2.5Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3. Bij besluit van 21 juli 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van
12 juni 2021 afgewezen. De aanvraag hield in het maken van een doorbraak van de oever ten behoeve van een insteekhaven, met als doel het vaartuig van eiseres hierin af te meren langs de Zijl, ter hoogte van het adres [adres] [nummer] te [plaats].
Vast staat dat dit besluit op dezelfde datum aangetekend is verzonden zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 1 september 2021.
4. Het (digitale) bezwaarschrift is bij verweerder ontvangen op 10 oktober 2021. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. Eiseres heeft als verklaring gegeven dat het besluit van 21 juli 2021 niet op de voorgeschreven wijze aan haar bekend is gemaakt en dat het besluit haar pas op
21 september 2021 bekend is geworden. Het bezwaar van 10 oktober 2021 is vervolgens ruim binnen de termijn van 6 weken binnengekomen. Eiseres is van mening dat de gehanteerde verzendingsmethode in gebreke is gebleven. Zij stelt dat zij geen aangetekende brief heeft ontvangen, en ook geen notificatie dat er een brief zou zijn aangeboden. PostNL is overgegaan op digitale notificatie, maar deze notificatie heeft eiseres ook niet ontvangen. Aangezien eiseres tot 17 augustus 2021 in het buitenland was, is de brief nooit opgehaald. Hiervan was verweerder op de hoogte, stelt eiseres. Aan de hand van de track en trace-code van PostNL is duidelijk dat het poststuk tweemaal vergeefs is aangeboden en dat het vervolgens niet is opgehaald, hetgeen aangeeft dat het stuk niet is ontvangen.
6. Uit het dossier blijkt dat het besluit tot afwijzing van de aanvraag op 21 juli 2021 aangetekend aan eiseres is verzonden. Verweerder stelt dat het poststuk tweemaal bij eiseres is aangeboden op 22 juli 2021, maar dat het niet bezorgd kon worden. Vervolgens heeft het poststuk vanaf 23 juli tot en met 7 augustus 2021 bij een PostNL-punt gelegen. In die periode is het niet door eiseres afgehaald. Dit blijkt uit de Track and Trace gegevens van PostNL, die bij het desbetreffende poststuk behoren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat het besluit van 21 juli 2021 op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt door aangetekende verzending aan eiseres.
7. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2014:1975) dient een betrokkene, die voor langere tijd afwezig is, in beginsel toereikende maatregelen te treffen ter behartiging van de eigen belangen. Als wordt nagelaten adequate maatregelen te treffen om tegen een tijdens de afwezigheid te ontvangen besluit tijdig bezwaar te maken, eventueel door een derde in te schakelen, en desnoods op nader aan te geven gronden, moet dit in het algemeen gesproken voor rekening van de betrokkene blijven. 8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet-verschoonbaar is. Het behoorde tot de eigen verantwoordelijkheid van eiseres om zorg te dragen voor de behartiging van haar belangen in Nederland in verband met haar verblijf in buitenland. Immers, eiseres had kort daarvoor een verzoek bij verweerder ingediend en kon verwachten dat daarop binnen afzienbare tijd een beslissing zou volgen. Het besluit was bovendien al min of meer aangekondigd in een email van de behandelend ambtenaar van 29 juni 2021. De rechtbank deelt niet de mening van eiseres dat zij in geen enkele procedure was verwikkeld die vergt dat zij de bedoelde maatregelen zou moeten treffen. Anders dan eiseres stelt, is niet gebleken dat zij een derde, [bedrijfsnaam] B.V. te [vestigingsplaats], als contactpersoon had aangewezen of dit bedrijf als gemachtigde naar voren had geschoven om haar zaken te behartigen en haar post te openen. Eiseres heeft dus verzuimd om haar belangen goed te laten behartigen tijdens haar afwezigheid in het buitenland. De gevolgen daarvan komen voor haar rekening en risico. Er is dus geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
9. Nu geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding heeft verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.
10. Het beroep is derhalve ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.