ECLI:NL:RBDHA:2022:16087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/637343/KG RK 22/1289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens misbruik van recht en onpartijdigheid

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 23 december 2022 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, die ook vertegenwoordiger is van de Vereniging van Eigenaars (VvE) [adres]. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op drie gronden, waarbij verzoeker stelde dat de kantonrechter, mr. A.J. Japenga, hem onterecht had bejegend, geen goede regie had gevoerd tijdens de zitting en dat hij geen transcriptie had ontvangen van de mondelinge behandeling op 28 oktober 2022. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking niet voldoende waren onderbouwd en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de kantonrechter. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking evident misbruik van recht was, aangezien verzoeker het middel van wraking gebruikte om de voortgang van de procedure te frustreren. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/72
zaak-/rekestnummer: C/09/637343 / KG RK 22/1289
Beslissing van 23 december 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] , al dan niet (ook) in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de Vereniging van Eigenaars [adres] te [vestigingsplaats vereniging](hierna: VvE [adres] ),
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. A.J. Japenga,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 30 oktober 2022;
- het proces-verbaal van 28 oktober 2022;
- een aanvulling op het wrakingsverzoek van verzoeker van 4 november 2022;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 9 december 2022.
1.2.
Op 12 december 2022 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is verschenen verzoeker. De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
1.3.
Verzoeker heeft bij e-mailbericht van 14 december 2022 een aanvulling op het wrakingsverzoek ingediend. Nu deze aanvulling na sluiting van de mondelinge behandeling op 12 december 2022 is ingediend, zal de wrakingskamer deze stukken buiten beschouwing laten.

2.Wraking van de wrakingskamer

2.1.
Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2022 de wrakingskamer gewraakt, nadat de wrakingskamer had aangegeven zich niet (direct) uit te willen laten omtrent de vraag of verzoeker ook namens VvE [adres] het woord voerde in deze wrakingsprocedure.
2.2.
Op grond van artikel 4 lid 2 onder h van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond verklaard, nu zij van oordeel is dat evident sprake is van misbruik van recht door verzoeker. De vraag of verzoeker de VvE [adres] mag vertegenwoordigen is immers een inhoudelijk oordeel en één van de geschilpunten in de hoofdzaak. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek van verzoeker is ook niet van belang of verzoeker als privépersoon of (ook) als vertegenwoordiger van de VvE [adres] het woord voert. Immers, de wrakingsgronden zijn gelijk. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker het middel van wraking voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Dit geldt te meer nu de wrakingskamer eerder een vergelijkbaar wrakingsverzoek van verzoeker tegen de wrakingskamer heeft afgewezen om dezelfde reden.
2.3.
Verzoeker is direct tijdens de mondelinge behandeling van het vorenstaande op de hoogte gesteld.

3.Het wrakingsverzoek van 30 oktober 2022

3.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaken met de nummers 9889465 RP VERZ 22-50227 en 9898372 RP VERZ 22-50236 tussen [wederpartij in de hoofdzaak] als de verzoekende partij in de zaak met het nummer 9889465 RP VERZ 22-50227 en als verwerende partij in de zaak met het nummer 9898372 RP VERZ 22-50236, verzoeker als verzoekende partij in de zaak met het nummer 9898372 RP VERZ 22-50236, en de VvE [adres] als verwerende partij in de zaak met het nummer 9889465 RP VERZ 22-50227.
3.2.
Op 28 oktober 2022 heeft in voornoemde zaken een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Na deze mondelinge behandeling heeft verzoeker de kantonrechter gewraakt.
3.3.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht in de nadere schriftelijke toelichting van 4 november 2022 en bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
a. Verzoeker mocht van de kantonrechter niets zeggen over de geestelijke gesteldheid van [wederpartij in de hoofdzaak] .
b. De rechter heeft geen goede regie gevoerd, omdat zij:
o de advocaat van [wederpartij in de hoofdzaak] meer gelegenheid heeft gegeven het woord te voeren dan verzoeker;
o heeft toegestaan dat de advocaat van [wederpartij in de hoofdzaak] de pleitnota pas ter zitting heeft ingediend.
c. Verzoeker heeft, hoewel daar om is verzocht, geen transcriptie van de mondelinge behandeling ontvangen.
3.4.
Uit deze omstandigheden kan volgens verzoeker afgeleid worden dat de kantonrechter vooringenomen en partijdig was.
3.3
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
Ad wrakingsgrond a.
4.2.
De wrakingsgrond van verzoeker betreft in wezen de manier waarop hij door de kantonrechter is bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. De kantonrechter heeft slechts opgemerkt dat het onwenselijk is dat opmerkingen over de persoonlijke of medische gesteldheid van [wederpartij in de hoofdzaak] worden gemaakt. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de kantonrechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken. Overigens leidt de wrakingskamer uit het proces-verbaal af dat verzoeker wel degelijk een en ander heeft kunnen opmerken over de geestelijke gesteldheid van [wederpartij in de hoofdzaak] .
4.3.
Wrakingsgrond a. kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Ad wrakingsgrond b.
4.4.
Deze wrakingsgrond betreft handelingen die liggen binnen de regie-voerende taak van de kantonrechter. Dergelijke handelingen kunnen in beginsel geen grond voor wraking opleveren. Dit is uitsluitend anders indien de handelingen van de kantonrechter, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kunnen worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. Dat van zo’n situatie sprake is, is onvoldoende gesteld en niet gebleken. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 oktober 2022 blijkt dat alle partijen evenwichtig aan het woord zijn geweest. Daarnaast is het niet ongebruikelijk dat pas ter zitting een pleitnota wordt overgelegd.
4.5.
Wrakingsgrond b. kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Ad wrakingsgrond c.
4.6.
Een proces-verbaal dat door een rechter en een griffier is vastgesteld, is de enige kenbron van hetgeen ter zitting is besproken. Dat betreft een zakelijke weergave is van hetgeen ter zitting is besproken. Er moet vanuit worden gegaan dat de inhoud daarvan juist is. Eventuele geluidsopnames van een behandeling ter zitting en de aantekeningen van een griffier zijn geen processtukken en kunnen daarom niet ingebracht worden ter beoordeling van een rechtsgeschil. Uit de wet volgt geen recht op een uitgewerkte transcriptie. Dat verzoeker geen transcriptie heeft ontvangen van de mondelinge behandeling van 28 oktober 2022, levert dan ook geen objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid op.
4.7.
Wrakingsgrond c. kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
4.8.
Het wrakingsverzoek wordt daarom afgewezen.
4.9.
Verzoeker heeft in andere procedures - rondom hetzelfde feitencomplex als de onderhavige zaak - reeds meerdere wrakingsverzoeken gedaan die geen van alle zijn gehonoreerd en die hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Ook in deze zaak heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt, waarbij sprake was van misbruik van recht. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven en/of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

5.De beslissing

De wrakingskamer
5.1.
verklaart het verzoek tot wraking van de wrakingskamer zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond;
5.2.
wijst het verzoek tot wraking van mr. A.J. Japenga af;
5.3.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
5.4.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen;
5.5.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
de wederpartij in de hoofdzaak
;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, R.E. Perquin en E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op
23 december 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.