ECLI:NL:RBDHA:2022:16088

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/637922/KG RK 22/1342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens misbruik van recht in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 23 december 2022 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, die tevens vertegenwoordiger is van de Vereniging van Eigenaars (VvE) [adres] te [vestigingsplaats]. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, kantonrechter in deze rechtbank. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek evident misbruik van recht was, omdat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, tenzij er sprake is van objectieve aanwijzingen voor partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker het middel van wraking gebruikte om de voortgang van de procedure te frustreren, wat eerder ook al was vastgesteld in andere procedures rondom hetzelfde feitencomplex. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting ongegrond verklaard en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/78
zaak-/rekestnummer: C/09/637922 / KG RK 22/1342
Beslissing van 23 december 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] , al dan niet (ook) in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de Vereniging van Eigenaars [adres] te [vestigingsplaats](hierna: VvE [adres 2] ),
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 8 november 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- een aanvulling op het wrakingsverzoek van verzoeker van 14 november 2022;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 5 december 2022.
1.2.
Op 12 december 2022 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is verschenen verzoeker. De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
1.3.
Verzoeker heeft bij e-mailbericht van 14 december 2022 een aanvulling op het wrakingsverzoek ingediend. Nu deze aanvulling na sluiting van de mondelinge behandeling op 12 december 2022 is ingediend, zal de wrakingskamer deze stukken buiten beschouwing laten.

2.Wraking van de wrakingskamer

2.1.
Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2022 de wrakingskamer gewraakt, nadat de wrakingskamer had aangegeven zich niet (direct) uit te willen laten omtrent de vraag of verzoeker ook namens VvE [adres 2] het woord voerde in deze wrakingsprocedure.
2.2.
Op grond van artikel 4 lid 2 onder h van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond verklaard, nu zij van oordeel is dat evident sprake is van misbruik van recht door verzoeker. De vraag of verzoeker de VvE [adres 2] mag vertegenwoordigen is immers een inhoudelijk oordeel en één van de geschilpunten in de hoofdzaak. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek van verzoeker is ook niet van belang of verzoeker als privépersoon of (ook) als vertegenwoordiger van de VvE [adres 2] het woord voert. Immers, de wrakingsgronden zijn gelijk. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker het middel van wraking voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Dit geldt te meer nu de wrakingskamer eerder een vergelijkbaar wrakingsverzoek van verzoeker tegen de wrakingskamer heeft afgewezen om dezelfde reden.
2.3.
Verzoeker is direct tijdens de mondelinge behandeling van het vorenstaande op de hoogte gesteld.

3.Het wrakingsverzoek van 8 november 2022

3.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met het nummer 9927368 RL EXPL 22-9337 tussen verzoeker als eiser in conventie en verweerder in reconventie en [eiser in hoofdzaak] (eiser in reconventie), Vereniging van Eigenaars [adres 3] te [vestigingsplaats] (gedaagde), [gedaagde in hoofdzaak] (gedaagde) en VvE [adres 2] (gedaagde).
3.2.
Op 8 november 2022 heeft in voornoemde zaak een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tijdens deze mondelinge behandeling heeft verzoeker de kantonrechter gewraakt.
3.3.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting van 8 november 2022, de nadere schriftelijke toelichting van 14 november 2022 en de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 12 december 2022, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
3.4.
De kantonrechter heeft, zonder verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn standpunt kenbaar te maken, besloten dat verzoeker niet namens VvE [adres 2] het woord mocht voeren tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2022.
3.5.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
4.2.
De wrakingskamer stelt vast dat de beslissing van de kantonrechter dat verzoeker niet namens VvE [adres 2] het woord mag voeren, een procedurele beslissing is. Procedurele beslissingen kunnen in beginsel geen grond vormen voor wraking. Dit is alleen anders, als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft genomen. Dat van zo’n situatie sprake is, is onvoldoende gesteld en niet gebleken. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op
8 november 2022 blijkt dat verzoeker ruimschoots de gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt hieromtrent kenbaar te maken zodat van schending van het beginsel van hoor en wederhoor geen sprake is. Dat de kantonrechter vervolgens heeft besloten dat verzoeker als eisende partij niet namens een van de gedaagde partijen het woord mag voeren, levert geenszins een objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid op.
4.3.
Het wrakingsverzoek wordt dan ook afgewezen.
4.4.
Verzoeker heeft in andere procedures - rondom hetzelfde feitencomplex als de onderhavige zaak - reeds meerdere wrakingsverzoeken gedaan die geen van alle zijn gehonoreerd en die hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Ook in deze zaak heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt, waarbij sprake was van misbruik van recht. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven en/of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

5.De beslissing

De wrakingskamer
5.1.
verklaart het verzoek tot wraking van de wrakingskamer zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond;
5.2.
wijst het verzoek tot wraking van mr. M.E. Groeneveld-Stubbe af;
5.3.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
5.4.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen;
5.5.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartijen in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, R.E. Perquin en E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op
23 december 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.