ECLI:NL:RBDHA:2022:16050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
22_643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding en eigen verantwoordelijkheid van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 december 2021, waarin het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk was verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat het besluit van 21 juli 2021 op de voorgeschreven wijze aan eiseres was bekendgemaakt door aangetekende verzending. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 1 september 2021, maar het bezwaarschrift werd pas op 10 oktober 2021 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend.

Eiseres voerde aan dat zij het besluit pas op 21 september 2021 had ontvangen en dat de verzendingsmethode in gebreke was gebleven. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres, die tijdelijk in het buitenland verbleef, zelf verantwoordelijk was voor het treffen van adequate maatregelen om haar belangen te behartigen. De rechtbank stelde vast dat eiseres geen contactpersoon had aangewezen om haar post te beheren en dat zij verzuimd had om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/643

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder

(gemachtigde: J.M. Blazer).

Procesverloop

Eiser heeft tegen het besluit van verweerder van 30 december 2021 (het bestreden besluit) beroep ingesteld. Bij dat besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2.1
Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
2.2
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2.3
Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten door toezending of uitreiking aan de belanghebbende.
2.4
Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2.5
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3. Bij besluit van 21 juli 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van
12 juni 2021 afgewezen. De aanvraag hield in het maken van een doorbraak van de oever ten behoeve van een insteekhaven, met als doel het vaartuig van eiseres hierin af te meren langs de Zijl, ter hoogte van het adres [adres] [nummer] te [plaats].
Vast staat dat dit besluit op dezelfde datum aangetekend is verzonden zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 1 september 2021.
4. Het (digitale) bezwaarschrift is bij verweerder ontvangen op 10 oktober 2021. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. Eiseres heeft als verklaring gegeven dat het besluit van 21 juli 2021 niet op de voorgeschreven wijze aan haar bekend is gemaakt en dat het besluit haar pas op
21 september 2021 bekend is geworden. Het bezwaar van 10 oktober 2021 is vervolgens ruim binnen de termijn van 6 weken binnengekomen. Eiseres is van mening dat de gehanteerde verzendingsmethode in gebreke is gebleven. Zij stelt dat zij geen aangetekende brief heeft ontvangen, en ook geen notificatie dat er een brief zou zijn aangeboden. PostNL is overgegaan op digitale notificatie, maar deze notificatie heeft eiseres ook niet ontvangen. Aangezien eiseres tot 17 augustus 2021 in het buitenland was, is de brief nooit opgehaald. Hiervan was verweerder op de hoogte, stelt eiseres. Aan de hand van de track en trace-code van PostNL is duidelijk dat het poststuk tweemaal vergeefs is aangeboden en dat het vervolgens niet is opgehaald, hetgeen aangeeft dat het stuk niet is ontvangen.
6. Uit het dossier blijkt dat het besluit tot afwijzing van de aanvraag op 21 juli 2021 aangetekend aan eiseres is verzonden. Verweerder stelt dat het poststuk tweemaal bij eiseres is aangeboden op 22 juli 2021, maar dat het niet bezorgd kon worden. Vervolgens heeft het poststuk vanaf 23 juli tot en met 7 augustus 2021 bij een PostNL-punt gelegen. In die periode is het niet door eiseres afgehaald. Dit blijkt uit de Track and Trace gegevens van PostNL, die bij het desbetreffende poststuk behoren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat het besluit van 21 juli 2021 op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt door aangetekende verzending aan eiseres.
7. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2014:1975) dient een betrokkene, die voor langere tijd afwezig is, in beginsel toereikende maatregelen te treffen ter behartiging van de eigen belangen. Als wordt nagelaten adequate maatregelen te treffen om tegen een tijdens de afwezigheid te ontvangen besluit tijdig bezwaar te maken, eventueel door een derde in te schakelen, en desnoods op nader aan te geven gronden, moet dit in het algemeen gesproken voor rekening van de betrokkene blijven.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet-verschoonbaar is. Het behoorde tot de eigen verantwoordelijkheid van eiseres om zorg te dragen voor de behartiging van haar belangen in Nederland in verband met haar verblijf in buitenland. Immers, eiseres had kort daarvoor een verzoek bij verweerder ingediend en kon verwachten dat daarop binnen afzienbare tijd een beslissing zou volgen. Het besluit was bovendien al min of meer aangekondigd in een email van de behandelend ambtenaar van 29 juni 2021. De rechtbank deelt niet de mening van eiseres dat zij in geen enkele procedure was verwikkeld die vergt dat zij de bedoelde maatregelen zou moeten treffen. Anders dan eiseres stelt, is niet gebleken dat zij een derde, [bedrijfsnaam] B.V. te [vestigingsplaats], als contactpersoon had aangewezen of dit bedrijf als gemachtigde naar voren had geschoven om haar zaken te behartigen en haar post te openen. Eiseres heeft dus verzuimd om haar belangen goed te laten behartigen tijdens haar afwezigheid in het buitenland. De gevolgen daarvan komen voor haar rekening en risico. Er is dus geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
9. Nu geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding heeft verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.
10. Het beroep is derhalve ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.