Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Wraking van de wrakingskamer
3.Het wrakingsverzoek van 8 november 2022
4.De beoordeling
5.De beslissing
23 december 2022.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 23 december 2022 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, die tevens vertegenwoordiger is van de Vereniging van Eigenaars (VvE) [adres] te [vestigingsplaats]. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, kantonrechter in deze rechtbank. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek evident misbruik van recht was, omdat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, tenzij er sprake is van objectieve aanwijzingen voor partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker het middel van wraking gebruikte om de voortgang van de procedure te frustreren, wat eerder ook al was vastgesteld in andere procedures rondom hetzelfde feitencomplex. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting ongegrond verklaard en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.