ECLI:NL:RBDHA:2022:16041

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 20 _ 839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlaging van Participatiewet-uitkering wegens niet verschijnen op medisch onderzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de eiser, vertegenwoordigd door mr. M.G. Eckhardt, en het college van burgemeester en wethouders van Delft, vertegenwoordigd door L.J.M. Kok. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van verweerder, waarbij de Participatiewet-uitkering van eiser met 100% werd verlaagd voor de periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 augustus 2020. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat eiser niet was verschenen op een medisch belastbaarheidsonderzoek, waarvoor hij was uitgenodigd via een aangetekende brief. Eiser stelde dat hij de uitnodiging en het niet-thuis-bericht niet had ontvangen en dat hij niet kon worden verweten dat hij niet was verschenen.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen. Eiser had eerder al een maatregel van 30% opgelegd gekregen wegens het niet nakomen van verplichtingen. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte had aangenomen dat eiser op de hoogte was van de afspraak, aangezien er geen bewijs was dat er een afhaalbericht was achtergelaten. De rechtbank concludeerde dat eiser niet verweten kon worden dat hij niet was verschenen en dat de verlaging van de uitkering onterecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, herstelde het primaire besluit en droeg verweerder op het griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.841,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6803

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. M.G. Eckhardt),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder

(gemachtigde: L.J.M. Kok).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juli 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aan eiser toegekende uitkering krachtens de Participatiewet (Pw) bij wijze van maatregel over de periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 augustus 2020 verlaagd met 100%.
Bij besluit van 18 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft bij het primaire besluit aan eiser over de periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 augustus 2020 een maatregel opgelegd, inhoudende een verlaging van de Pw-uitkering met 100%, op de grond dat eiser bij aangetekende brief van 20 juli 2020 door Salude Medisch Advies (Salude) was uitgenodigd voor een medisch belastbaarheidsonderzoek op 28 juli 2020, maar zonder bericht daar niet is verschenen.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder de maatregel gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder overwogen dat het eiser te verwijten valt dat hij zonder bericht van verhindering niet is verschenen op de afspraak op 28 juli 2020. De uitnodiging is aangetekend verzonden. Uit de Track&Trace blijkt dat de brief van 20 juli 2020 op dezelfde dag bij PostNl is aangenomen en dat de brief op 21 juli 2020 is aangeboden op het huisadres van eiser. Omdat eiser niet thuis was, is de brief doorgestuurd naar de afhaallocatie waarbij een afhaalbericht op het huisadres van eiser is achtergelaten. Toen het poststuk niet werd afgehaald, werd het geretourneerd naar Salude. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. Het niet ophalen van de uitnodiging bij het PostNl-punt komt voor rekening en risico van eiser. Op grond van artikel 5, tweede lid, onder c, van de Maatregelenverordening kon verweerder afzien van het horen van eiser voorafgaand aan het opleggen van de maatregel. Voor zover eiser van mening is dat daardoor sprake is van onzorgvuldige besluitvorming, is dit gestelde gebrek hersteld in de bezwaarschriftprocedure, omdat eiser alsnog is gehoord. Aan eiser is bij besluit van 10 maart 2020 al een maatregel van 30% gedurende een maand opgelegd wegens het onvoldoende nakomen van de verplichtingen tijdens de activeringsperiode. Dit besluit heeft formele rechtskracht. Omdat eiser zich binnen een jaar schuldig heeft gemaakt aan een verwijtbare maatregelwaardige gedraging van dezelfde categorie, is hem bij het primaire besluit een maatregel opgelegd van 100% gedurende een maand. Verweerder is niet gebleken dat sprake is van dermate dringende redenen op grond waarvan de maatregel gematigd zou moeten worden of afgezien zou moeten worden van het opleggen van de maatregel.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder eiser had moeten horen voorafgaand aan het opleggen van de maatregel. Verder heeft hij gesteld dat hij de uitnodiging en ook het niet-thuis-bericht niet heeft ontvangen. Eiser woont in een voormalig centrum voor ouderen, waar ook veel studenten wonen. De brievenbussen zitten bij de hoofdingang en de post wordt vaak verkeerd aangeboden. Het gaat volgens eiser vaak mis. Als de brief eiser zou hebben bereikt, zou hij wel hebben meegewerkt. Uit het dossier blijkt volgens eiser onvoldoende dat de brief daadwerkelijk bij de brievenbus is aangeboden. Verweerder heeft derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de brief daadwerkelijk op het juiste adres en op de juiste wijze is aangeboden. Eiser beschikt ook niet over de instrumenten om verder aan te tonen dat hij post niet heeft ontvangen. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit geen stand kan houden, nu de rechtens noodzakelijke verwijtbaarheid ontbreekt.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Beoordeeld moet worden of verweerder terecht heeft gesteld dat eiser een verwijt kan worden gemaakt dat hij zonder bericht van verhindering niet is verschenen op de afspraak bij Salude op 28 juli 2020. Eiser kan alleen een verwijt worden gemaakt als hij op de hoogte was of had kunnen zijn van de afspraak. Uit het dossier blijkt dat de brief van Salude van 20 juli 2020 aangetekend is verzonden. De aangetekende brief kon niet worden uitgereikt aan eiser. Eiser betwist dat op zijn huisadres een afhaalbericht is achtergelaten om de aangetekende brief van Salude af te halen op het PostNL-punt.
4.2.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2532) volgt dat, indien een poststuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, onderzocht moet worden of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Wanneer PostNL bij de aanbieding van het poststuk niemand thuis aantreft en daarom een afhaalbericht achterlaat, komt het niet afhalen van dat poststuk bij het kantoor van PostNL voor rekening en risico van de belanghebbende. Stelt de belanghebbende geen afhaalbericht te hebben ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden getwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten.
4.3.
Uit de Track&Trace van PostNL blijkt dat PostNL geprobeerd heeft de brief te bezorgen op het adres van eiser. Vermeld wordt: “21 juli 12:33 Bezorgen lukte niet, zending gaat naar PostNL-punt”. Verder blijkt uit de Track&Trace dat de brief op 22 juli is afgeleverd op het PostNl-punt. Niet blijkt echter uit de Track&Trace dat de bezorger van PostNL een afhaalbericht op het adres van eiser heeft achtergelaten. Ook overigens blijkt dat niet uit het dossier. Eiser kon er daarom niet van op de hoogte zijn dat er een aangetekende brief voor hem lag op het PostNL-punt.
4.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het eiser niet kan worden verweten dat hij op 28 juli 2020 niet is verschenen bij Salude. Dit betekent dat verweerder ten onrechte de Pw-uitkering van eiser over de periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 augustus 2020 met 100% heeft verlaagd.
5. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiser in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op in totaal € 1.841,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting in bezwaar, met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.841,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.