 december 2022. Van een evident onrechtmatig besluit is vooralsnog geen sprake.
6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 november 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Uitspraak van deze rechtbank van 4 maart 2008 (ECLI:NL:RBSGR:2008:BC7001)