ECLI:NL:RBDHA:2022:16094

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/638939/KG RK 22-1424
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen de gehele rechtbank niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 een wrakingsverzoek van de Stichting Administratiekantoor Woonruimte behandeld. Het verzoek was gericht tegen de gehele rechtbank, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van mr. J.J. Arts, die op 14 september 2022 het beroep van verzoekster niet-ontvankelijk had verklaard. Verzoekster vreesde dat de behandelend rechter niet in volle onafhankelijkheid had kunnen beslissen, wat leidde tot het indienen van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. Aangezien het verzoek zich richtte tegen de gehele rechtbank, en niet tegen een specifieke rechter, was het verzoek niet-ontvankelijk. De wrakingskamer benadrukte dat volgens de wet wraking van een heel college niet mogelijk is. Bovendien was mr. Arts niet langer belast met de behandeling van de zaak, waardoor het verzoek ook in dat opzicht niet-ontvankelijk was. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/87
zaak- /rekestnummer: C/09/638939 / KG RK 22-1424
Beslissing van 22 december 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
Stichting Administratiekantoor Woonruimte ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde [gemachtigde] te [woonplaats] ,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzetschrift van verzoekster, ingekomen ter griffie van team bestuursrecht op 27 september 2022 en binnengekomen ter griffie van de wrakingskamer op 30 november 2022;
- de per e-mail en gewone post aan verzoekster verzonden brief van 2 december 2022 van de griffier van de wrakingskamer;
- de e-mail van verzoekster van 5 december 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland op een door haar ingediend bezwaarschrift. Bij uitspraak van 14 september 2022 is dit beroep door mr. J.J. Arts niet-ontvankelijk verklaard (zaak met zaaknummer SGR 22/1936). Voorafgaand aan deze uitspraak zijn door verzoekster klachten ingediend bij het gerechtsbestuur van de rechtbank, waarop op 12 augustus 2022 namens het gerechtsbestuur is gereageerd.
2.2.
Verzoekster heeft op 27 september 2022 verzet ingesteld tegen de uitspraak van 14 september 2022. In dit verzetschrift staat onder meer het volgende:
“De Stichting vreest echter dat de behandelend rechter niet in volle onafhankelijkheid heeft kunnen beslissen, althans niet heeft beslist, gezien gelijkenis tussen de beslissingen van het gerechtsbestuur met betrekking tot de rechtsgang in de BOK[toevoeging wrakingskamer: BOK staat voor ‘beslissing op klachten’]
en de beide beslissingen d.d. 24 augustus 2022 van de griffie, de onderliggende verhoudingen tussen de verschillende onderdelen van de rechtbank en stellingname van de behandelend rechter in r.o.1.
Reden voor de Stichting om bij deze de rechtbank te wraken.”
2.3.
Bij brief van de griffier van de wrakingskamer is als volgt bericht aan verzoekster:
“Uit uw wrakingsverzoek leid ik af dat u mr. J.J. Arts wraakt. Uit het dossier in de hoofdzaak blijkt dat u verzet heeft ingesteld tegen de uitspraak van mr. Arts van 14 september 2022. In artikel 8:55 lid 6 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat van de kamer die uitspraak doet op het verzet geen deel uitmaakt degene die zitting heeft gehad in de kamer die de uitspraak heeft gedaan waartegen verzet is gedaan. Hieruit volgt dat uw verzet zal worden behandeld door een andere rechter dan mr. Arts en dat mr. Arts momenteel dus niet is belast met de behandeling van uw zaak. Wilt u mij uiterlijk 9 december 2022 laten weten of u bij die stand van zaken uw wrakingsverzoek handhaaft?”
2.4.
Bij e-mail van 5 december 2022 heeft verzoekster bericht dat zij bekend is met artikel 8:55 Awb en dat haar duidelijk is dat mr. Arts het verzetschrift niet zal gaan behandelen. Verzoekster schrijft dat het wrakingsverzoek niet is gericht tegen mr. Arts, althans niet in eerste instantie, maar tegen de rechtbank, omdat verzoekster zich ernstige zorgen maakt dat de rechtbank, het gerechtsbestuur, in deze kwestie het beginsel van onafhankelijke rechtspraak met voeten heeft getreden en mr. Arts dat heeft geaccepteerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan een wrakingsverzoek slechts betrekking hebben op de rechter(s) die een zaak behandelt (behandelen). Wraking van een heel college is niet mogelijk (HR 18 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:AD2977). Artikel 4 lid 2 sub e van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Den Haag bepaalt dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren indien het verzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter of is gericht tegen het hele college.
3.3.
Uit de e-mail van verzoekster van 5 december 2022 blijkt dat het verzoek zich richt tegen de gehele rechtbank. Wraking van een geheel college is niet mogelijk en gelet hierop is verzoek niet-ontvankelijk.
3.4.
Volledigheidshalve overweegt de wrakingskamer nog dat voor zover het wrakingsverzoek zich (alsnog) zou richten op mr. Arts het eveneens niet-ontvankelijk is. Mr. Arts is niet langer belast met de behandeling van de zaak, omdat hij in het door verzoekster ingestelde beroep al uitspraak heeft gedaan en vaststaat dat het door verzoekster ingestelde verzet niet door mr. Arts zal worden behandeld.
3.5.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoekster;
  • de wederpartij in de hoofdzaak (de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland);
  • team Belastingrecht van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.